FiqhIslamitische wetenschappenUncategorized

Imaam Ibn Khaldoen over de Islamitische Staat Al Khilafah

In het jaar 772 Hidjri, 1377 naar christelijke jaartelling, veranderde de Islamitische geleerde en intellectueel Aboe Zayd ‘Abdoer Rahman bin Mohammed bin Khaldoen Al Hadrami (732 – 808 Hidjri, 1332 – 1406 naar christelijke jaartelling) de wereld middels de publicatie zijn boek Al Moeqaddima. Al Moeqaddima is eigenlijk een boek over universele geschiedenis waarin Ibn Khaldoen middels historische analyse de redenen voor de opkomst en ondergang van beschavingen en dynastieën probeert te achterhalen. Al Moeqaddima al een uniek werk omdat het het eerste boek in de geschiedenis van de mensheid is dat een dergelijke onderwerp behandelt.

Maar als onderdeel van zijn historische analyse behandelt Ibn Khaldoen ook vele andere onderwerpen. Sommigen van deze onderwerpen waren in de geschiedenis van de mens reeds eerder behandeld maar bij dezen introduceerde Ibn Khaldoen nieuwe ziens- of onderzoekswijze die uit zouden groeien tot de international standaard. Een voorbeeld hiervan is de introductie door Ibn Khaldoen van de wetenschappelijke methode in het bereik van de geschiedschrijving. Binnen de economische wetenschap besprak Ibn Khaldoen als eerste fundamentele onderwerpen zoals de theorie van waarde, de theorie van economische groei en de theorie betreffende belastingopbrengsten. Ibn Khaldoen behandelde verder onderwerpen binnen de sociale wetenschappen die voor hem nooit eerder door de mensen bestudeerd waren, zoals sociologie, antropologie en politieke wetenschappen. Vanwege Al Moeqaddima is Ibn Khaldoen daarom de “vader van de sociale wetenschappen”.

Ibn Khaldoen, geboren in Tunis in een familie van nobelen die uit Islamitisch Spanje Al Andaloes was gevlucht na de Reconquista, was verder bekend als geleerde op het gebied van de wiskunde, astronomie, biologie, chemie en militaire strategie. Ibn Khaldoen was tevens een geleerde in alle bereiken van de Islamitische cultuur, zoals Oesoel oel Fiqh, Fiqh, ‘Ilm oel Hadith en Tafsier al Koran.

Bij de foto: Het standbeeld van ibn Khaldoen in zijn geboortestad Tunis

In Al Moeqaddima behandelt Ibn Khaldoen het concept Al Khilafa zowel als een onderwerp van Fiqh (Islamitisch recht) als vanuit een intellectueel / filosofisch perspectief. Met andere woorden, in Al Moeqaddima beargumenteert Ibn Khaldoen zowel de wetgeeflijke plicht op de moslims om ervoor te zorgen dat Al Khilafa bestaat en de praktische noodzaak voor het bestaan van Al Khilafa. Het nu volgende is een Nederlandse vertaling van de passages van Al Moeqaddima die Al Khilafa behandelen.

Hoofdstuk 3, paragraaf 23, “De betekenis van Kalifaat en Imaamaat”

Aangezien de echte betekenis van “koninklijke autoriteit” [1] is dat het een vorm is van de organisatie die noodzakelijk is voor de mensheid. (De koninklijke autoriteit) vereist superioriteit en dwang, welken de wraakzuchtigheid en beestachtigheid van de menselijke natuur uiten. De beslissingen van de heerser zullen daarom, als een regel, afwijken van hetgeen correct is. Ze zullen schadelijk zijn voor de aardse aangelegenheden van de mensen onder zijn bewind, aangezien, wederom als een regel, hij hen dwingt om zijn eigen intenties en verlangens ten uitvoer te brengen. Wat hun capaciteiten te boven kan gaan. De situatie zal verschillend zijn afhankelijk van de verschillen in intenties die gevonden kunnen worden in de verschillende generaties. Maar dit is de reden dat het moeilijk is om gehoorzaam te zijn (tegenover de heerser). Ongehoorzaamheid openbaart zichzelf (dan) en leidt tot moeilijkheden en bloedvergieten.
Het is daarom noodzakelijk om te kunnen verwijzen naar een verordende politieke norm die wordt geaccepteerd door de massa en aan wiens wetten zij zich onderwerpen. De Perzen en andere naties kenden een dergelijke norm. De dynastie die niet een beleid heeft dat op dergelijke normen gebaseerd is kan onmogelijk slagen in het vestigen van de superioriteit van haar heerschappij.

