De afgelopen dagen is er weer veel gediscussieerd over ‘radicalisering’ en salafisme. Het is keer op keer tenenkrommend om te zien hoe makkelijk men meegaat in het uitgestippelde discours, zonder überhaupt termen af te bakenen en relevante contextfactoren in overweging te nemen. Als moslims zouden we beter moeten weten en op de hoogte moeten zijn van de context waarin dergelijke vraagstukken worden bediscussieerd.
Stellen dat de religie ook iedere vorm van extremisme (ghoeloew, ifraat en tafriet) afkeurt en dit vervolgens als maatstaf hanteren in het publieke debat, over de aanpak van ‘radicalisering’ is een voorbeeld van het depolitiseren van de discussie. De theologische definitie is namelijk irrelevant in een debat, waarbij politiek beladen termen worden gehanteerd, die uiteengezet zijn in diverse beleidsrapporten en verregaande implicaties hebben. Een dergelijke stellingname zorgt er ook voor dat men uitspraken als ‘jongeren radicaliseren op internet en niet in de moskee’ bezigt.
Jongeren zouden antidemocratisch zijn, zich afzetten tegen de heersende normen en waarden en het salafisme omarmen. We zouden dus op de hoogte moeten zijn van de algehele politieke context. ‘Radicalisering’ is namelijk een containerbegrip, dat naar gelang de politieke omstandigheden wordt ingevuld. In een integratienota uit 2005 staat vermeld dat de term slaat op eenieder die een alternatief zingevingskader zoekt in zijn leven. M.a.w. iedere moslim die Islam als alomvattende leefwijze ziet is radicaal.
Daarnaast is antidemocratisch een zeer gechargeerde term, waarbij de indruk wordt gewekt dat er moslims zijn die actief werken om de democratische rechtsstaat te ondermijnen. Echter is niets minder waar. Wanneer we de bredere context in ogenschouw nemen slaat dit op eenieder die natuurlijkerwijs ideeën draagt, die indruisen tegen de dominante opvattingen in de samenleving. Niet omdat hij de regering omver wil werpen, maar simpelweg omdat zijn maatstaven en opvattingen verschillen, als gevolg van een verschil in levensovertuiging.
Alsof liberalisme überhaupt de ‘default’ positie is die voor de gehele mensheid zou moeten gelden. De discussie zou dus veel eerder moeten gaan over de ideologische grondbeginselen, waaruit blijkt dat men moeite heeft om met andersdenkenden samen te leven, dat er geen mechanismen bestaan om religieuze ‘minderheden’ in de samenleving te integreren, zonder ideologische voorwaarden te scheppen (afstand nemen van eigen waarden). De term salafisme wordt daarnaast niet afgebakend. Dit is niet louter omdat men onwetend is, maar is een doelbewuste tactiek om eenieder die afwijkende opvattingen heeft te criminaliseren. Zo worden zelfs moslimorganisaties die niet te boek staan als salafistisch, wel als zodanig bestempeld. Salafisme verwordt op deze manier tot een term vanuit de constructie ‘pars pro toto’, waarbij men een gedeelte benoemt om een groter geheel aan te duiden.
Er gaat bijna geen lezing of belangrijke (politieke) gebeurtenis voorbij of er wordt gewezen naar ‘Sheikh’ Google. Jongeren zouden Islamitische kennis niet meer op traditionele wijze opdoen en zich massaal richten tot zoekmachines zoals Google en sociale media, om kennis te vergaren. En dit zou weer leiden tot ‘radicalisering’. Hoewel er geen twijfel bestaat over het gevaar van een autodidact, die zonder sturing en begeleiding alles op eigen houtje doet (o.a. op Fiqh gebied), ontbreekt vaak context en nuance bij uitlatingen omtrent deze kwestie.
Bovendien is het makkelijk om de vinger naar de jongeren te wijzen, om hiermee de dans te ontspringen. Juist wanneer prominente leden (o.a. Imams en doe’aat) van de Oemma zich niet uitlaten over kwesties die de jongeren aangaan en vragen waarmee de jongeren zitten, puur omdat ze controverse willen mijden en bang zijn voor overheidsdruk, is het onvermijdelijk dat jongeren hun heil elders zoeken en op een andere manier op zoek gaan naar antwoorden, met alle gevolgen van dien.
Achteraf klagen, terwijl je nooit een alternatief discours hebt aangereikt is mosterd na de maaltijd. Jongeren leven nu eenmaal niet in een vacuüm en hebben behoefte aan antwoorden inzake delicate vraagstukken zoals Sjari’a, Jihad, Khilafah etc. Wanneer men deze vraagstukken om welke reden dan ook mijdt, gaan jongeren elders op zoek naar antwoorden. Dezelfde jongeren zien ook in dat belangrijke contextfactoren tijdens bijeenkomsten, praatprogramma’s en media-optredens worden weggemoffeld en wat overblijft is de discussie over socio-economische factoren en het belang om banen te creëren. Dergelijke bijeenkomsten lijken hierdoor vaker op een roep om acceptatie, dan op een oprechte poging om bestaande fenomenen in kaart te brengen en de intellectuele strijd aan te aan.