Islamitische wetenschappen

Reflecties voor de maand Ramadan: vasten en vroomheid

De maand Ramadan is bijna genaderd: de heilige vastenmaand die gekomen is met al haar genade, zegeningen en vergiffenis. Allah (swt) heeft verordend dat deze maand de beste van alle maanden is en heeft ons opgedragen om tijdens deze maand te vasten en te bidden. Normaliter is de maand Ramadan een periode waarin de moslimgemeenschap in saamhorigheid de nabijheid tot Allah (swt) zoekt door veelvuldige aanbidding. Dit jaar geldt echter een grote uitdaging want voor het eerst sinds mensenheugenis zal die samenhorigheid, het gemeenschapsgevoel en de collectieve aanbiddingsdaden (ernstig) beperkt worden door de coronacrisis en de bijhorende lock-down maatregelen. Echter, de maand Ramadan is en blijft primair een maand van hoop en verheffing. Hoop op de vergiffenis van Allah (swt) en verheffing in vroomheid en aanbidding, welke individueel dienen bereikt te worden ongeacht de aan – of afwezigheid van gezamenlijke gebeden en gemeenschapsactiviteiten. Daarom zal er in het onderstaande gereflecteerd en dieper ingegaan worden op de concepten vasten en vroomheid.

Allah (swt) zegt in de Koran:

يَا أَيُّهَا الَّذِينَ آَمَنُوا كُتِبَ عَلَيْكُمُ الصِّيَامُ كَمَا كُتِبَ عَلَى الَّذِينَ مِنْ قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ

O jullie die geloven! Het vasten is aan jullie voorgeschreven zoals het aan degenen voor u is voorgeschreven, opdat jullie vroomheid leren (Soera al-Baqarah: 183).

Exegese van het vers

Allah (swt) begint dit Koranvers door te zeggen: Yâ ayyhuhâ al-ladzîna âmanoe kutiba ‘alaykum al-siyâm (O gij die gelooft! Vasten is u voorgeschreven). De oproep van dit vers is gericht aan de gelovigen (mu’min) en deze oproep aan de gelovige (zowel in dit vers als in andere verzen) omvat aanwijzingen dat de aard van het geloof vereist van de gelovigen om de geboden en verboden te gehoorzamen en te volgen. In dit vers wordt concreet vermeld dat de gelovigen verplicht zijn om te vasten. Zoals uitgelegd door veel Korangeleerden betekenen de woorden “kutiba ‘alaykum” hier “furidha ‘alaykum” of in andere woorden: “het is (verplicht) aan u voorgeschreven”. Volgens geleerden betekenen alle uitdrukkingen van “kutiba ‘alaykum” in de Koran “furidha ’alaykum”. Naast het vasten wordt in de Koran de formulering “kutiba ‘alâ” immers ook gebruikt voor een aantal andere verplichtingen. Voorbeelden hiervan zijn o.a. de verzen (zie Soerah al-Baqarah 178, 180 en 216) die over testamenten en vergeldingen spreken. Alle uitdrukkingen van “kutiba ‘alaykum” in deze verzen hebben de betekenis van “furidha‘ alaykum”.

Naast de uitdrukking “kutiba ‘alaykum” is de verplichting van het vasten ook gebaseerd op de indicatie (qarînah) die in het volgende vers duidelijk wordt, namelijk dat de zieken en reizigers (tijdelijk) zijn vrijgesteld van het vasten. Ze zijn echter wél verplicht om het vasten op andere dagen in te halen of te compenseren. De verplichting om het vasten op andere dagen in te halen toont dus aan dat het vasten verplicht is.

Taalkundig betekent het woord “al-siyâm” hetzelfde als “al-imsâk”, wat betekent: zich te onthouden van iets te doen. Dit kan onthouding van eten, praten of lopen zijn. Deze letterlijke betekenis is te vinden in het vers waarin Allah (swt) het volgende zegt:

إِنِّي نَذَرْتُ لِلرَّحْمَنِ صَوْمًا فَلَنْ أُكَلِّمَ الْيَوْمَ إِنْسِيًّا

“Waarlijk! Ik heb de Barmhartige beloofd te vasten, ik zal dus deze dag tegen geen enkel mens spreken.” (Soera Maryam: 26).In dit vers betekent het woord “sawm(an)” het afzien van praten. Vanuit een wettelijk oogpunt betekent al-siyâm het onthouden van eten, drinken en geslachtsgemeenschap van de ochtendgloren (fajr) tot zonsondergang (maghreb), gepaard met een intentiemaking. Dit begrip wordt duidelijk gemaakt in de Koran en de Soenna. Allah (swt) zegt in verband met het vasten namelijk het volgende ten aanzien van het verbod op eten, drinken en geslachtsgemeenschap:

