Uncategorized

Superleeuwen en de zoektocht naar identiteit

In de recent verschenen docu Superleeuwen: Het Marokkaanse voetbalsprookje, gaat het wederom over het identiteitsvraagstuk (bij wie je hoort en de Nederlandse identiteit). Voor welk nationaal elftal kiest een speler? Hierover ontstond regelmatig ophef. Bij Ihattaren was het een discussiepunt en eerder stonden Ziyech en Boussatta voor een soortgelijk dilemma. Ook de eerdere ophef rondom Mesut Özil is tekenend voor deze discussie.

Politiek en voetbal kunnen om verschillende redenen niet losgekoppeld worden, bijvoorbeeld wanneer het gaat om loyaliteit en identiteit. Niet voor niets pleitte de Duitse AfD eerder al voor het verwijderen van Turkse spelers uit de Duitse selectie. De keuze voor het vaderland zou de integratie in de weg staan.

Als Nederland tegen Marokko speelt, ben je dan voor Nederland of Marokko? Een op het oog onschuldige vraag over de keuze tussen twee nationale voetbalelftallen die de degens kruisen. Nietsvermoedend probeerden velen antwoord op deze vraag te geven. Men had namelijk niet eerder het gevoel gehad te moeten kiezen tussen beide elftallen. Echter veranderde dit in aanloop naar de vriendschappelijke wedstrijd tussen Nederland en Marokko. Een wedstrijd die op 28 april 1999 werd afgewerkt in Arnhem.

De oefenwedstrijd eindigde in 1-2. Echter ging het achteraf niet zozeer over de overwinning van Marokko, maar hoofdzakelijk over de inbreng van Dries Boussatta. De eerste speler van Marokkaanse komaf die ervoor koos om voor het Nederlands elftal uit te komen. Hij werd gedurende de wedstrijd tussen Nederland en Marokko voortdurend uitgefloten. Hij zou volgens sommigen een ‘landverrader’ zijn.

Bijna twintig jaar later confronteerde hij in een uitzending van Andere Tijden Sport een aantal jongens die hem destijds uitfloten. Vooraleer hij in 1999 werd uitgefloten, werd hij door ‘autochtonen’ uitgejouwd bij zijn doorbraak.

Vervolgens werd hij na 11 september 2001 als moslim aangesproken. Het dilemma waar deze voetballer mee kampt(e) is een weerspiegeling van de identiteitscrisis waar veel moslimjongeren in Nederland mee worstelen.

Gevangen tussen twee of meer werelden. Het is geen nieuw fenomeen. Ook in de jaren 90 was dit zichtbaar. Op de basisschool kreeg men al de veelgehoorde opmerking toegeworpen: ‘je spreekt zo goed Nederlands’. Wanneer je moeder of zus in een pittoresk dorpje besloot om een ‘hoofddoek’ te dragen, werd je met argusogen bekeken. Je wordt gevraagd of je voor Marokko of Nederland bent. Enkele jaren later volgt 11 september 2001 en op 6 mei 2002 houdt de moslimgemeenschap in Nederland zijn hart vast.

Men hoopt dat het geen moslim is die Pim Fortuyn om het leven heeft gebracht. In hetzelfde jaar word je geconfronteerd met de 8-0 nederlaag die Saoedi-Arabië op het wereldkampioenschap voetbal leed tegen Duitsland. ‘Zie ik eruit als een Saoediër?’ is wellicht de eerste gedachte die in je opkomt, maar later ga je je oprecht afvragen waarom je als homogene groep wordt gezien. Er bestaan immers ook ‘westerse allochtonen’ die niet op identieke wijze worden bejegend.

De vraag was niet meer welk nationaal elftal je steunde, maar wat je van de aanslagen op 11 september 2001 vond. Moslims met baarden werden prompt in een adem met Osama Bin Laden genoemd. Derhalve is het niet verwonderlijk dat veel moslimjongeren na 11 september 2001 na begonnen te denken over hun eigen identiteit. Wie ben ik en waar hoor ik bij? In de jaren die volgden ging het steeds vaker over ‘de ander’.

Marokkaanse jongeren zouden een etnisch monopolie op straatoverlast hebben en verschillende delicten zouden het gevolg zijn van de ‘vreemde cultuur’. Hoewel deze trend na 9/11 tot wasdom kwam, bestonden er al veel eerder vooroordelen over verschillende bevolkingsgroepen. Hoewel je hier op jonge leeftijd niet altijd iets van merkte, groeide je op met idee dat je een 3-0 achterstand ongedaan moest maken. In de voetballerij is dit vaak een onmogelijke opgave. Weinig voetbalclubs slagen erin om een 3-0 achterstand om te buigen.

