FiqhIslamitische wetenschappen

Wanneer is het wel of niet toegestaan op te staan tegen islamitische leiders?


Inleiding

Onder de moslims is er vaak verwarring of onduidelijkheid hoe om te gaan met de huidige leiders. Sommige geleerden en groepen roepen op om de leiders te allen tijde te gehoorzamen en claimen dat het in opstand komen tegen de leiders verboden is. Zelfs het organiseren van een demonstratie wordt door hen als verboden beschouwd en het werken om het systeem te veranderen is eveneens niet toegestaan want men dient geduld (sabr) te hebben. Een andere groep is van mening dat de huidige leiders afvallig zijn en dat zij bestreden moeten worden omdat zij niet met islam regeren. Zij motiveren dus eenieder om de wapens op te pakken om de moslimlanden te zuiveren van deze heersers.

Door deze verschillende meningen is er verwarring ontstaan in de hoofden van vele moslims hetgeen vaak resulteert in passiviteit om de situatie niet te veranderen. In dit artikel zal de visie van islam gegeven worden op de relatie tussen de heersers en het volk, wanneer men dient te gehoorzamen en wanneer het toegestaan is te rebelleren.

Wat wordt beschouwd als afwijkend gedrag (inhiraaf) van de heerser?

De eerste vraag welke in dit onderzoek gesteld wordt is wat precies de afwijkende gedragingen zijn van heersers die aan ons overgeleverd zijn via de islamitische bronnen. De volgende overleveringen zijn overgeleverd waarin de Profeet (saw) specifieke afwijkingen heeft benoemd:

  1. Het doen van zondes

De Profeet (saw) heeft gezegd:

” خِيَارُ أَئِمَّتِكُمُ الَّذِينَ تُحِبُّونَهُمْ وَيُحِبُّونَكُمْ ، وَتُصَلُّونَ عَلَيْهِمْ وَيُصَلُّونَ عَلَيْكُمْ ، وَشِرَارُ أَئِمَّتِكُمُ الَّذِينَ تُبْغِضُونَهُمْ وَيُبْغِضُونَكُمْ , وَتَلْعَنُونَهُمْ وَيَلْعَنُونَكُمْ ” . قَالُوا : قُلْنَا : يَا رَسُولَ اللَّهِ أَفَلا نُنَابِذُهُمْ عِنْدَ ذَلِكَ ؟ قَالَ : ” لا , مَا أَقَامُوا فِيكُمُ الصَّلاةَ , إِلا وَمَنْ وُلِّيَ عَلَيْهِ وَالٍ ، فَرَآهُ يَأْتِي شَيْئًا مِنْ مَعْصِيَةِ اللَّهِ ، فَلْيَكْرَهْ مَا يَأْتِي مِنْ مَعْصِيَةِ اللَّهِ ، وَلا تَنْزِعَنَّ يَدًا مِنْ طَاعَةٍ “

“Jullie beste Imaams zijn degenen van wie jullie houden en diegenen die van jullie houden en voor wie jullie smeekbede doen en degenen die smeekbede voor jullie doen. En jullie slechte imaams zijn degenen die jullie haten en zij haten jullie en jullie vervloeken hen en zij vervloeken jullie.

Ze zeiden, o Boodschapper van Allah, zullen we hen dan niet bevechten?” Hij (saw) zei: “Nee. Niet zolang zij het gebed onder jullie vestigen. Wanneer iemand als leider wordt aangesteld en er wordt gezien dat hij iets doet in ongehoorzaamheid van Allah, haat dan hetgeen van ongehoorzaamheid aan Allah waarmee hij gekomen is en houdt jullie handen niet weg van de gehoorzaamheid. (Overgeleverd door Moeslim)

  1. Het opdragen tot ongehoorzaamheid (ma’siya) aan Allah

السَّمْعُ وَالطَّاعَةُ عَلَى الْمَرْءِ الْمُسْلِمِ فِيمَا أَحَبَّ وَكَرِهَ مَا لَمْ يُؤْمَرْ بِمَعْصِيَةٍ ، فَإِذَا أُمِرَ بِمَعْصِيَةٍ فَلَا سَمْعَ وَلَا طَاعَةَ ” .

Het is verplicht voor de moslimman om te horen en te luisteren in hetgeen waar hij van houdt en hetgeen hij haat zolang hij niet opgedragen wordt tot ongehoorzaamheid (aan Allah). Indien hij opgedragen wordt tot ongehoorzaamheid (aan Allah), dan is er geen luisteren en gehoorzaamheid (aan de leider).” (Overgeleverd door Boecharie en Moeslim).