“Dit is ook de handelwijze van Allah met hen die vóórdien zijn heengegaan” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Ahzaab 33, vers 38)

Als deze normen verordend zijn door de intelligente en leidende persoonlijkheden en de meest scherpe geesten van de dynastie, dan zal een politieke (institutie) op verstandelijke basis het resultaat zijn. Als zij (de normen) verordend zijn door Allah (swt) middels een wetgever die hen vestigt als Goddelijke Wetten, dan zal het resultaat een politieke (institutie) zijn op religieuze basis, welke waardevol zal zijn zowel voor dit leven als het leven in de volgende (komende) wereld.

Dit is daar het doel van de mensen niet enkel hun aardse welzijn is. Deze ganse aarde is nietszeggend en zinloos. Het eindigt in de dood en vernietiging. Allah (swt) zegt:

“Dacht gij, dat Wij u tevergeefs schiepen” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Moe’uminoen 23, vers 115).

Het doel van de mensheid is hun religie, wat hen naar gelukzaligheid in het andere leven zal leiden.

“Het pad van Allah, aan Wie hetgeen in de hemelen en op aarde is, toebehoort. Ziet toe, tot Allah is de terugkeer van alle dingen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Asj Sjoera 42, vers 53)

Religieuze wetten hebben daarom als hun doel om ervoor te zorgen dat (door de mensen) een dergelijk pad gevolgd wordt in al hun relaties met Allah (swt) en hun medemensen. Deze (situatie) is ook van toepassing op de Koninklijke autoriteit, welke natuurlijk is in de menselijke sociale organisatie. (De religieuze wetten) leiden deze volgens het pad van de religie, zodat alles onder de supervisie van de religieuze wetten zal zijn. Alles (dat de Koninklijke autoriteit doet) op basis van dwang, superioriteit, of het vrijlaten van wraakzucht, is tirannie en onrecht wordt verwerpelijk geacht door de religieuze wet. Net zoals het verwerpelijk wordt geacht door de vereisten voor politieke wijsheid. Net zo is alles dat gedaan wordt op basis van het dictaat van de beleidsoverwegingen of de politieke beslissingen, zonder supervisie door de religieuze wet, verwerpelijk. Want het mist visie en het Goddelijke Licht.

“En hij, wie Allah geen licht geeft, voor hem is er geen licht.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 40)

De Wetgever [2] weet betreffende de aangelegenheden van de andere wereld, die verborgen zijn gehouden voor de massa, beter dan de massa zelf wat goed voor hen is. Op de Dag der Wederopstanding zullen de handelingen van de mensen, of die nu met de Koninklijke autoriteit van doen hadden of met iets anders, erug komen naar hen. Mohammed (saw) heeft gezegd: “Het zijn jullie eigen handelingen die naar jullie terug gebracht worden.” (Overgeleverd door Aboe Noe’aym in “Hilyatoel Awliya”, van Hassan ibn ‘Atiya). Politieke wetten hebben enkel betrekking op de belangen van het huidige leven.

“Zij kennen slechts de schijn van het wereldse leven, en zij zijn zorgeloos over het Hiernamaals.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Ar Roem 30, vers 7)

Daarentegen is de intentie van de Wetgever betreffende de mensheid hun welzijn in het volgende leven. Het is daarom noodzakelijk om, zoals het wordt vereist door de religieuze wet, ervoor te zorgen dat de massa handelt in overeenstemming met de religieuze wetten in al de bereiken van hun leven, zowel die horen bij deze wereld als zij die horen bij de volgende. De autoriteit om aldus te doen was in handen van de vertegenwoordigers van de religieuze wet, de profeten. (Later was deze in handen) van degenen die hun plaats innamen, de Kaliefen.