Van nieuwkomers werd ineens geëist dat zij een participatieverklaring ondertekenen en 40% van de Marokkaanse en Turkse Nederlanders, zou onbehagen voelen en zich steeds meer als moslim identificeren.

Des te meer reden voor verschillende politieke partijen om het debat rondom identiteitsvorming weer aan te zwengelen en het omarmen van de ‘Nederlandse’ waarden zelfs als voorwaarde te stellen om hier te mogen leven.

De roep om het Wilhelmus stond echter niet op zichzelf. Er werd een duidelijk signaal afgegeven. De waardeoriëntatie van de ‘ander’ zou haaks staan op de dominante norm in de samenleving. Als het namelijk enkel om het Wilhelmus zou gaan, zou de gemiddelde ‘autochtone’ Nederlander ook niet slagen voor de test. Werp eens een blik op de wedstrijden van het Nederlands elftal. Zelfs gelouterde routiniers kunnen nog steeds niet uit volle borst meezingen.

Wanneer iemand afwijkt van de dominante norm, wordt hem verweten niet voldoende geïntegreerd te zijn of een dreiging te vormen voor de Nederlandse identiteit. Een veel betere vraag zou zijn waarom de overheid er niet in slaagt een deel van de bevolking te overtuigen van de juistheid van verschillende kernwaarden. In plaats van overtuigen gaat men uit van dwang (verinnerlijken/aanpassen en loslaten).

Identiteit is het bewustzijn van de mens aangaande de realiteit van zijn wezen, welke hem als individu of groep onderscheidt van anderen. De vraag is echter op welke wijze men zich onderscheidt. De mensen verschillen niet van elkaar als het gaat om organische behoeften en instincten. Zo hebben zij bijvoorbeeld allen behoefte aan slaap, ervaren zij angst, honger,dorst en hebben ze de neiging tot voortplanting. Of zij nu blank, zwart, Europees, Afrikaans of Aziatisch zijn.

Waarin zij echter wel van elkaar verschillen is de wijze waarop zij hun organische behoeften en instincten bevredigen. Zo is het voor de een geoorloofd om varkensvlees te nuttigen en is het voor de ander verboden. Dit komt omdat de maatstaven die men hanteert verschillen. Voor de moslim bijvoorbeeld is dit de halal en haram, terwijl het voor een ander eigen belang of persoonlijke vrijheid is.

Bovendien bestaat er onder de mensen een onderscheid in kleur, etniciteit, geslacht, taal en land van herkomst. Vermaarde filosofen zoals Renan en Montesquieu stelden bijvoorbeeld dat het Europese ras superieur was, in navolging van Iblies (de duivel) die stelde dat hij beter dan Adam عليه السلام was, omdat hij uit vuur was geschapen en Adam عليه السلام uit klei.

Hij achtte zich dus beter dan een ander op basis van een natuurlijke onderscheiding, waar men geen invloed op heeft gehad. Islam is gekomen om onderscheid op basis van de geschapen natuurlijke aard of op basis van zaken waar men geen vat op heeft, teniet te doen en te veroordelen.

Zo rust er dus bijvoorbeeld een verbod op racisme en nationalisme. Zij maakt slechts onderscheid op basis van hetgeen de mensen zelf hebben verworven in de sfeer waarin zij zelf kunnen kiezen.

Dit geldt voor hun intellectuele capaciteit om tot de conclusie te komen dat er een Schepper schuilgaat achter de schepping, dat deze Schepper Allah is, dat Hij Boodschappers heeft gezonden en de Koran van Hem afkomstig is. Het enige onderscheid dat er wordt gemaakt tussen de mensen is de mate van Taqwa (in hoeverre je je conformeert aan de Goddelijke oordelen) en dit is een graadmeter die voor iedereen geldt, ongeacht of je blank, zwart of geel bent en of je man of vrouw bent. Identiteit is derhalve niet louter een naamkaartje of een papiertje waarop enkele persoonsgegevens staan, maar het gevolg van het bewustzijn van de realiteit van de mens en het doel van zijn bestaan. Voor de moslim betekent dit vanzelfsprekend dat hij vanwege zijn unieke levensvisie een identiteit aanneemt die daarbij past (islamitische identiteit).

Op bepaalde momenten probeer je te achterhalen of de ‘gastarbeiders’ dezelfde uitdagingen kenden. Kwamen zij daadwerkelijk in een gespreid bedje terecht nadat zij huis en haard verlieten? De verhalen van voormalige arbeidsmigranten varieerden van anekdotes inzake de pensions waar ze terechtkwamen, tot aan het tolerante Nederland onder leiding van kabinet-Den Uyl. Niet zelden verlangen ze terug naar die periode. Destijds stond het immigratiebeleid namelijk vooral in het teken van het behoud van de eigen culturele identiteit. Toch waren er ook toen wel degelijk onderlinge spanningen en twijfels over de toekomst van de gastarbeiders.

