De discussie rondom religieuze symbolen binnen het politiekorps, wordt al jaren gevoerd. Dilan Yeşilgöz, minister van Justitie en Veiligheid, geeft nu gehoor aan een aangenomen motie van PVV-Kamerlid Lilian Helder. Zij pleitte voor het waarborgen van de neutraliteit van het politieuniform.
Volgens de minister van Veiligheid en Justitie heeft deze maatregel niets van doen met discriminatie en is iemand met een ‘hoofddoek’ welkom bij de politie maar op andere plekken (waar men niet in contact staat met de burgers en geen uniform draagt).
PVV-ķamerlid Lilian Helder is in haar nopjes. Ze is blij dat het nu eindelijk wettelijk wordt vastgelegd. Ook de politievakbond BOA ACP is blij met het besluit en hoopt dat het ook voor boa’s gaat gelden. Toch klinkt er ook kritiek. Tegenhangers van het besluit stellen dat neutraliteit niets met kledingvoorschriften te maken heeft. Het College voor de Rechten van de Mens riep de minister van Justitie en Veiligheid vorig jaar al op om neutraliteit en onpartijdigheid te toetsen aan de hand van gedrag en handelingen en niet op basis van het dragen van religieuze kleding of religieuze symbolen.
“De aanname dat mensen die zichtbaar religieus zijn hun functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen is stigmatiserend en bovendien niet effectief.”
Uiteraard voldoet het politieuniform niet aan de islamitische kledingvoorschriften maar in de discussie die binnen het politieke domein gevoerd wordt, gaat het niet zozeer om het islamitisch oordeel met betrekking tot het werken als politieagent en het politieuniform maar om de zogeheten neutraliteit. Dit ‘argument’ wordt bij meerdere vraagstukken ter sprake gebracht. In deze context wordt de ‘hoofddoek’ als religieuze uiting geduid en wordt verondersteld dat de neutraliteit hiermee in het geding komt.
Neutraliteit gaat over de dienstverlening. Dat iemand onpartijdig is en niet discrimineert op dit vlak. Neutraliteit in deze context, is een criterium welke zich beperkt tot de professionele relatie tussen de dienstverlener en de burger.
Als de religieuze overtuiging van de dienstverlener een struikelblok vormt, gaat het dus niet uitsluitend om de professionele relatie tussen de dienstverlener en de burger, maar zegt men eigenlijk dat het niet voldoende is dat je je professioneel opstelt maar dat je moet voldoen aan ‘neutrale’ kledingvoorschriften.
Frappant, gezien deze zienswijze ingegeven wordt door laïcistische/seculiere principes en dus helemaal niet neutraal is. De discussie gaat derhalve voornamelijk om de rol van religie (islam) in de publieke ruimte en in hoeverre hier ruimte voor is. Deze discussie past in hetzelfde rijtje als het gedeeltelijk verbod op gezichtsbedekkende kleding en het hoofddoekverbod dat in verschillende landen reeds ingevoerd is.
Secularisme gaat niet enkel over de scheiding van kerk en staat. Het gaat over de rol van de staat in het bepalen wat religie is, wat het niet is en waar en hoe het uitgevoerd mag worden.