Het Arabische woord voor afbeelding is as soera, het meervoud waarvan as soewar is. Er bestaan verschillende manieren waarop de mens afbeeldingen kan maken. Hij kan tekenen en tekeningen maken die iets afbeelden. Hij kan schilderen en schilderijen maken die iets afbeelden. Hij kan beeldhouwen en beelden maken die afbeelden. Hij kan afbeeldingen weven in een kleed. En hij ook foto’s of videobeelden van de waarneembare realiteit maken. Deze foto’s of videobeelden geven dan een afbeelding van de waarneembare realiteit.
Er bestaan verschillende ahadieth die spreken over afbeeldingen en het maken van afbeeldingen middels tekenen, schilderen, beeldhouwen en weven. ‘Aiesja (ra) heeft overgeleverd: “De Boodschapper van Allah (saw) kwam bij me en ik had mijn slaapkamer afgezonderd middels een gordijn (qiraam) waarop afbeeldingen waren. Toen hij dit zag, verscheurde hij het. Zijn gezicht veranderde van kleur en hij (saw) zei: O ‘Aiesja, de zwaarst bestrafte mensen op de Dag des Oordeels zijn zij die de schepping van Allah (swt) namaken” (Boechari). Een qiraam is een gordijn waarop afbeeldingen zijn getekend of geschilderd, of in zijn geweven. Aboe Hoerayra (ra) zei: “De Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: Djibriel kwam bij me en zei: ‘Ik kwam bij je tijdens de nacht en niets weerhield me ervan om het huis waar je was te betreden behalve dat er in dat het huis een beeld van een man was, (en) er was een qiraam met afbeeldingen als gordijn in het huis, en er was een hond in het huis. Geef derhalve de opdracht om het hoofd van het beeld te slaan zodat het er uit komt te zien als een boom, geef de opdracht om het gordijn in stukken te snijden om er twee kussens mee te maken waarop geleund kan worden, en geef de opdracht om de hond te verwijderen’. De Boodschapper van Allah (saw) heeft aldus gedaan” (Ahmed). Ibn ‘Abbaas (ra) heeft overgeleverd: “De Boodschapper van Allah (saw) zag de tekeningen in het Huis [de Ka’aba, vert.], en hij (saw) trad niet binnen totdat hij (saw) opdracht had gegeven tot hun uitwissing” (Boechari). Ook van Ibn ‘Abbaas (ra) is overgeleverd dat een man bij hem kwam en zei: “Ik teken deze tekeningen en ik houw deze beelden, geef me derhalve een fatwa (oordeel) over hen”. Ibn ‘Abbaas (ra) zei: “Kom dichterbij”, waarop de man dichterbij kwam, totdat hij (Ibn ‘Abbaas) zijn hand op het hoofd van de man deed en zei: “Ik vertel je wat ik heb gehoord van de Boodschapper van Allah (saw). De Boodschapper van Allah (saw) zei: ‘Iedere tekenaar is in het Vuur. Voor iedere tekening die hij maakt zal er een ziel gemaakt worden die hem zal bestraffen in het Vuur van de Hel. Dus als je dit moet doen [afbeeldingen maken, vert.] maak dan bomen en hetgeen geen ziel (nafs) heeft’.” (Boechari, Moeslim). En Aboe Djoehayfa heeft verteld dat hij een iemand die bloedlatingen verrichtte bij de Profeet (saw) bracht. Hij zei: “Voorwaar de Profeet (saw) verbood de prijs van het bloed (de vergoeding voor degene die het bloedlaten verricht, vert.), de prijs van de hond, de verdiensten van een prostituee, en hij vervloekte de degene die rente neemt en (degene die) geeft, degene die tatoeëert, degene die getatoeëerd wordt, en de tekenaar” (Boechari).
Deze ahadieth laten er geen twijfel over bestaan dat tekeningen en beelden haraam zijn, en dat het maken van tekeningen en beelden haraam is.