Denk bijvoorbeeld aan de gebeurtenissen in de Rotterdamse Afrikaanderwijk (in 1972), die volgens sommigen ook wel te boek staan als rassenrellen, terwijl anderen stellen dat het een reactie was op het beleid van de gemeente. Decennia later horen we dezelfde riedel: ‘Ze pikken onze huizen en banen in’. Maar ook de zorgen van verschillende politici hebben invloed gehad op de beleidsvoering.

Verschillende denkers en politici voorzagen in een vroeg stadium al dat de gastarbeiders zich blijvend in Nederland zouden vestigen. Echter werd het naoorlogse immigratiebeleid goeddeels gedreven door economische beweegredenen. Hoewel er gedurende de economische recessie in 1973 (als gevolg van de oliecrisis) sprake was van een zogenaamde wervingsstop en een grootschalige komst van arbeidsmigranten uitbleef, bleven er uiteindelijk arbeidsmigranten en gezinsleden in het kader van gezinshereniging binnenstromen. De gastarbeiders bleken geen tijdelijke gasten te zijn, maar stonden op het punt om hier een bestaan op te bouwen. Ook toen heerste er bij een deel van de bevolking onvrede. ‘Ze zouden onze banen inpikken’ en ‘onze vrouwen lastigvallen’. Frappant dat ruim veertig jaar later soortgelijke kreten hoorbaar zijn (onder meer testosteronbommen) wanneer het om het vluchtelingendebat gaat.

Er ontstond een dilemma. Beleidsmakers hadden het beleid namelijk afgestemd op een terugkeer van de arbeidsmigranten. Behoud van de eigen taal en cultuur stond centraal, zodat ze bij terugkeer niet hoefden te acclimatiseren. Een andere theorie is dat men hoopte dat de moslims vanzelf op zouden gaan in de dominante cultuu. Nochtans drong het besef door dat de arbeidsmigranten niet meer zouden terugkeren. Nederland voerde weliswaar een restrictief toelatingsbeleid, maar dit zorgde niet per se voor een immigratiestop. De toenemende werkloosheid in het land, trof deze groep het hardst.

Dit zou voor minder aansluiting met de ‘autochtonen’ zorgen en deze kwetsbare positie zou zijn weerslag kunnen hebben op de onderlinge verhoudingen. Deze ‘nieuwkomers’ zouden zich namelijk minder thuis kunnen voelen en zouden daarom op een positieve manier moeten worden opgenomen in de samenleving.
Het allochtonenbeleid dat eind jaren 80 de kop opstak, leek zich primair te focussen op arbeidsparticipatie en onderwijs.

In tegenstelling tot wat sommigen wellicht denken, is de term integratie geen nieuwe term, die gedurende het kabinet-Balkenende IV is geboren op het kantoor van Ella Vogelaar. De kern van het allochtonenbeleid bestond uit een pleidooi voor integratie. Hoewel men benadrukte dat integratie zeker geen culturele assimilatie hoefde te betekenen, was het een uitdaging om de ‘nieuwkomers’ in de samenleving op te nemen. Tot dusver had men namelijk de verwachting dat de arbeidsmigranten terug zouden keren naar het land van herkomst.

‘Vreemd’ gedrag zou men dan kunnen duiden door te verwijzen naar de culturele achtergrond van de arbeidsmigranten. De vraag is echter of er sprake was van wederkerigheid. De arbeidsmigranten werden namelijk niet binnengehaald als volwaardige burgers, maar als tijdelijke arbeidskrachten.

Nu stonden ze op het punt om zich in Nederland te vestigen, terwijl ze hun eigen tradities, taal, religie en gebruiken met zich meedroegen.
Niettemin leken ze zich staande te houden. Iemand als Hans Janmaat werd destijds door velen als paria weggezet. Deze politicus pleitte voor de afschaffing van de multiculturele samenleving en sprak zich uit tegen de immigratiestroom. Hij stond bekend om leuzen als ‘Vol= Vol’ en ‘Eigen Volk Eerst’.
Ongekend in die tijd zou je denken.

