Uncategorized

Is het Westen beïnvloed door de islamitische beschaving en cultuur?

Heeft het Westen geprofiteerd van de islam tijdens zijn opkomst? Hebben moslims met hun beschaving en cultuur invloed gehad op het Westen? Was de Europese Verlichting het gevolg van de invloed van het islamitisch denken in Europa? Dit zijn vragen die door verschillende onderzoekers, historici en filosofen zijn besproken (zowel door moslims als niet-moslims). De antwoorden waren verschillend en tegenstrijdig. Sommigen ontkennen de rol van de islam als beschaving en cultuur. Zij ontkennen de invloed van moslims op de intellectuele beweging in het Westen tijdens de Renaissance, de Reformatie en de Verlichting. Anderen zijn van mening dat de islamitische beschaving en cultuur een invloed hebben gehad op het westerse denken en dat de prestaties en verworvenheden van het Westen zijn voortgekomen uit de islam en de inspanningen van de moslims.

Claude Delmas zei in zijn boek “La Civilisation Européenne”: “Volgens de heersende mening – die in feite overeenkomt met de waarheid – is de Europese beschaving het erfgoed van de Grieken, de Romeinen en de Joden. Waar dient Europa de Grieken voor te bedanken? Voor concepten en krachtlijnen met betrekking tot het begrip van de mens en de samenleving. En waar dient Europa de Romeinen voor te bedanken? Voor politieke en juridische ideeën. Ook al heeft het Romeinse Rijk Europa niet gemaakt, het heeft het voorbereid. En waar dient Europa het christendom voor te bedanken? Voor de geest en essentie van de beschaving.” De Franse filosoof Philippe Nemo bevestigt dit in zijn boek “Qu’est-ce que l’Occident?” en stelt dat het wetenschappelijke westerse denken niet wezenlijk is beïnvloed door de islamitische wereld. Rodney Stark beweert in zijn boek “How the West Won” dat het idee van de wetenschappelijke superioriteit van moslims in de middeleeuwen slechts een illusie en mythe is. Dit standpunt en deze ontkenning werden ook bevestigd door Montgomery Watt in zijn boek “The Influence of Islam on Medieval Europe” toen hij zei: “Wij Europeanen weigeren te erkennen dat we de islamitische beschaving aan onze zijde hebben, en we neigen soms naar het bagatelliseren van de waarde en het belang van de islamitische invloed op ons erfgoed, en negeren deze invloed soms volledig.”

We zijn niet van plan om in dit artikel het juiste standpunt uiteen te zetten, maar pogen om enkele concepten die verband houden met de begrippen beschaving, cultuur, civilisatie en wetenschap, uiteen te zetten. Er is namelijk verwarring ontstaan over het gebruik hiervan. Dit heeft verwarring veroorzaakt in het onderzoek naar de invloed van moslims en de islam op het westerse denken. Het onderzoek naar invloed op het denken vereist een grondige bespreking van ideeën, concepten en kennis, omdat deze elementen invloed hebben op het denken. Het volstaat om woordenboeken van vreemde talen te raadplegen, waarin de onderzoeker een reeks woorden van Arabische oorsprong zal vinden die duidelijk wijzen op de invloed van de islamitische beschaving op het Westen, zoals bijvoorbeeld: katoen (قطن), canapé (الكنبة أو الأريكة), suiker (السكر), magazijn (مخزن) en alcohol (كحول). We beperken ons onderzoek tot beschaving, cultuur en wetenschap.

Will Durant zegt in zijn boek “The Story of Civilization”: “Beschaving is een sociaal systeem dat de mens in staat stelt zijn culturele productie te vergroten, en dat bestaat uit vier elementen: economische hulpbronnen, politieke systemen, ethische tradities, en de voortzetting van wetenschap en kunst, en het begint waar onrust en angst eindigen.” Edward Tylor zegt in zijn “Dictionary of Anthropology”: “Cultuur of beschaving, als we het in zijn algemeen etnografische betekenis noemen, is een complex geheel dat kennis, geloof, kunst, ethiek, recht, tradities en andere capaciteiten en gewoonten omvat die de mens heeft verworven als lid van een bepaalde samenleving.” UNESCO heeft op basis van Taylor’s definitie en in de Verklaring van Mexico uit 1982 het volgende verklaard: “Cultuur, in haar brede betekenis, kan worden beschouwd als alle spirituele, materiële, intellectuele en emotionele kenmerken die een bepaalde samenleving of sociale groep onderscheiden, en het omvat kunst, literatuur, levenswijze, evenals de fundamentele rechten van de mens, waardensystemen, tradities en overtuigingen.”

