Islamitische wetenschappenOesoel

Een introductie tot de realiteit van idsjtihaad en de moedsjtahid

De Arabische woorden idsjtihaad en moedsjtahid zijn afgeleid van het Arabische stamwoord dsje – he – de, wat “inspannen, je best doen” betekent in het Nederlands.

Als term binnen de Islamitische cultuur verwijst idsjtihaad naar de inspanning om Goddelijke Oordelen te bepalen voor specifieke kwesties. De formele definitie van idsjtihaad als term binnen de Islamitische cultuur is als volgt: “Het inzetten van het vermogen van een moedsjtahid ter verkrijging van een Goddelijk Oordeel middels istinbaat”. Ter verduidelijking hiervan, een moedsjtahid is een geleerde in idsjtihaad. Istinbaat is de inspanning om uit een wettekst een Goddelijk Oordeel te extraheren. Idsjtihaad is meer dan alleen istinbaat want voor idsjtihaad moet namelijk ook vastgesteld worden welke wettekst precies van toepassing is op een specifieke kwestie.

Idsjtihaad was reeds bekend bij de eersten van moslims. Bijvoorbeeld is overgeleverd door Aboe Dawoed en Al Haakim dat een metgezel van de Profeet (saw) vertelde dat terwijl op reis hij een natte droom had ervaren. Hij vertelde dat hij vervolgens angst kende om de ghoesl (grote rituele wassing) te verrichten omdat het zo ontzettend koud was. Hij vreesde dat hij door het verrichten van ghoesl dood zou vriezen. Dus in plaats van ghoesl te verrichten deed de metgezel tayammoem (de rituele wassing met fijn stof), om vervolgens het ochtendgebed te verrichten tezamen met zijn reisgenoten. Deze gebeurtenis bereikte de Profeet (saw) die vroeg: “O Amr! Je hebt het gebed verricht tezamen met je metgezellen terwijl je djoenoeb (staat van rituele onreinheid) was?”. Amr zei: “Daarop herhaalde ik voor hem (saw) het vers ‘En pleegt geen zelfmoord. Voorwaard, Allah is Meest Genadig voor jullie’ (4:29). Toen lachte de Profeet (saw) en zei niets meer. En het zwijgen van de Profeet (saw) betekent zijn (saw) goedkeuring.

In dit voorbeeld is het heel duidelijk dat de metgezel van Profeet Mohammed (saw) idsjtihaad heeft verricht. De metgezel kende de wetteksten van Islam en hij begreep uit deze wetteksten bepaalde Goddelijke Oordelen (istinbaat). Voor zijn specifieke situatie, djoenoeb op het moment dat het gebed verricht moest worden maar te koud om te wassen, zocht hij een oplossing. Dus zocht hij naar een wettekst die van toepassing was op zijn situatie. Na de wettekst gevonden te hebben die naar zijn mening toepasselijk was voor zijn kwestie, paste hij het Goddelijk Oordeel dat hoort bij deze wettekst toe als oplossing voor zijn probleem. Dit is idsjtihaad en dit voorbeeld is heel duidelijk dat Profeet Mohammed (saw) het verrichten va idsjtihaad goedgekeurd heeft.

De grenzen van idsjtihaad

“Hij is het, Die u het Boek heeft nedergezonden. Er zijn verzen in, die duidelijke oordelen zijn, zij vormen de grondslag van het Boek. En er zijn andere (verzen) die zinnebeeldig (open voor interpretatie) zijn.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Imraan 3, vers 7)

Alvorens in te gaan op de realiteit van idsjtihaad is het noodzakelijk de twee beperkende factoren betreffende idsjtihaad uiteen te zetten. Ten eerste, een oordeel in de Islamitische Sjari’a kan niet anders dan gebaseerd zijn op de wetteksten van Islam. Dit betekent dat wanneer oplossingen gezocht worden in bronnen anders dan de wetteksten van Islam, dat dit dan geen idsjtihaad kan zijn. Ten tweede, waar en wanneer het oordeel van Islam eenduidig en definitief is, daar kan geen idsjtihaad bestaan. Immers, onder idsjtihaad wordt geprobeerd om bij een kwestie de relevante wetteksten te vinden, om deze kwestie vervolgens op te lossen volgens het Goddelijk Oordeel dat resulteert uit deze wetteksten. Maar wanneer de kwestie er één is die heel expliciet in de wetteksten van Islam behandeld wordt, en ook nog eens door middel van uitspraken die maar op één manier begrepen konden worden, dan bestaat er in het geheel geen noodzaak om te “zoeken” naar het Goddelijk Oordeel dat gebruikt moet worden om de kwestie op te lossen. Een voorbeeld hiervan is de kwestie betreffende de rente (riba):