Heden ten dage schrikken we al lang niet meer van dergelijke uitspraken. Sterker nog, dergelijke geluiden lijken op steeds meer bijval te kunnen rekenen. Men zou kunnen beweren dat het om een enkeling gaat, maar wanneer dergelijke geluiden onder meer als gevolg van beleidsvoering kunnen gedijen, gaat het niet meer om een vreemde eend in de bijt. Voormalige arbeidsmigranten met een islamitische achtergrond, hebben het een en ander voor elkaar gekregen.

Ze hebben zich onder meer tomeloos ingezet voor de bouw van moskeeën en islamitische slagerijen. Ze hebben een waardevolle erfenis achtergelaten. Het zogenaamde integratiebeleid ging op een gegeven moment ook niet meer over arbeidsparticipatie, onderwijs en het tegengaan van discriminatie.

De nadruk lag op inburgering. Bekende denkers en politici stelden dat de multiculturele samenleving had gefaald. Jaren later werden deze woorden opnieuw herhaald. De multiculturele samenleving zou zijn mislukt. In de Verenigde Staten zou de multiculturele samenleving wel enigszins zijn geslaagd, omdat men zich daar wel loyaal opstelt en zich ‘first and foremost’ als Amerikaan identificeert. Oplossing: nog meer inzetten op inburgering, door meer aandacht te schenken aan de Nederlandse normen en waarden. Hier vallen twee zaken op. Er wordt getwijfeld aan de loyaliteit van een deel van de samenleving en ogenschijnlijk zou hun waardenstelsel niet stroken met de dominante opvattingen in de Nederlandse samenleving. Het ging nu niet meer over ‘allochtonen’, maar over moslims.

Na 9/11 spande Amerika de kroon met de zogenaamde Patriot Act. Deze draconische maatregel stuitte op veel verweer, omdat het gestoeld was op schuld door associatie. Wereldwijd werd moslims gevraagd wat ze van de aanslagen op 9/11 vonden, maar ook wat ze van Osama Bin Laden vonden en welk standpunt ze innamen toen Irak en Afghanistan werden binnengevallen.

De moord op Theo van Gogh fungeerde beleidsmatig als katalysator om gerichte maatregelen door te voeren. Het ging nu over weerbaarheid tegen radicalisering. Zelfs wanneer men geweld afwees, was dit onvoldoende. Democratie en westerse waarden zouden verinnerlijkt moeten worden. Het ging zelfs zover dat in een nota uit 2005 (Weerbaarheid tegen radicalisering van moslimjongeren), te kennen werd gegeven dat de zogenaamde radicale islam, simpelweg inhoudt dat men islam beschouwt als alomvattend zingevingskader in het bestaan.

Een uiterst zorgelijke tendens, omdat je hiermee afstevent op een gedachtenpolitie. Hoe onwerkelijk het ook klinkt, er zijn zelfs kliklijnen in het leven geroepen om ‘radicaal’ gedrag vroegtijdig te signaleren. Bovendien kunnen ‘haatimams’ uit visumplichtige landen worden geweerd, wanneer ze onwelgevallige meningen uiten. Een aanpak die tweeledig van aard is, zowel preventief als repressief. Er is zelfs sprake van een persoonsgerichte aanpak (PGA). Toen ik tijdens een bijeenkomst inzake radicalisering, een wetenschapper de vraag stelde over de gevaren van deze aanpak, omdat iedere moslim hiervoor in aanmerking zou kunnen komen, gaf hij toe dat er bij een dergelijke aanpak altijd een risico bestaat dat je onschuldige mensen zult krenken. Het gaat niet louter om de implementatie, maar om de visie die hierachter schuilt.

Moslims worden hiermee een veiligheidsvraagstuk. Ze worden opgedeeld in verschillende denominaties (orthodoxe moslims, radicale moslims, extremistische moslims). Ideeën die problematisch worden geacht, kunnen aan de ‘’extremisten’’ en ‘’radicalen’’ worden toegeschreven om zodoende de indruk te wekken dat deze ideeën niet breed gedragen worden of herziening behoeven. ‘We hebben een Hollandse islam nodig’, riep een minister ooit. De Franse premier Manuel Valls pleitte ooit voor een Franse variant van de islam. Het duurde niet lang vooraleer zijn pleidooi gestalte kreeg. Zo moest een halal-supermarkt in een Parijse buitenwijk verplicht alcohol en varkensvlees verkopen, anders zou sluiting volgen.
Er wordt steeds meer geschreven over islamitische hervormingen. Hieronder een aantal zaken die worden aangemoedigd of juist worden veroordeeld.