Deze voorbeelden tonen de verwarring in termen en concepten aan. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen het verwerven van kennis, denken, overtuigingen, wetten, industrieën en bestuursstijlen. Alles wordt zonder enige onderscheid in de categorie van beschaving of cultuur geplaatst. Dit komt niet overeen met de realiteit van de westerse beschaving en de historische feiten die de huidige waargenomen realiteit van het Westen aantonen, namelijk het gebrek aan invloed van de islamitische beschaving. Dit is niet eens in geringe mate aanwezig. Veeleer het tegenovergestelde, namelijk de afwijzing en bestrijding ervan, zowel in de klassieke en moderne geschiedenis.

Beschaving omvat alle ideeën over het leven, inclusief geloof – dat de basis vormt – en alle kwesties die daarmee verband houden of eruit voortkomen, zoals kwesties die bevestiging vereisen. Het omvat ook systemen die voortkomen uit het geloof en verschillende aspecten van het leven regelen, zoals het regeerstelsel, economie, samenleving en sociale kwesties. Evenals de manier waarop het basisidee (islam) wordt uitgedragen, beschermd en geïmplementeerd. Het omvat ook de visie op het leven (en het doel ervan), de maatstaf van handelingen (en het doel ervan) en de beoogde waarden. Als we deze betekenis van beschaving hanteren, dan is het onwaarschijnlijk dat het Westen is beïnvloed door de islamitische beschaving.

De islamitische beschaving is gebaseerd op een spiritueel fundament, namelijk het geloof dat er geen God is (die het recht heeft aanbeden te worden) behalve Allah en dat Mohammed (vrede zij met hem) zijn Dienaar en Boodschapper is. Het leven is volgens de islamitische beschaving gebaseerd op het samensmelten van materie en geest, waarbij de daden van de mens in het leven worden geleid door de geboden en verboden van Allah. Daarom is de maatstaf van handelingen in de islam de halal (toegestaan) en haram (verboden), omdat het doel de tevredenheid van Allah is en geluk het bereiken van Zijn tevredenheid is. Dit alles staat in schril contrast met de westerse beschaving. De westerse beschaving is gebaseerd op secularisme. Het leven draait om utiliteit en waarden zoals materialisme en nut.

Gustave Le Bon schreef hierover in zijn boek “Beschaving van de Arabieren”. Hij zei: “Wat betreft hun religieuze invloed op het Westen, deze is nihil, en je ziet hun beperkte artistieke en taalkundige invloed, maar hun wetenschappelijke, literaire en morele invloed is groot.” Als de religieuze invloed van de islam nihil is in het Westen, duidt dit erop dat het Westen niet is beïnvloed door de islamitische beschaving, hoewel het heeft geprofiteerd van de cultuur en wetenschap. De islamitische beschaving is een religieuze beschaving, waarvan alle concepten over het leven voortkomen uit een religieus geloof en erop zijn gebaseerd. Daarom is het onmogelijk om te spreken over de culturele invloed van de islam op het Westen, zonder te spreken over de wortels ervan. Het Westen heeft niet de administratieve, financiële en juridische regels en voorschriften overgenomen van de moslims, gebaseerd op hun islamitische geloof en levensvisie.

Echter is de overname hiervan gebaseerd op eigenbelang (eigen utilitaire perspectief). De administratieve methoden en de methoden voor regulering werden destijds om pragmatische redenen overgenomen vanwege de eigen beperkingen op wetgevend en principieel vlak. Dit kan worden beschouwd als culturele invloed van de moslims en islam. Daarom is het niet waarschijnlijk dat het Westen wordt beïnvloed door de islamitische beschaving, dat wil zeggen door islamitische concepten (over het leven). Maar er kan wel gesproken worden over beïnvloeding of profiteren van islamitische kennis, oftewel van cultuur en wetenschap.

Cultuur is de kennis die wordt verkregen door middel van informatie, ontvangst en deductie, zoals geschiedenis, taal, filosofie en jurisprudentie. Elke natie heeft haar eigen cultuur: er is een islamitische cultuur en er is een westerse cultuur. De cultuur van een bepaalde natie verwijst naar de kennis waarbij haar overtuigingen een rol hebben gespeeld in haar onderzoek. Met de term ‘islamitische cultuur’ bedoelen we de verzameling van kennis waarbij de islamitische overtuiging een rol heeft gespeeld, hetzij door de islamitische overtuiging te onderzoeken, zoals de eenheid van God of wat bekendstaat als “kalaam” of “usul al-din”, of door te bouwen op de islamitische overtuiging, zoals jurisprudentie en hadieth. Of door het begrip van de voorschriften die voortvloeien uit de islamitische overtuiging, zoals de kennis die vereist is voor idjtihaad (die bijvoorbeeld betrekking heeft op de Arabische taal).