Dit maakt duidelijk wat het Kalifaat betekent. Het uitoefenen van de natuurlijke Koninklijke autoriteit betekent ervoor zorgen dat de massa handelt zoals vereist door doel en verlangen. Om politiek (de Koninklijke autoriteit) uit te oefenen betekent ervoor zorgen dat de massa handelt zoals vereist door het verstand, om de wereldlijke belangen te realiseren en om hetgeen dat schadelijk is (hiervoor) te voorkomen. (En om de positie van Kalifief) uit te oefenen betekent dat ervoor gezorgd wordt dat de massa handelt zoals vereist wordt door religieuze inzichten in hun belangen in de volgende wereld en ook deze wereld. (De wereldlijke belangen) zijn van invloed (op de belangen in de volgende wereld), aangezien volgens de wetgever (Mohammed) al de wereldlijke omstandigheden beschouwt moeten worden op basis van hun relatie met hun waarde voor de volgende wereld. Derhalve vervangt het Kalifaat in werkelijk de wetgever (Mohammed), en net zoals hem dient het om de religie te beschermen en om het politiek leiderschap van de wereld uit te oefenen.

Dit moet begrepen en onthouden worden bij het volgende onderwerp. Allah is Alwijs en Alwetend.

Hoofdstuk 3, paragraaf 24, “De verschillende meningen onder de moslims betreffende de wetten en voorwaarden die het Kalifaat ordenen”

We hebben (zojuist) de werkelijke betekenis van het instituut (het Kalifaat) uitgelegd. Het is een vervanging van de wetgever (Mohammed) in dat het net zoals hem dient om de religie te beschermen en om het politiek leiderschap van de wereld uit te oefenen. (Dit instituut) wordt het Kalifaat (Al Khilafa) genoemd, of het Imaamaat (Al Imaama). De persoon aan het hoofd hiervan wordt de Kalief (Al Khilafa) genoemd, of de Imaam (Al Imaam).

In latere tijden is hij ook “de soeltan” genoemd, op de momenten dat er verschillende personen waren die aanspraak maakten op de positie of toen in het licht van de afstanden (tussen de verschillende gebieden van Al Khilafa) en zonder inachtneming van de voorwaarden die het instituut ordenen de mensen gedwongen werden om de eed van gehoorzaamheid en trouw (bay’a) te geven aan eenieder die de macht greep.

De naam Imaam komt voort uit de vergelijking (van de Kalief) met de leider van het gebed (imaam), aangezien de Kalief gevolgd wordt en als rolmodel genomen wordt zoals de leider van het gebed. Daarom wordt het Kalifaat (ook wel) het “grote Imaamaat” genoemd.

De naam “Kalief” wordt gegeven aan de Kalief omdat hij de Profeet van Islam (saw) “vertegenwoordigt” [3]. Men gebruikt enkel “Kalief” of “Kalief van de Boodschapper van Allah (saw)”. Er bestaat een verschil van mening betreffende het gebruik van “Kalief van Allah (swt)”. Sommigen achten deze (uitdrukking) toegestaan omdat deze afgeleid is van het “algemene kalifaat” (vertegenwoordiging van Allah (swt)) door al de afstammelingen van Adam (as), zoals waarnaar verwezen wordt in het vers van de Koran:

“Ik wil een stedehouder (letterlijk: opvolger) op aarde plaatsen” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 30)

En in het vers:

“En Hij is het, die u op aarde tot opvolgers maakte” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al An’aam 6, vers 165)

En:

“Hij is het, Die u tot stedehouders (letterlijk: opvolgers) op aarde heeft gemaakt” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Faatir 35, vers 39)

Maar gewoonlijk wordt het niet toegestaan geacht om (de uitdrukking “Kalief van Allah (swt)”) te gebruiken, omdat het vers waarnaar verwezen wordt geen relatie heeft met (het Kalifaat als specifieke term). Aboe Bakr (ra) verbood het gebruik (van de term “Kalief van Allah (swt)”) toen hij aldus aangesproken werd. Hij (ra) zei: “Ik ben niet de Kalief van Allah (swt), maar van de Boodschapper van Allah (saw)”. Bovendien kan men weliswaar een “kalief” hebben van iemand die afwezig is, maar niet van iemand die aanwezig is (zoals Allah (swt) altijd is).