أُحِلَّ لَكُمْ لَيْلَةَ الصِّيَامِ الرَّفَثُ إِلَى نِسَائِكُمْ هُنَّ لِبَاسٌ لَكُمْ وَأَنْتُمْ لِبَاسٌ لَهُنَّ عَلِمَ اللَّهُ أَنَّكُمْ كُنْتُمْ تَخْتَانُونَ أَنْفُسَكُمْ فَتَابَ عَلَيْكُمْ وَعَفَا عَنْكُمْ فَالْآَنَ بَاشِرُوهُنَّ وَابْتَغُوا مَا كَتَبَ اللَّهُ لَكُمْ وَكُلُوا وَاشْرَبُوا حَتَّى يَتَبَيَّنَ لَكُمُ الْخَيْطُ الْأَبْيَضُ مِنَ الْخَيْطِ الْأَسْوَدِ مِنَ الْفَجْرِ ثُمَّ أَتِمُّوا الصِّيَامَ إِلَى اللَّيْلِ

Het is jullie in de nachten van het vasten toegestaan om omgang te hebben met jullie vrouwen. Zij zijn (als) kleding voor jullie en jullie zijn (als) kleding voor hen. Allah wist dat jullie jezelf bedrogen. Hij aanvaardde jullie berouw en vergaf jullie. Nu mogen jullie dan omgang met hen hebben en zoek naar datgene Allah voor jullie heeft bepaald. En eet en drink totdat bij de dageraad de witte draad en de zwarte draad voor jullie te onderscheiden is. Maakt daarna het vasten vol tot zonsondergang.
(Soera al-Baqarah: 187)

In dit vers wordt bevestigd dat echtgenoten in de vastenmaand ’s nachts omgang mogen hebben, wat erop duidt dat dit overdag verboden is. Voor wat betreft het eten en drinken wordt de moslim ’s avonds welkom geheten om te eten en te drinken. De limiet hiervan is tot de ochtendgloren. En wanneer deze aanbreekt, worden de moslims bevolen om te vasten tot aan de zonsondergang.

Met betrekking tot een intentie om te vasten, is het gebaseerd op de overlevering van Omar ibn al-Khattab, waarin hij de Boodschapper van Allah (saw) hoorde zeggen:

إِنَّمَا الْأَعْمَالُ بِالنِّيَّاتِ وَإِنَّمَا لِكُلِّ امْرِئٍ مَا نَوَى

“Waarlijk, de beloning van daden hangt af van de intentie (niyah), en inderdaad hangt alles af van intentie.” (overgeleverd door Bukhari, Abu Dawud en Ibn Majah van Omar ibn al-Khattab).

Op basis van deze overlevering kan de handeling van het vasten geldig worden verklaard als deze vergezeld gaat met een intentie (om te vasten). Als het niet gebaseerd is op de intentie van het vasten, dan worden de daden niet gecategoriseerd als het vasten. Hoewel het er fysiek hetzelfde uitziet of vergelijkbaar is met de daad van het vasten. Imam al-Nawawi zei dat de intentie vereist is om een onderscheid te maken tussen ‘âdah (een gewone handeling) met aanbidding, of één soort aanbidding waarbij een andere aanbidding wordt beoefend. Hij gaf een voorbeeld van iemand die in een moskee zit. Deze handeling kan bedoeld zijn om enkel te gaan zitten, maar het kan ook worden gedaan als een daad van aanbidding (’ibadah) met de intentie van spirituele terugtrekking (i’tikaf). Wat de twee verschillend maakt (tussen aanbidding of een gewone daad) is zodus de intentie.

Vooral voor het verplichte vasten (tijdens de Ramadan) moet de intentie ervan vóór de ochtendgloren worden gedaan volgens één van de meningen van de wetscholen. Het is overgeleverd van Hafsa (ra) dat zij de Boodschapper van Allah (saw) hoorde zeggen:

مَنْ لَمْ يُجْمِعْ الصِّيَامَ قَبْلَ الْفَجْرِ فَلَا صِيَامَ لَهُ

“Eenieder die niet van plan is (om met intentie) voor zonsopgang te vasten, dan is zijn vasten onwettig.” (overgeleverd door Abu Dawud en al-Tirmidhi).