  1. Het doen van hetgeen verafschuwd (moenkar) is door de sjarie’a

” إِنَّهَا سَتَكُونُ أَثَرَةٌ وَأُمُورٌ تُنْكِرُونُهَا ، قُلْنَا : فَمَا تَأْمُرُ مَنْ أَدْرَكَتْ مِنَّا ذَاكَ ، قَالَ : تُؤَدُّونَ الْحَقَّ الَّذِي عَلَيْكُمْ ، وَتَسْأَلُونَ اللَّهَ الَّذِي لَكُمْ ” .

“Er zal egoïsme zijn en zaken die jullie haten”. Wij zeiden: “Wat beveelt u degene van ons te doen die dit bereikt? Hij zei: “Vervul het recht van degenen die aangesteld zijn over jullie en vraag Allah jullie eigen rechten te geven.” (Overgeleverd door Boecharie en Moeslim)

 Het bestraffen, martelen en mishandelen

قال حذيفة بن اليمان قلت: يا رسول الله إنا كنا بشر فجاء الله بخير فنحن فيه فهل من وراء هذا الخير شر، قال: نعم، قلت: هل وراء ذلك الشر خير، قال: نعم، قلت: فهل وراء ذلك الخير شر، قال: نعم، قلت: كيف؟ قال: يكون بعدي أئمة لا يهتدون بهداي ولا يستنون بسنتي وسيقوم فيهم رجال قلوبهم قلوب الشياطين في جثمان إنس قال: قلت: كيف أصنع يا رسول الله إن أدركت ذلك، قال: تسمع وتطيع للأمير وإن ضرب ظهرك وأخذ مالك فاسمع وأطع.

Hoedhaifa bin al Yamaan zei: O Boodschapper van Allah, we verkeerden in slechtheid en toen kwam Allah met het goede en wij bevinden ons er nu in, zal er na dit goede nog iets slechts zijn?” Hij (saw) zei: “Ja”. Ik zei: “Is er na dat slechte nog iets goeds?” Hij (saw) zei: “Ja.” Ik zei: “Zal er na dat goede iets slechts zijn?” Hij (saw) zei: “Ja”. Ik zei: “Hoe?” Hij zei: “Na mij zullen er imaams zijn die niet geleid zijn volgens mijn Leiding en niet mijn Soenna volgen en er zullen onder hen mensen opstaan wiens harten de harten van duivels zijn in het lichaam van een mens.” Ik zei: “Wat moet ik doen o Boodschapper van Allah als ik die tijd bereik?” Hij zei: “Je luistert en gehoorzaamd de leider ook al wordt je op je rug geslagen of wordt jouw bezit ontnomen, luister en gehoorzaam.” (Moeslim).

Overleveringen over de voorwaarde van het regeren met islam

Vervolgens zijn er nog andere ahadieth die wijzen op dat de basis voor de leiders dat ze zich vasthouden aan de islam. De Profeet (saw) heeft gezegd:

ولو استعمل عليكم عبد يقودكم بكتاب الله فاسمعوا وأطيعوا

“Ook al wordt er over jullie een slaaf aangesteld die jullie leidt met het Boek van Allah, luister en gehoorzaam.” (Overgeleverd door Moeslim)

  أَلا أُخْبِرُكُمْ بِخِيَارِ عُمَّالِكُمْ وَشِرَارِهِمْ ؟ ” قَالُوا : بَلَى يَا رَسُولَ اللَّهِ . قَالَ : ” خِيَارُهُمْ خِيَارُهُمْ لَكُمْ ، وَمَنْ تُحِبُّونَهُ ويُحِبُّكُمْ ، وَتَدْعُونَ اللَّهَ لَهُ وَيَدَعُو اللَّهَ لَكُمْ ، وَشِرَارُهُمْ شرارُهُمْ لَكُمْ ، مَنْ تُبْغِضُونَهُ ويُبْغِضُكُمْ ، وَتَدْعُونَ اللَّهَ عَلَيْهِ وَيَدَعُو اللَّهَ عَلَيْكُمْ . فَقَالُوا : أَفَلا نُقَاتِلُهُمْ يَا رَسُولَ اللَّهِ ؟ قَالَ : ” لا ، دَعُوهُمْ مَا صَلُّوا ، وَصَامُوا

“Zal ik jullie niet informeren over jullie goede leiders en de slechten van onder hen?” Zij zeiden: “Natuurlijk o Boodschapper van Allah”. Hij zei: “De besten van hen zijn degenen die het beste voor jullie zijn en van wie jullie houden en zij houden van jullie en jullie doen smeekbede bij Allah voor hen en zij doen smeekbede bij Allah voor jullie en de slechten onder hen zijn degenen die jullie slecht behandelen en degenen die jullie haten en zij haten jullie en jullie doen smeekbede bij Allah tegen hen en zij doen smeekbede bij Allah tegen jullie”. Ze zeiden: “Moeten we hen niet bevechten o Boodschapper van Allah?” Hij zei: “Nee, laat hen zolang zij bidden en vasten..” (Overgeleverd door Tabarani)