De westerse cultuur daarentegen, verwijst naar de kennis waarbij het seculiere gedachtegoed een rol heeft gespeeld, zoals sociologie, politieke wetenschappen en psychologie. In het sociologisch woordenboek staat: “Historisch gezien is sociologie (sociale wetenschap) een product van de moderniteit, waarvan de opkomst geworteld is in het rationele project van de Verlichting, dat streeft naar het vervangen van religie door wetenschap in alle domeinen.”

Wat betreft wetenschap, het is ook kennis, maar het wordt verkregen door observatie, experiment en conclusie, zoals natuurwetenschap, scheikunde en andere experimentele wetenschappen. Deze kennis is niet beperkt tot een bepaalde natie; in de zin dat het van anderen kan worden overgenomen, zoals al eeuwenlang gebeurt. Wiskunde valt ook onder wetenschap, hoewel het niet-experimenteel is, maar het wordt beschouwd als een essentieel aspect van wetenschap in termen van universaliteit en hangt samen met sommige experimentele wetenschappen zoals natuurkunde, waardoor sommigen het beschouwen als “de taal van de wetenschap” of “het noodzakelijke hulpmiddel voor elke wetenschap”.

Wat betreft kennis op cultureel en wetenschappelijk gebied, heeft het Westen tijdens zijn donkere middeleeuwen en de Renaissance zoveel mogelijk kennis opgedaan van de moslims, voor zover dit mogelijk was. Dit gebeurde door middel van direct contact met moslims in Al-Andalus, Sicilië en de Levant, of door te studeren in moslimlanden zoals de universiteiten van Córdoba, Sevilla, Málaga en Granada in Al-Andalus. Deze universiteiten werden niet alleen bezocht door moslims, maar ook door niet-moslimstudenten uit verschillende delen van christelijk Europa. Zij bestudeerden hier islamitische wetenschap en cultuur, waaronder literatuur, sjaria en fiqh (jurisprudentie).

Daarnaast was er sprake van kennisoverdracht via vertaalde boeken, zoals boeken over rekenkunde door al-Khwarizmi en al-Biruni, boeken over astronomie door al-Farghani, Abu Ma’shar, al-Battani en al-Zarqali, en boeken over scheikunde, geneeskunde, farmacie en chirurgie door Ibn al-Jazzar, al-Razi, Ibn Hayyan, Ibn al-Baytar, Ibn Sina en al-Zahrawi. Verder waren er boeken over wiskunde, optica en natuurkunde door Ibn al-Haytham, kaarten en geografie door al-Idrisi, plantkunde door Ibn al-‘Awwam, en boeken over wapenproductie, buskruit en explosieven door Hasan al-Rammah. Ook waren er boeken over filosofie, van de hand van al-Ghazali, al-Kindi, Ibn Sina, al-Farabi, Ibn Rushd en anderen, evenals boeken over kalaam en fiqh.

De invloed van de moslims op het Westen (op wetenschappelijk gebied), kan worden geïllustreerd met het voorbeeld van Roger Bacon (geboren in de 13e eeuw). Hij wordt beschouwd als een pionier in de empirische en wetenschappelijke benadering in het Westen, en wordt gezien als degene die de term “Scientia Experimentalis” heeft geïntroduceerd en het belang van experimenten als kennismethodologie heeft benadrukt. Het feit is echter dat hij deze methodologie heeft overgenomen van moslims. Onderzoek van westerse geleerden hebben aangetoond dat Bacon zijn wetenschappelijke methodologie heeft ontleend aan moslims.

Bertrand Russell zei in zijn boek “A History of Western Philosophy”: “Hij lijkt oprecht wanneer hij zegt dat er geen bezwaar is tegen het verkrijgen van kennis van ongelovigen, en hij haalt veel aan van Al-Farabi naast zijn verwijzingen naar Ibn Sina, Ibn Rushd, Abu Ma’shar en anderen.” Hij zei ook in zijn boek “The Scientific Outlook”: “De Arabieren hebben de beschavingstradities door de donkere middeleeuwen gedragen, en aan hen hebben sommige christenen, zoals Roger Bacon, hun wetenschappelijke kennis te danken, die beschikbaar werd gesteld in de laatste fase van de middeleeuwen.”