Er is echter een opvallend feit bij al deze ahadieth. Dit is dat sommigen van hen algemeen zijn en niet specificeren welke afbeeldingen haraam zijn. Terwijl anderen van hen over specifieke afbeeldingen spreken, zoals “maak dan bomen en hetgeen geen ziel (nafs) heeft”. Dus sommige ahadieth lijken al de afbeeldingen te verbieden, terwijl andere ahadieth de afbeeldingen van hetgeen een ziel heeft verbieden. In dergelijke gevallen, waar sommige ahadieth bij een onderwerp algemeen zijn en andere specifiek, daar moet in de algemene ahadieth de betekenis van de specifieke ahadieth begrepen worden. Oftewel, omdat de ahadieth met een gespecificeerd onderwerp het maken van afbeeldingen van dingen met een ziel verbieden maar het maken van afbeeldingen van dingen zonder een ziel toestaan, moeten ook de ahadieth die algemeen zijn begrepen worden als betekende dat het maken van afbeeldingen van dingen met een ziel verboden is maar het maken van afbeeldingen van dingen zonder een ziel toegestaan. Dus het maken van afbeeldingen van dingen die niet een ziel hebben, zoals bomen en bergen, is toegestaan. Maar het maken van afbeeldingen van dingen die wel een ziel hebben, zoals mensen en dieren, is niet toegestaan.
Sommige mensen zeggen dat enkel verboden zijn die afbeeldingen die drie-dimensionaal zijn, oftewel standbeelden (“afbeeldingen die een schaduw hebben”). Zij zeggen dat het Arabische woord soera, dat gebruikt wordt in de ahadieth die tekenen, schilderen, beeldhouwen en hun afbeeldingen verbieden, verwijst naar een specifiek type afbeeldingen. Namelijk de drie dimensionale afbeeldingen. Wij zeggen echter: de Boodschapper van Allah (saw) heeft in expliciete bewoordingen de opdracht gegeven om zowel de drie-dimensionale afbeelding te verbieden als de twee-dimensionale afbeelding. Het gordijn van ‘Aiesja (ra) kende twee dimensionale afbeeldingen en werd verboden. En ‘Ali (ra) werd de opdracht gegeven om zowel de drie dimensionale standbeelden te vernietigen als de twee dimensionale tekeningen. Derhalve moet het woord soera algemeen begrepen worden als slaande op al de afbeeldingen.
Het doet er ook niet toe of hetgeen met een ziel in zijn geheel is afgebeeld of slechts gedeeltelijk. Want de ahadieth spreken in algemene termen en zijn niet gespecifieerd. Zij spreken niet expliciet over een “compleet mens” of een “compleet dier”, en dus omvatten zij zowel het complete dier en de complete mens als een deel van het dier en een deel van de mens. Dus voor de een afbeelding van een deel van de mens, zoals zijn arm, geldt hetzelfde als voor de afbeelding van geheel de mens.
Een twistpunt is de vraag of afbeeldingen gemaakt middels fotografie en videografie vallen onder het verbod op het maken van afbeeldingen van de genoemde ahadieth. Waarover geen discussie kan bestaan is dat de essentie van fotograferen (waaronder foto en video) anders is dan de essentie van zowel tekenen, schilderen, beeldhouwen als weven. Ten eerste, namelijk, is bij de laatstgenoemde de mens degene die de afbeelding maakt. Hij neemt waar en spant zich in om deze waarneming weer te geven op papier of doek, in steen of kleed. In het geval van fotografie, daarentegen, wordt een afbeelding tot stand gebracht door het licht dat van de waarneembare realiteit uitgaat op te vangen en gevangen gehouden. Bij de oorspronkelijke fotografie wordt een film gemaakt uit chemicaliën die reageren op licht. Wanneer zij bloot gesteld worden aan licht, dan reageren deze chemicaliën en wordt de afbeelding van de realiteit vastgelegd. Bij de hedendaagse digitale fotografie wordt een lichtgevoelige sensor gebruikt in plaats van chemicaliën. De mens maakt hier dus niet de afbeelding. De afbeelding is het resultaat van de eigenschappen van de chemicaliën, die reageren onder invloed van licht. Ten tweede is het verschil tussen fotografie en zowel tekenen, schilderen, beeldhouwen als weven dat bij fotografie de zuivere realiteit wordt weergegeven. Maar bij zowel tekenen, schilderen, beeldhouwen als weven, daarentegen, is de afbeelding de waarneming van de realiteit door de tekenaar, schilder, beeldhouwer of wever.