“Maar Allah heeft de handel toegestaan, en de rente verboden.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 275)

Uit deze uitspraak van Allah (swt) kan slechts één enkel oordeel begrepen worden, namelijk dat de rente verboden is. Tevens is het zeker dat deze uitspraak, en dus dit oordeel, afkomstig is van Allah (swt) want het is afkomstig uit de Koran. Dit oordeel is daarom definitief en eenduidig. Er kan niet gediscussieerd worden over vragen als “welke verzen zijn nu precies van toepassing op de kwestie rente” en “wat is nu precies de betekenis van deze verzen” want dit is duidelijk. En dus is het Goddelijk Oordeel betreffende riba duidelijk en kan er in deze kwestie geen idsjtihaad zijn.

Het proces van idsjtihaad

Overgeleverd is dat Profeet Mohammed (saw) Moe’adh bin Djebel (ra) naar Jemen stuurde en hem vroeg: “Wat zul je doen als een zaak naar jouw verwezen wordt voor beoordeling?”. Moe’adh zei: “Ik zal oordelen volgens het Boek van Allah (swt)”. Profeet Mohammed (saw) vroeg: “Wat als je de oplossing niet vindt in het Boek van Allah (swt)?”. Moe’adh zei: “Dan zal ik oordelen volgens de Soenna van de Boodschapper van Allah (saw)”. Profeet Mohammed (saw) vroeg: “En wat als je het niet vindt in de Soenna van de Boodschapper van Allah (saw)?”. Moe’adh zei: “Dan zal ik idsjtihaad verrichten en zelf een oordeel tot stand brengen”. Profeet Mohammed (saw) klopte Moe’adh op de brost en zei: “Geprezen zij Allah (swt), die de boodschapper van Zijn Profeet heeft geleid naar hetgeen Hem en Zijn Profeet behaagt”. (Aboe Dawoed)

Bij de kwesties waarvoor niet zo een definitief en eenduidig antwoord is gegeven door Islam, daar is idsjtihaad vereist wil men dezen op kunnen lossen op de manier die Islam verordend heeft, namelijk volgens de Goddelijke Oordelen van Islam. Dit proces van idsjtihaad kent de volgende stappen:

1. Definiëren
Als allereerste moet de kwestie waarvoor men een oplossing zoekt heel precies begrepen worden. Dus als een moedsjtahid de vraag wordt gesteld “mag ik voetbal spelen”, dan is het noodzakelijk dat hij voor zichzelf duidelijk laat worden wat precies voetbal is, wat voetbal spelen inhoudt voor degene die de vraag stelt, met wie de vraagsteller voetbal wil spelen, wanneer de vraagsteller voetbal wil spelen, of de vraagsteller een man of een vrouw is, waar hij of zij voetbal wil spelen, et cetera. Over de realiteit van de kwestie moet namelijk geoordeeld worden en derhalve is het van fundamenteel belang dat de moedsjtahid niet een verkeerd begrip van de kwestie hanteert bij zijn arbeid.

2. Bepaling van bronnen
De tweede stap onder het proces van idsjtihaad is een stap binnen het vakgebied van de oesoel oel fiqh. De moedsjtahid moet voor zichzelf bepalen welke bronnen hij gaat hanteren bij zijn behandeling van de kwestie. Koran en Soenna als vanzelfsprekend, maar dan resteren er nog vragen altijd die beantwoord moeten worden. Zoals bijvoorbeeld:

– Welke ahadith zijn betrouwbaar en welken niet?

– Is Consensus (idjma’a) een bron van wetgeving of niet? Zo ja, welke idjma’a is precies een bron van wetgeving: de consensus van de metgezellen van Profeet Mohammed (saw) (idjma’a oes sahaba), of de consensus van de Islamitische geleerden (idjma’a al ‘oelamaa), of de consensus van de Islamitische gemeenschap (idjma’a al oemma)?

– Is analogie (qiyaas) een bron van wetgeving of niet?