بايعنا رسول الله على السمع والطاعة في العسر واليسر والمنشط والمكره وعلى أثرة علينا وعلى ألا ننازع الأمر أهله وعلى أن نقول بالحق أينما كنا, لا نخاف في الله لومة لائم – وفي رواية: وعلى ألا ننازع الأمر أهله – إلا أن تروا كفرا بواحا – أي ظاهرا – عندكم من الله فيه برهان

Oebaada ibn as Saamit (ra) zei: “We hebben de eed van trouw (bay’a) afgelegd aan de Profeet (saw) opdat we luisteren en gehoorzamen in moeilijke en gemakkelijke tijden en bij handelingen die voorkeur hebben of afkeur hebben en als we benadeeld worden en dat we niet in gevecht zullen gaan met de mensen van autoriteit en dat we overal waar we zijn de waarheid zullen zeggen en we omwille van Allah niet degenen die kritiek hebben vrezen – en in een andere versie: “en dat we niet met de mensen van autoriteit in gevecht gaan “behalve wanneer jullie openlijke koefr (koefran bawaahan) – hetgeen zich openlijk manifesteert – waarvan jullie van Allah een duidelijk bewijs hebben.” (Overgeleverd door Boecharie en Moeslim).

Over de laatst genoemde overlevering is er een discussie onder de geleerden ontstaan wat nu precies bedoeld wordt met openlijke koefr. De klassieke geleerden waren verdeeld in hun mening in drie groepen:

  1. Het is verplicht om elke afwijking te bestrijden, of dit koefr is of niet;
  2. Het is enkel verplicht als er openlijke koefr is, buiten dit is het verboden;
  3. Het is vrijgelaten (moebah) om te rebelleren wanneer de heerser afwijkingen (inhiraaf) vertoont buiten de openlijke koefr, want in dit geval is het verplicht.

De gevallen wanneer de leider gehoorzaamd dient te worden en wanneer hij bevochten mag worden

Wanneer de bovenstaande teksten gezamenlijk begrepen worden kunnen de volgende conclusies getrokken worden:

Het is voor de moslim in de basis verplicht geduldig te zijn en het is verboden om te vechten ook al vertoont hij grote overtredingen (fisq) of onderdrukking (dhoelm) of opdraagt tot ongehoorzaamheid.

Er zijn echter enkele afwijkingen (inhiraaf) waar hij wel bevochten mag worden ook al is dit geen openlijke koefr:

  • Wanneer de heerser het gebed heeft verlaten;
  • Wanneer de heerser het vasten heeft verlaten;
  • Wanneer het gebed niet ‘gevestigd’ wordt (iqaamatoes-salaat): dit is het uitnodigen van de moslims tot het gebed en hen bestraffen wanneer zij dit openlijk niet uitvoeren;
  • Wanneer de heerser openlijk ongehoorzaam is aan Allah.

Dit is gebaseerd op de overlevering:

.. و أن لا ننازع الأمر أهله إلا أن تكون معصية الله بواحا

“En dat we niet de mensen van autoriteit bevechten behalve bij openlijke ongehoorzaamheid aan Allah.” (Overgeleverd in Fath oel Baarie)

  • Het openlijk oproepen tot zonde

Dit is gebaseerd op de overlevering op de vraag of de leiders niet bevochten moeten worden:

..ما لم يأمرك بإثم بواحا

“Zolang hij je niet openlijk tot zonde opdraagt..” (Fath oel Baarie)

Dit waren vijf situaties waarin islam het toegestaan heeft de leiders te bevechten buiten de openlijke koefr (koefr boewaah).

 De situatie van openlijke koefr

In het geval van openlijke koefr (koefr bawaah) is het verplicht tegen de leider te rebelleren, gebaseerd op de overlevering van Boecharie en Moeslim:

وعلى ألا ننازع الأمر أهله – إلا أن تروا كفرا بواحا – أي ظاهرا – عندكم من الله فيه برهان

“en dat we niet met de mensen van autoriteit in gevecht gaan “behalve wanneer jullie openlijke koefr (koefran boewaahan) – hetgeen zich openlijk manifesteert – waarvan jullie van Allah een duidelijk bewijs hebben.”

Nu moet er gedefinieerd worden wat precies openlijke koefr is. Het is duidelijk vanuit de taal dat het open is gelaten (moetlaq) zonder dat er een specificatie wordt gedaan. Dit betekent dat deze openlijke koefr vanuit drie perspectieven bekeken kan worden:

  1. Koefr van de leider zelf door afvallig te worden;

De geleerden zijn unaniem erover eens dat deze dan bevochten moet worden.