De (invulling van de) positie van Khalifa is noodzakelijk. De concensus onder de mannen rondom Mohammed (saw) en de mannen van de tweede generatie geeft aan dat (het Kalifaat) noodzakelijk is volgens de religieuze (Islamitische) wet. Bij de dood van de Profeet (saw) gaven de mannen rondom hem de eed van trouw (bay’a) aan Aboe bakr (ra), en gaven hem de supervisie over hun zaken in bewaring. En zo was in al de opvolgende periodes. In geen enkele periode werden de mensen in een staat van anarchie achtergelaten. Dit werd zo gedaan onder algemene consensus, wat bewijst dat de positie van Imaam (Khalifa) een noodzakelijke is.

Sommige mensen hebben de mening geuit dat de plicht van het Imaamaat wordt aangeven door het verstand. En dat de consensus die bestaat enkel de autoriteit van het verstand in de deze kwestie bevestigt. Betreffende hetgeen zij zeggen, wat het (de positie van Imaam) een noodzaak maakt die het verstand in kan zien is de behoefte bij de mens voor organisatie van de samenleving en de onmogelijkheid voor hen om op zichzelf te leven en te bestaan. Één van de noodzakelijke gevolgen van organisatie van de samenleving is onenigheid, vanwege de druk van tegenstrijdige belangen. Als er geen heerser is wiens invloed dit weerhoudt, zal dit (de onenigheid) leiden tot problemen die, op hun beurt, kunnen leiden tot de vernietiging en ontworteling van de mensheid. Nu, het behoud van de (menselijke) soort is een van de verplichte doelstellingen van de religieuze (Islamitische) wet.

Dit is het idee dat de filosofen in gedachte hadden toen ze het profeetschap beschouwden als een noodzaak voor de mensen die het verstand in kan zien. We hebben reeds de onjuistheid hiervan (deze bewering) aangetoond. Één van de aannames hiervan (deze bewering) is dat de weerhoudende invloed enkel tot bestaan komt middels een religieuze wet van Allah (swt), waaraan de massa zich onderwerpt als onderdeel van hun geloof en credo. Deze aanname kan niet geaccepteerd worden. De weerhoudende invloed komt tot bestaan als impuls uit de koninklijke autoriteit en de kracht van de machtige, zelf als er geen religieuze wet is. Dit was het geval onder de Magianen en andere naties die geen (geopenbaard) geschrift hadden en die niet bereikt waren door een missie van profeten.

Of we zouden kunnen zeggen (tegen de vooronderstelde verstandelijke noodzaak aan het Kalifaat): Om onenigheid te verwijderen volstaat het dat ieder individu weet dat onrecht hem verboden wordt op autoriteit van zijn verstand. Derhalve is hun bewering dat de verwijdering van oneinigheid enkel plaatsvindt door het bestaan van de religieuze wet aan de ene hand, en (het bestaan van) de positie van Imaam aan de andere hand, incorrect. (Onenigheid) kan ook (verwijderd worden) door het bestaan van machtige leiders, of doordat de mensen zich weerhouden van onenigheid en wederzijds onrecht, net zoals door de positie van de Imaam. Het verstandelijke bewijs dat gebaseerd is op deze aanname kan daarom niet volgehouden worden. Dit toont aan dat de plicht van (de positie van Imaam) aangegeven wordt door de religieuze wet. Oftewel, door algemene consensus zoals we eerder al gezegd hebben.

Sommige mensen hebben de uitzonderlijke positie ingenomen waar zij zeggen dat de positie van Imaam in het geheel niet noodzakelijk is, noch volgens het verstand, noch volgens de religieuze (Islamitische) wet. Onder de mensen die deze mening hadden bevinden zich onder andere de Moe’utaziliet Al Asaam en bepaalde Chaaridjieten. Zij denken dat het enkel noodzakelijk is om de religieuze (Islamitische) wetten te volgen. Als de moslims het eens worden over (de uitoefening van) rechtvaardigheid en de religieuze (Islamitische) wetten naleven, dan is geen Imaam nodig en is de positie van Imaam niet noodzakelijk (volgens hen). Zij (die aldus beweren) worden in het ongelijk gesteld door de algemene consensus (over deze kwestie). De reden dat zij een dergelijke mening aannamen was dat zij (probeerden om) te ontkomen aan de koninklijke autoriteit en diens teveel eisende, dominerende en wereldse gebruiken. Zij hadden gezien dat de religieuze (Islamitische) wet vol is van afwijzing en afkeer van dergelijke dingen en de mensen die dezen verrichten. En dit moedigde in hen een verlangen aan om ze af te schaffen.