-Aanvaarden van de moderniteit. Denk aan uitspraken als ‘we moeten ons aanpassen aan de
heersende waarden en normen die gelden in het hier en nu’.
-De Koran en Hadith letterlijk nemen (in deze context betekent dit o.a. dat je de Goddelijke oordelen
als maatstaf hanteert in je leven)
-Geloven dat de uitspraken van de Profeet Mohammed (vrede zij met hem0 absoluut gevolgd
moeten worden
-Regels inzake het gebed en voeding strikt navolgen
-Niet-islamitische feestdagen niet vieren
-Moslimmeisjes aanmoedigen om een hoofddoek te dragen
-Weigeren om het andere geslacht de hand te schudden
-Een nieuwe lezing van de Koran (verzoening met de noden van de hedendaagse samenleving).
-Afstand nemen van een totalitair denkstelsel. Hiermee doelt men op uitspraken als ‘islam is de absolute waarheid’. Men tracht hiermee relativisme aan te moedigen.
-Het ter discussie stellen van islamitische bronteksten die aan zouden kunnen zetten tot polarisatie en gewelddadig extremisme. Een van de maatregelen die hierbij passen: aanpakken van zogenaamde ‘haatpredikers’ en ‘haatimams’ door hen bijvoorbeeld de toegang tot Nederland te ontzeggen.
-De islam beschouwen als een persoonlijk geloof, niet als een politieke of ideologische doctrine.
-Afwijzen van de sjari’a.
-Mensen verbinden door nationaal burgerschap en niet door de ‘beperkte’ religieuze achtergrond (een oemma).
-Afstand nemen van ‘het goede gebieden en het kwade verbieden’. Dit zou namelijk een vorm van sociale controle impliceren.
-Herzien van de islamitische bronteksten. De notie dat de Koran onveranderlijk is in twijfel trekken en waar nodig Koranverzen herzien, wanneer ze onverenigbaar zijn met onze moderne tijd.

De roep om een homogene samenleving is niets anders dan een pleidooi voor assimilatie. Men lijkt er niet in te slagen om een deel van de samenleving in te sluiten, zonder ideologische voorwaarden te scheppen. Aanpassen of opkrassen, lijkt steeds meer het devies. Diverse landen hebben ingezet op integratie. In het ene land met een fluwelen handschoen en in het andere land met een ijzeren vuist. Men zou kunnen stellen dat de moslims zich onvoldoende hebben aangepast, maar je kunt je ook afvragen wat het zegt wanneer moderne natiestaten er niet in slagen om verschillende bevolkingsgroepen op te nemen in de samenleving, zonder dat ze gedwongen worden om te assimileren. Wanneer men het gevoel krijgt dat er sprake is van stelselmatige uitsluiting en dat er met twee maten wordt gemeten, zal dit alleen maar voor spanningen zorgen.

Mensen verschillen nu eenmaal van elkaar. Ik heb het daarom altijd erg kortzichtig gevonden om de mate van goedheid en het aanpassingsvermogen af te laten hangen van de vraag of je jezelf wel of niet als Nederlander ziet. Vooral wanneer dit betekent dat je pas echt bij het illustere rijtje hoort, als je voldoet aan een aantal opgedrongen voorwaarden.

We horen regelmatig dat moslims met hun rug naar de samenleving staan en dat er geen plek is voor de islam in Nederland.

Dat de moslims zich onderscheiden van anderen, is een onontkoombaar feit, simpelweg omdat de manier van denken over verschillende vraagstukken en de beoordeling van dingen, voortvloeit uit een specifieke levensvisie. In plaats van deze groep te dwingen om op een bepaalde manier te denken, zouden we het debat met elkaar aan moeten gaan over de verschillende levensbeschouwingen die er bestaan.

Dit begint bij de constatering dat we van elkaar verschillen. In het verharde klimaat waarin we leven, is het niet altijd even makkelijk om je principieel op te stellen. Vooral niet wanneer het gaat om standpunten die indruisen tegen de dominante opvattingen in de samenleving. Echter is vastberadenheid sinds jaar en dag een belangrijke eigenschap.

Hiermee dwing je soms zelfs respect af van tegenhangers. Profeten werden door deze eigenschap gekenmerkt en talloze activisten worden tot op de dag van vandaag geroemd om hun standvastigheid. We zouden ons dus niet moeten schamen voor onze religie, noch onszelf moeten isoleren. Interactie met de samenleving is vereist.

Onze klasgenoten, collega’s en buren worden aan de lopende band geconfronteerd met overwegend negatieve berichtgeving, wanneer het over de islam en moslims gaat. Daarom is er voor ons een belangrijke taak weggelegd om eventuele misvattingen weg te nemen en islam op de beste wijze te presenteren. Wanneer wij ons staande weten te houden en onze islamitische identiteit waarborgen, zullen de komende generaties hier de vruchten van plukken.

Back to top button