Deze overlevering is een bewijs voor de noodzaak om voor aanvang van het vasten deze intentie te hebben gemaakt. Met andere woorden, de intentie van het verplichte vasten moet ’s nachts worden gedaan, te beginnen vanaf de zonsondergang. Voor alle niet verplichte, extra/aanbevolen vastenmomenten is de intentie nog toegestaan ​​na zonsopgang. Dit is gebaseerd op een overlevering van Aisha (ra) die het volgende zei:

رَسُولُ اللَّهِ صَلَّى اللَّهُ عَلَيْهِ وَسَلَّمَ ذَاتَ يَوْمٍ يَا عَائِشَةُ هَلْ عِنْدَكُمْ شَيْءٌ قَالَتْ فَقُلْتُ يَا رَسُولَ اللَّهِ مَا عِنْدَنَا شَيْءٌ قَالَ فَإِنِّي صَائِمٌ

Op een dag kwam de Boodschapper van Allah (saw) bij mij binnen en vroeg: “Heb je iets (om te eten)?” Aisha antwoordde: “Nee.”, waarop hij (saw) zei: “Dan vast ik.” (overgeleverd door moslim).

Deze houding van de Boodschapper van Allah (saw) is een bewijs dat de intentie voor extra vasten (als Soennah) overdag kan worden gedaan, uiteraard op voorwaarde dat men dan nog niet heeft gegeten of gedronken.

Verderop dit vers zegt Allah (swt) vervolgens: kamâ kutiba ‘alâ al-ladzîna min qablikum (zoals het was voorgeschreven aan degenen voor jou). Ibn ‘Abbas zei dat Allah (swt) hier refereert naar de Mensen van het Boek (Ahlul-Kitaab). Sommige geleerden zeiden dat deze verwijzing naar de vorige mensen teruggaat van beginnend bij de profeet Adam (ra) tot aan deze gemeenschap. Volgens enkele andere geleerden is deze mededeling bedoeld om de geest van de moslimgemeenschap op te wekken, in het bijzonder door te wedijveren met andere voorafgaande gemeenschappen in het perfectioneren van goede daden en het gedrag te corrigeren.

Tot slot eindigt Allah (swt) dit vers met de woorden: la’allakum tattaqûn (opdat je zelfbeheersing mag (leren). Aan het einde van dit vers wordt dus uitgelegd dat de wijsheid achter de verplichting van het vasten, het bekomen van vroomheid (taqwâ) is voor de moslims. Diverse geleerden zeggen hierover dat vasten de hoogste aanbiddingsvorm is om vroomheid te bereiken. Het woord taqwâ is overigens ontstaan ​​uit het woord waqâ, wat taalkundig beschermen betekent. Het woord werd dan een concept om te verwijzen naar attitudes en handelingen om zichzelf te beschermen tegen de toorn en de straf van Allah (swt). Dit door de geboden van Allah (swt) uit te voeren en weg te blijven van Zijn (swt) verboden.

In de volgende verzen (al-Baqarah 184 en 185) wordt nog uitgelegd dat de vastenplicht is opgelegd voor alle dagen tijdens de maand Ramadan, de maand waarin de Koran werd geopenbaard. Alle moslims zijn dus verplicht om te vasten, behalve diegenen met een wettelijke vrijstelling (dit zijn reizigers en zieken/potentieel zwakkeren zoals ouderen en zwangere vrouwen). Zij dienen de gemiste vastendagen wel later in te halen of voedseldonaties (fidyah) te geven indien het vasten door een chronische beletsel onmogelijk is.

Reiken naar taqwâ door vasten

Allah (swt) zegt dat de gelovigen met het vasten een verheven houding in vroomheid kunnen realiseren. Het concept vroomheid duidt in feite op een versterkte relatie met Allah (swt) doordat de gelovige zich bevindt in een staat van Godsbewustzijn, zowel in de gedenkingen als in de handelingen. Door te vasten vergroot zodoende dit Godsbewustzijn en zodus de bereidheid bij moslims om gehoorzaam te zijn aan Allah (swt) en om zich te onderworpen aan al Zijn (swt) geboden en verboden.

Het bereiken van vroomheid door te vasten is wel op voorwaarde dat het vasten correct begrepen en uitgevoerd wordt. De intentiemaking die hiermee gepaard dient te gaan, dient in haarzelf ook gepaard te zijn met oprechtheid. De moslims worden tijdens het vasten eraan herinnerd dat er geen verborgen plaats is voor Allah (swt) en dat Hij (swt) alles weet, ziet en hoort. Ongeacht waar men zich bevindt of zichzelf afsluit, zal men niet durven om nog maar een klein beetje te drinken of te eten. Door te vasten met oprechtheid trainen moslims zichzelf dus als het ware om Allah (swt) altijd en overal te gedenken. En als deze overtuiging en bewustzijn niet alleen wordt toegepast bij het vasten in de Ramadan, maar in alle facetten van het leven, dan zal dit resulteren tot vroomheid.