2. Koefr van de inwoners dat mensen openlijk afvallig worden en de leider dit negeert;

  1. Koefr in het systeem, omdat het gebaseerd is op koefr, zoals een seculier systeem.

Als een heerser oproept tot ongehoorzaamheid aan Allah terwijl het systeem islamitisch is, dan is dit afwijking (inhiraaf). Maar als hij oproept tot ongehoorzaamheid en dit middels wetgeving dus openlijk toestaat, dan is dit openlijke koefr omdat dit wijdverspreid is en een ieder hiervan op de hoogte is.

Dit is ook te vergelijken met een persoon. Wanneer iemand geen islamitische handelingen verricht, maar zijn basis wel islam is omdat hij hierin gelooft, dan blijft hij moslim. Maar wanneer hij islamitische handelingen verricht, terwijl hij niet gelooft in islam is hij een niet-moslim. Hetzelfde geldt voor de staat. Wanneer deze niet in haar basis islamitisch is, kunnen we ook niet stellen dat deze islamitisch is, maar dat het een koefr systeem is.

Dit betekent dat er gekeken moet worden naar de constituties en wetgeving om te bepalen of dit werkelijk openlijke koefr is of niet.

Hoe valt het begrip van openlijke koefr toe te passen in de huidige tijd?

Nu rijst er mogelijk de vraag, nu we weten dat alle moslimlanden openlijk koefr begaan omdat er geen enkel land is dat vanuit haar wortels gebaseerd is op de islamitische wetgeving. Is het dan nu verplicht om te rebelleren tegen de heerser en deze af te zetten?

Om hier antwoord op te geven moet de volgende overlevering correct en diep begrepen worden:

وعلى ألا ننازع الأمر أهله – إلا أن تروا كفرا بواحا – أي ظاهرا – عندكم من الله فيه برهان

“en dat we niet met de mensen van autoriteit in gevecht gaan “behalve wanneer jullie openlijke koefr (koefran boewaahan) – hetgeen zich openlijk manifesteert – waarvan jullie van Allah een duidelijk bewijs hebben.”

De overlevering bevindt zich in een context waarin Oebaada ibn as Saamit en andere metgezellen van de Ansaar de eed van trouw zwoeren aan de Profeet (saw). Zoals eerder is beschreven spreekt de overlevering over het gehoorzamen van de leider “in moeilijke en gemakkelijke tijden en bij handelingen die voorkeur hebben of afkeur hebben en als we benadeeld worden en dat we niet in gevecht zullen gaan met de mensen van autoriteit en dat we overal waar we zijn de waarheid zullen zeggen en dat we niet met de mensen van autoriteit in gevecht gaan tenzij er openlijke koefr gezien wordt.

De overlevering spreekt dus duidelijk over een context dat wanneer er een heerser is die met islam regeert en vervolgens op een bepaald moment openlijke koefr doet. De overlevering gaat dus over de situatie wanneer er een islamitische staat aanwezig is en er een heerser is die met Islam regeert en vervolgens deze misdaad pleegt. De realiteit van vandaag is echter verschillend aan de context van waar de overlevering zich heeft afgespeeld. Men leeft namelijk vandaag in een situatie dat sinds de val van de Ottomaanse Khilafah in 1924 de moslims al bijna 100 jaar leven in de afwezigheid van de implementatie van islam en dus zonder een heerser die regeert met de Koran en Soenna.

Op dit moment is de kwestie dus niet meer het rechtzetten van een heerser nadat hij plotseling openlijke koefr toont, omdat de huidige heersers nooit met islam hebben geregeerd. De vraagstelling is in dit geval dus niet: wat moet men doen als er openlijk koefr plaatsvindt? Maar dit moet zijn: wat moet men doen als het islamitisch systeem volledig afwezig is? Dit betekent dat het onderwerp gericht moet worden op het hervestigen van een volledige staat waarin de wetten van islam volledig geïmplementeerd worden met een leider die met het Boek van Allah en de Soenna van de Profeet (saw) zal regeren.

Hiervoor zal gekeken moeten worden naar de weg die de Profeet (saw) bewandeld heeft om de staat te vestigen. Er moet gekeken worden naar welke stappen de Profeet (saw) in Mekka genomen heeft om uiteindelijk in Medina de staat te vestigen en te regeren met islam. Om deze reden is de verplichting van het rebelleren tegen de leider wegens openlijke koefr vandaag niet van toepassing, maar dient men de weg te bewandelen van de Profeet (saw) om de Khilafah opnieuw op te richten, hetgeen in een later artikel uiteengezet zal worden.

Back to top button