Carl Prantl zei in zijn boek “Geschichte der Logik”: “Hij heeft alle resultaten van de natuurwetenschappen overgenomen die aan de Arabieren werden toegeschreven.” Robert Briffault bevestigt deze feiten in zijn boek “The Making of Humanity”: “Noch Roger Bacon, noch zijn opvolger Francis Bacon verdienen de eer voor het introduceren van de empirische methode. Roger Bacon was slechts een boodschapper van de wetenschappen van moslims en hun methodologie naar christelijk Europa. Hij was nooit te beroerd om te verkondigen dat kennis van de Arabische taal en de wetenschappen van moslims de enige weg waren naar ware kennis voor zijn tijdgenoten.”

De invloed van de filosofische boeken van moslims op het Westen was tweeledig. Ten eerste was er de wetenschappelijke kant, omdat de filosofie in die tijd vermengd was met wetenschap. Veel van de filosofen waar het Westen kennis van nam, zoals Al-Kindi, Ibn Sina, Al-Farabi en Ibn Rushd waren ook bezig met wetenschappen zoals geneeskunde, chemie en andere vakgebieden. Ze brachten niet alleen de filosofische werken van de Grieken over, maar ook de wetenschappelijke werken van de Grieken die ze vermengden met hun eigen uitleg en opinies.

Beïnvloed worden door deze wetenschappelijke kant van de filosofische boeken, valt onder de wetenschappelijke invloed van moslims en niet zozeer onder de filosofische of intellectuele invloed. Dit blijkt uit het feit dat sommige westerse geleerden die deze filosofische werken van de moslimgeleerden hebben bestudeerd, niet zozeer beïnvloed werden door hun filosofie of intellectuele benadering of methodologie in het behandelen van metafysische kwesties, maar eerder door hun wetenschappelijke kennis en methodologie. Voorbeelden hiervan zijn Adelard van Bath, Albertus Magnus, Roger Bacon en anderen.

Ten tweede; wat betreft de filosofische en intellectuele kant, zijn er ook twee aspecten die nadere uitleg vereisen. Het eerste aspect heeft te maken met kennis zelf, namelijk filosofie en haar onderwerpen, vooral de boeken van Ibn Rushd. Bertrand Russell zei hierover in zijn boek “A History of Western Philosophy”: “Het is belangrijker in de christelijke filosofie dan in de islamitische filosofie… en zijn invloed in Europa was zeer groot…”. Deze filosofische kennis kan niet worden beschouwd als islamitische kennis, maar eerder als pure Griekse kennis. Ibn Rushd presenteerde Aristoteles’ filosofie aan het Westen, die geen verband houdt met de islam, hoewel hij het vermengde met enkele van zijn eigen specifieke ideeën die beïnvloed kunnen zijn door zijn islamitische achtergrond of zijn discussies met de moetakallimoen.

De Latijnse Averroïstische school die in de middeleeuwen vooral in Parijs beroemd was, was een zuivere aristotelische filosofische school. Deze filosofische school werd echter aan Ibn Rushd toegeschreven omdat hij werd beschouwd als de grootste commentator van Aristoteles en degene die hem het beste begreep, dus moest men letterlijk nemen wat hij zei. Desondanks was de kerk zeer terughoudend in het aanvaarden van de filosofie van Ibn Rushd, vanwege de verdenking van islamitische invloed. Daarom werd het verboden en veroordeeld door verschillende besluiten, waaronder het besluit van de bisschop van Parijs, Etienne Tempier, op 10 december 1270.

Het tweede aspect heeft te maken met de epistemologische methode. Ibn Rushd introduceerde het Westen niet tot Aristoteles, omdat Aristoteles al eeuwenlang bekend was. Wat hij wel deed was zijn filosofie presenteren op basis van de logische methode, vermengd met zijn eigen commentaren en begrip, in een nieuwe vorm die bekendstaat als de reconciliërende vorm. Een vorm die tegenstellingen tussen filosofie en religie of tussen rede en openbaring wegnam. Deze kwestie van de relatie tussen rede en openbaring is een prominent onderwerp in de islamitische cultuur. De moetakallimoen en filosofen hadden verschillende meningen en benaderingen, maar ze erkenden allemaal het belang van de rede en haar cognitieve rol. Ibn Rushd bracht dit hele onderzoek in zijn geheel over via zijn commentaren op Aristoteles naar het Westen, wat hen in verwarring bracht en een aardbeving veroorzaakte in hun bestaande kennisstructuur (12e/13e eeuw). Deze was volledig gebaseerd op de Bijbel en de commentaren daarop, die beïnvloed waren door het platonisme volgens de structuur van Augustinus, met als beroemde uitspraak: “Ik geloof om te begrijpen” (Credo ut intelligas).