3. Bepaling van de relevante wetteksten
Ook de derde stap onder het proces van idsjtihaad betreft in feite de oesoel oel fiqh. De moedsjtahid moet voor zichzelf bepalen welke regels hij gaat hanteren bij zijn zoektocht naar relevante wetteksten. De wetteksten van Islam zijn namelijk niet allemaal van algemene toepasbaarheid. Soms beperkt de context van de uitspraak de toepasbaarheid van de uitspraak. Soms wordt de toepasbaarheid van de uitspraak beperkt door de manier waarop de uitspraak gedaan is. En in weer andere voorbeelden beperkt de reden voor openbaring (illah) de toepasbaarheid van de uitspraak. Voor wat betreft dit laatste, een voorbeeld hiervan is:

“Wanneer de heilige maanden voorbij zijn, doodt dan de afgodendienaren waar gij hen ook vindt en grijpt hen en belegert hen en loert op hen uit elke hinderlaag.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera At Tauba 9, vers 5)

En:

“Allah verbiedt jouw niet, voor wat betreft degenen die niet tegen jouw vechten voor je geloof en die jullie niet uit jullie huizen drijven, hen aardig (met respect) en rechtvaardig te behandelen: want Allah houdt van diegenen die rechtvaardig zijn.” (Zie de vertaling van de Betekenissen van de Koran, soera Al Momtahana 60, vers 8)

Het eerste vers is geopenbaard betreffende een situatie oorlog, terwijl het tweede vers is geopenbaard betreffende een situatie van vrede. De toepasbaarheid van deze verzen is hierdoor beperkt geworden. Om deze bepaling te kunnen maken moet de moedsjtahid dus zeer uitvoerig bekend zijn met de Koran.

Zoals gezegd wordt de toepasbaarheid van de uitspraak soms ook beperkt door de uitspraak zelf. Allah (swt) zegt:

“En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij ook haar ogen neergeslagen houden en hun passies beheersen” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 31)

Met deze uitspraak richt Allah (swt) zich heel duidelijk tot de vrouwen onder de gelovigen. De toepasbaarheid van dit vers is hierdoor beperkt tot de vrouwen onder de gelovigen. Ter vergelijking, wanneer Allah (swt) zegt:

”O, gij die gelooft, komt uw verdragen na.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 1)

Dan spreekt Allah (swt) tot de gelovigen in de mannelijke meervoudsvorm van het Arabisch. Echter, in de Arabische taal wordt de mannelijke meervoudsvorm gebruikt ook wanneer men over of tot een gemende groep van mannen en vrouwen spreekt. Hieruit resulteert het inzicht dat dit vers dus toepasbaar is voor zowel de mannen als de vrouwen onder de gelovigen. Dus om vanuit dit perspectief de toepasbaarheid van de verzen van de Koran te kunnen bepalen moet de moedsjtahid weer uitvoerig bekend zijn met de grammatica van de Arabische taal.

Een voorbeeld van een vers waarin de toepasbaarheid van het eruit blijkende Goddelijk Oordeel is beperkt door de context, is bijvoorbeeld:

“Verboden is u het gestorvene, het bloed en het varkensvlees en al waarover een andere naam dan die van Allah is aangeroepen; hetgeen is gewurgd en is doodgeslagen en hetgeen is doodgevallen of hetgeen door de horens van dieren is gedood en hetgeen door een wild beest is aangevreten (…). Maar wie door honger wordt gedwongen zonder dat hij tot de zonde is geneigd, voorzeker, Allah is Vergevensgezind, Genadevol.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 3)

Want hier worden de verschillende verboden beperkt tot een specifieke situatie, namelijk de situatie waarin geen honger bestaat.

Ten slotte, bij de bepaling van de toepasbaarheid van een vers is kennis omtrent nasg (opheffing) belangrijk. Nasg doet zich voor wanneer een wettekst een eerder Goddelijk Oordeel opheft. Zoals bijvoorbeeld in de volgende hadith: “Ik had jullie verboden de graven te bezoeken, maar nu zeg ik: bezoek hen. En ik had jullie verboden om het vlees van het offerdier te bewaren voor langer dan drie dagen, maar nu zeg ik: bewaar wat jullie wensen.” (Moeslim). Er bestaan ook nog andere voorbeelden waar in eerste instantie de moslims iets toegestaan was, maar waar hen dit later verboden werd. Zoals in het voorbeeld van alcohol.

Dus op basis van een combinatie van enerzijds uitgebreide kennis van de verzen in de Koran en de ahadith van de Soenna, waaronder sebeb oen noezoel (reden voor openbaring van verzen van Koran) en sebeb oel woeroed (reden voor openbaring van de ahadith van de Soenna); en anderzijds een uitgebreide kennis van de Arabische taal, moet de moedsjtahid voor zichzelf regels bepalen waarmee hij de toepasbaarheid van wetteksten – algemeen of specifiek? – beoordeeld.