Middels het vasten trainen moslims tevens de zelfbeheersing van hun behoeften en verlangens. Het is duidelijk dat mensen behoeftes hebben om te eten, te drinken en dergelijke meer. Deze behoeften vormen voor de moslim echter geen excuus om zich hieraan teugelloos over te geven zoals dieren doen. Moslims dienen hun organische en instinctieve behoeften veeleer te bevredigen op de voorgeschreven wijze door Allah (swt). Eten, drinken en geslachtsgemeenschap kunnen bijgevolg alleen op de rechtmatige wijze worden voldoen. Zo is de consumptie van voeding onderhevig aan datgene wat toegestaan en verboden is (halâl en harâm) en mag geslachtgemeenschap enkel tussen rechtmatige echtgenoten. En juist door te vasten kunnen moslims hun verlangens nog sterker beheersen en leren ze gedisciplineerd te leven volgens de Goddelijke oordelen.

Wanneer moslims tijdens het vasten de dorst en honger kunnen weerstaan ​​waarop in andere maanden geen beperkingen zijn, dan zouden ze zich ook moeten kunnen onthouden van ongeoorloofde praktijken zoals bijvoorbeeld (het eten van) onrechtmatige welvaartsvergaring. En wanneer moslims in staat zijn om ’s middags geen gemeenschap te hebben met hun echtgenotes, dan zouden ze zich ook kunnen onthouden van immorele verleidingen en handelingen. Kortom, wanneer de moslims omwille van Allah (swt) hun behoeften kunnen beheersen tijdens het vasten in de Ramadan, dan kunnen ze ook buiten de Ramadan wegblijven van wat verboden is en het juiste pad volgen. De moslim verkrijgt zodus een sterke islamitische persoonlijkheid die altijd en overal gehoorzaam en trouw zal zijn aan de geboden en verboden van Allah (swt). Derhalve zal het vasten, indien correct begrepen en succesvol uitgevoerd, leiden tot vroomheid. Maar niet alleen door te vasten bereikt men vroomheid, want alle andere aanbiddingsdaden zullen eveneens de vrucht van vroomheid voortbrengen. Allah (swt) zegt immers:

يَا أَيُّهَا النَّاسُ اعْبُدُوا رَبَّكُمُ الَّذِي خَلَقَكُمْ وَالَّذِينَ مِنْ قَبْلِكُمْ لَعَلَّكُمْ تَتَّقُونَ

O mensen! Aanbid jullie Heer die jullie heeft geschapen en degenen die jullie zijn voorgegaan, opdat jullie vroomheid leren (Soera al-Baqarah: 21).

De maand Ramadan is wat dat betreft eveneens de beste periode om andere aanbiddingsdaden en goede daden in veelvuldigheid te verrichten. Daarom is het uiterst belangrijk om tijdens deze periode veel (berouwvolle) smeekbedes te verrichten, de Koran te reciteren, extra gebeden te doen, aalmoezen te doneren aan behoeftigen, het goede gedrag te ontwikkelen, eerbiedig te zijn aan ouderen en familieleden en om vriendelijkheid te tonen aan alle andere mensen. En de beste der goede daden tijdens de Ramadan is het wegblijven van de zondes, in het bijzonder door geen schade te berokkenen aan anderen en de tong te beheersen tegen onwaardige woorden en lasteringen.

 ‘Ali ibn Aboe Taalib (ra) zei: “Ik vroeg: ‘Boodschapper van Allah (saw), wat zijn de beste daden tijdens deze maand?’. Hij (saw) antwoordde: ‘O Aboe Hassan (vader van Hassan), de beste van daden tijdens deze maand is het wegblijven van hetgeen Allah (swt) verboden heeft’.”

We vragen Allah (swt) om ons te vergeven, om onze vasten, aanbiddingen en goede daden te accepteren en om ons te leiden op het pad van vroomheid; en we vragen dat Allah (swt) deze Ramadan gezegend maakt voor de gehele moslimgemeenschap, om ons te beschermen tegen de huidige beproeving waarin we ons bevinden en om ons hierin succesvol te maken.

Back to top button