Na een lange discussie en heftige strijd, slaagde Thomas van Aquino (1274 n.Chr.) erin om op een manier de kerk te verzoenen die ze bijzonder geniaal vonden, namelijk het verenigen van de filosofische rede en de christelijke openbaring. Zijn genialiteit was slechts het proces van het overnemen van een methode van de moslims. Ernest Renan zei in zijn boek “Ibn Rushd en het Averroïsme”: “Net zoals Albertus Magnus schatplichtig was aan Avicenna in alles, zo is de heilige Thomas als filosoof, schatplichtig aan Ibn Rushd in bijna alles. Er kan geen twijfel over bestaan dat een van de belangrijkste invloeden die hij van hem heeft overgenomen, te vinden is in de vorm van zijn filosofische werken.”

Toch heeft Aquino niet alleen Aristoteles’ logica als intellectuele methode aangenomen om de kennis van de kerk en haar geloofsleer te onderbouwen, maar heeft hij ook Aristoteles’ filosofie aangenomen, soms zoals het is en soms zoals het wordt geïnterpreteerd na verwijdering van de invloeden van het Averroïsme. Hij beweerde dat het niet in strijd was met de kerkelijke geloofsleer en kennis. Er werd zelfs gezegd dat hij “Aristoteles verdedigde”. De kerk heeft deze Thomistische synthese aangenomen en probeerde mensen te overtuigen met beloningen en soms met dreigementen. Omdat de geloofsleer en de metafysische kennis van de kerk op zichzelf niet compatibel waren met wetenschap en rede, keerden de westerse denkers zich ervan af en negeerden ze de christelijke filosofie. Ze vertrouwden op wetenschap en rede als cognitieve methoden die via de moslims het westerse gedachtegoed waren binnengedrongen.

James Burke zegt in zijn boek “The Day the Universe Changed”: “Met de komst van de Griekse en Arabische wetenschap in Noord-Europa in de twaalfde eeuw, met daarin het logische denken in de werken van Aristoteles, die door islamitische bronnen van vernietiging werden gered, viel het paradigma waarin het menselijk leven minstens zevenhonderd jaar had gezeten in elkaar… En nadat de mens placht te zeggen, zoals St. Augustine zei: ‘Ik geloof, zodat ik begrijp’, begon hij te zeggen: ‘Ik begrijp, zodat ik geloof’. De nieuwe vaardigheden in de logische analyse van de juridische teksten leidden tot een rationeel denkproces dat de natuur onderzocht en verkende… En honderd jaar na deze gebeurtenis veranderde nog een andere Arabische geleerde het gezicht van Europa, toen zijn theorieën in de optica opnieuw werden ontdekt. Toscanelli uit Florence bracht de theorieën van de Arabische geleerde Al Hassan ibn al-Haitham naar voren en introduceerde perspectiefgeometrie bij de denkers.

De theorieën van de Arabische geleerde Al Hassan ibn al-Haitham introduceerden perspectiefgeometrie bij de denkers van de geesteswetenschappen (aan het begin van de Renaissance) en maakten zo de weg vrij voor hen om zich los te rukken van Aristoteles. De 17e eeuw, die bekendstaat als het tijdperk van de rede, was het tijdperk van methodisch cognitief onderzoek in het Westen; na het verlaten van de theologische benadering. In deze eeuw ontstond er een strijd tussen twee methoden: de rede, vertegenwoordigd door de visie van Descartes, en de experimentele wetenschap, vertegenwoordigd door de visie van Bacon. Uit deze twee methoden ontstond de westerse Verlichting.

Na deze uitleg kan worden gezegd dat de invloed van de moslims in het Westen voornamelijk ligt in het fundamentele aspect van de cognitieve methodologie (vóór de kennis zelf). Met andere woorden, het Westen leerde van de moslims hoe ze moesten denken, en door middel van hun onderzoek en ideeën werden ze zich bewust van de wetenschappelijke en intellectuele methodologie bij onderzoek en kennis. Ze maakten gebruik van de wetenschap van de moslims, profiteerden van hun cultuur en ontwikkelden zo een eigen methode die leidde tot principes, beschaving en een unieke cultuur.

Back to top button