4. Bepaling van de betekenis van de relevante wetteksten
De wetteksten van Islam zijn niet allemaal in een stijl gekomen die hun betekenis onbediscussieerbaar laat. Veel van de verzen van de Koran kunnen meerdere betekenissen toegeschreven worden. Een reden hiervoor is dat de woorden die gebruikt worden niet zelden meerdere betekenissen kennen. Het is dan aan de moedsjtahid om van de mogelijke betekenissen er één te kiezen, de betekenis waarvan hij denkt dat deze meest waarschijnlijk de bedoeling van Allah (swt) weergeeft. De moedsjtahid doet dit bijvoorbeeld door de context waarin het woord is geplaatst mee in ogenschouw te nemen. Zo kunnen de mogelijke betekenissen van één specifiek Arabisch woord in een vers al gereduceerd worden, simpelweg omdat de context waarin het woord gebruikt wordt slechts één of enkele van het totaal aan mogelijke betekenissen van het woord plausibel laat zijn. Een andere benadering van deze kwestie is om te kijken naar de andere openbaringen die gebruik maken van het woord onder discussie. Indien de betekenis van het woord op die andere plaatsen ten gevolge van de context eenduidig is en altijd dezelfde, dan behoort namelijk deze betekenis toegekend te worden aan dit woord ook in het vers onder bespreking.

Hiernaast kunnen de wetteksten van Islam in sommige gevallen ook zowel een letterlijke als een figuurlijke betekenis toegekend worden, zoals bijvoorbeeld: “Wie gehoorzaam is aan Allah (swt) en Zijn Profeet, die vertrekt (naar Banoe Qoerayda) en stelt salat Al ‘Asr (het namiddaggebed) uit tot aankomst bij Banoe Qoerayda. (Tirmidhi). Sommigen van de metgezellen van Profeet Mohammed (saw) zagen in deze woorden van de Profeet (saw) een aansporing tot haast. Zij namen de woorden van de Profeet (saw) figuurlijk en verrichten het Al ‘Asr gebed tijdens hun reis. Een ander deel van de metgezellen nam de woorden van de Profeet (saw) letterlijk. Zij stelden dus hun namiddaggebed uit tot aankomst bij Banoe Qoerayda, ook al betekende dit dat ze het Al ‘Asr gebed uitstelden tot voorbij de toegestane periode. Dus ook wanneer een wettekst zowel een letterlijke als een figuurlijke betekenis toegekend kan worden is het aan de moedsjtahid om de één van de twee betekenissen te kiezen, de betekenis waarvan hij denkt dat deze meest waarschijnlijk overeenstemt met de bedoeling van Allah (swt).

5. Het extraheren van Goddelijke Oordelen uit de relevante wetteksten
De bovenstaande activiteiten zijn noodzakelijk om uit de wettekst een Goddelijk Oordeel te kunnen extraheren. Maar, zij maken het proces van idsjtihaad nog niet compleet. Om te kunnen komen tot een oordeel moet de moedsjtahid nog verdere oesoeli regels adopteren. Regels die hem in staat stellen om uit de volgens hem relevante wetteksten, betreffende welken hij een bepaald begrip heeft ontwikkeld, een Goddelijk Oordeel te extraheren. Zoals bijvoorbeeld de volgende oesoeli regels:

– Een gebod waarvoor een straf uiteengezet wordt indien het gebod niet nagekomen wordt impliceert een fard (plicht);

– Een gebod zonder dat een straf uiteengezet wordt indien het gebod niet nagekomen wordt impliceert een mandoeb (aangeraden);

– Een gebod om een gebod na te komen impliceert een fard;

– Het zwijgen van de Profeet (saw) betekent goedkeuring en impliceert dus een moeba (vrijgelaten);

– Wat de Profeet (saw) altijd heeft gedaan en nooit heeft gelaten is een fard;

De karakteristieken van de moedsjtahid

De vereisten waaraan iemand moet voldoen om moedsjtahid te kunnen zijn ondermeer:

– De moedsjtahid is zuiver van ‘geloofsleer en gedrag, zodat hij niet beschuldigd kan worden van moeroeq en fisq (huichelarij) of tahawoen (verloochening) in het nakomen van de geboden van Allah (swt) en de verdediging hiervan wanneer dit noodzakelijk is.

– De moedsjtahid moet goede en alomvattende kennis hebben in zowel Koran, Tafsier, Soenna, Oesoel oel fiqh, als ook de fiqh van andere moedsjtahidien.

– De moedsjtahid moet op de hoogte zijn van de reden van openbaring en van nasig (afkomstig van nasg, oftewel “datgene wat opheft”) en mansoeg (datgene wat opgeheven is) in de wetsteksten.

– Hij moet een geleerde zijn in de Arabische taal.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button