Men moet weten dat de religieuze wet de koninklijke autoriteit als zodanig niet afwijst en niet verbiedt dat deze wordt gepracticeerd. Het verbiedt enkel de kwaden die hieruit resulteren, zoals tirannie, onrecht en genotszoeken. Hier, zonder twijfel, betreft het verboden kwaden. Zij zijn (mogelijke) bijkomstigheden van koninklijke autoriteit. De religieuze (Islamitische) wet prijst daarentegen rechtvaardigheid, eerlijkheid, het vervullen van religieuze plichten en verdediging van de religie. Het stelt dat deze zaken voorzeker hun beloning zullen vinden (in het Hiernamaals). Nu, deze dingen zijn eveneens (mogelijke) bijkomstigheden van koninklijke autoriteit. De afwijzing betreffende koninklijke autoriteit betreft dus slechts enkele van diens eigenschappen en voorwaarden, en anderen niet. De religieuze (Islamitische) wet wijst de koninklijke autoriteit als zodanig niet af. Evenmin probeert het deze volledig te onderdrukken. Het wijst ook lust en wraakzuchtigheid in de verantwoordelijke persoon, maar het wil deze beiden eigenschappen niet volledig doen verdwijnen omdat hun bestaan noodzakelijk is. Het (de religieuze wet) wil enkel dat zij op de juiste manier gebruikt worden. Dawoed (as) en Soeleyman (as) bezaten koninklijke autoriteit zoals niemand deze ooit bezeten heeft, maar tegelijkertijd waren zij Goddelijke profeten en behoorden, in het Oog van Allah (swt), tot de meest nobele mensen (die ooit hebben bestaan).

Verdermeer, wij zeggen tegen hen: De poging om koninklijke autoriteit weg te doen door aan te nemen dat het instituut (van Imaamaat) niet noodzakelijk is, helpt jullie in het geheel niet. Jullie erkennen allemaal dat het navolgen van de religieuze wetten een noodzakelijkheid is. Maar dat wordt enkel gerealiseerd door groepsgevoel en macht. En groepsgevoel, vanwege haar aard, vereist (het bestaan) van koninklijke autoriteit. Dus er zal altijd koninklijke autoriteit zijn, zelfs als er geen Imaam geïnstalleerd is. Maar dat is nu juist wat jullie proberen af te schaffen.

Als het is vastgesteld dat het instituut (van Imaamaat of Kalifaat) noodzakelijk is omdat hierover een algemene consensus bestaat, (dan moet toegevoegd worden dat het instituut van Imaamaat of Kalifaat) een plicht op de gemeenschap (fard kifaya) is, en overgelaten is aan al de moslims die in staat zijn (hieraan te werken). Het is een plicht op hen om ervoor te zorgen dat het Imaamaat is opgericht. En iedereen moet de Imaam gehoorzamen overeenkomstig het vers in de Koran:

“(O gij die gelooft,) Gehoorzaamt Allah, en gehoorzaamt de Boodschapper, en de mensen in autoriteit onder jullie” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nisa 4, vers 59)

________________________________________

[1] Hiermee bedoelt Ibn Khaldoen niet noodzakelijkerwijs het koningsschap, oftewel de individuele leider die alle autoriteit bezit en de wet bepaalt. Dit is volgens Ibn Khaldoen één van de vormen van koninklijke autoriteit. Maar deze autoriteit kan volgens Ibn Khaldoen ook in andere vormen bestaan, zoals wanneer de individuele leider alle autoiteit bezit maar zich beperkt tot de wetten vastgesteld door één van zijn voorgangers, of de wetten geopenbaard door Allah (swt). Ibn Khaldoen bedoelt met koninklijke autoriteit dus de positie van leiderschap in een gemeenschap, en niet de manier waarop leiding wordt gegeven.

[2] Oftewel Allah (swt)

[3] De stam van de Arabische woorden Khilafa en Khailfa is cha – lam – fa, wat “opvolgen” betekent.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button