Omdat de genoemde ahadieth spreken over de afbeeldingen gemaakt door de mens, door de tekenaar, schilder, beeldhouwer of wever, kan niet gezegd worden dat zij ook betrekking hebben op de afbeeldingen gemaakt door de fotograaf. Omdat, nogmaals, fotografie iets essentieel anders is dan zowel tekenen, schilderen, beeldhouwen als weven.
Sommige mensen zeggen dat fotografie en de afbeeldingen die hieruit resulteren desalniettemin toch verboden zijn. Zij zeggen dit op basis van qiyaas, oftewel analogie. Hun redenatie is als volgt: “De ahadieth spreken over het maken van afbeeldingen middels zowel tekenen, schilderen, beeldhouwen als weven, en stellen dat deze handelingen en hun resultaat verboden is. De reden hiervoor is dat de mens niet de schepping van Allah (swt) mag namaken. De Boodschapper van Allah (saw) heeft immers gezegd “de zwaarst bestraft mensen op de Dag des Oordeels zijn zij die de schepping van Allah (swt) namaken” in reactie op de waarneming van een gordijn met afbeeldingen in het huis van ‘Aiesja (ra). Fotografie brengt eveneens een afbeelding tor stand die de schepping van Allah (swt) namaken. Omdat het namaken van de schepping van Allah (swt) dus de reden (illa) is voor het verbod op afbeeldingen, en omdat fotografie eveneens de schepping namaakt, is fotografie analoog aan tekenen, schilderen, beeldhouwen en weven en dus ook verboden.”
Wij zeggen echter: qiyaas vereist een illa, oftewel een reden voor het oordeel. Er is bij een oordeel van Allah (swt) enkel sprake van een illa indien Allah (swt) zelf de reden voor Zijn (swt) oordeel geeft. Er is door Allah (swt) echter geen illa gegeven voor Zijn (swt) verbod op het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel middels tekenen, schilderen, beeldhouwen of weven. En dus kan er geen qiyaas (analogie) toegepast worden. En dus is dit oordeel betreffende fotografie, dat gebaseerd is op qiyaas, ongeldig.
De reden dat wij zeggen dat er in de genoemde ahadieth geen illa wordt gegeven door Allah (swt) is dat in genoemde hadith een vergelijking wordt gemaakt tussen enerzijds het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel middels tekenen, schilderen, beeldhouwen en weven; en anderzijds het namaken van de schepping van Allah (swt). Maar het maken van een vergelijking is iets anders dan het geven van een reden. Allah (swt) zegt niet dat Hij (swt) heeft het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel middels tekenen, schilderen, beeldhouwen en weven verboden heeft verklaard omdat dit hetzelfde is als het namaken van de schepping. Hij (swt) heeft dit enkel vergeleken met het namaken van de schepping. Omdat er in het oordeel betreffende het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel middels tekenen, schilderen, beeldhouwen en weven dus geen illa is gegeven, kan er geen qiyaas zijn. Om fotografie te beoordelen middels qiyaas is dus onmogelijk. En genoemd oordeel betreffende fotografie op basis van qiyaas is derhalve ongeldig.
En wij zeggen dit terwijl wij weten dat de Boodschapper van Allah (swt) heeft gezegd, van Ibn ‘Oemar: “Er zal (op de Dag des Oordeels, vert.) tot hen gezegd worden: ‘Geef leven aan hetgeen jullie gemaakt hebben’.” (Boechari, Moeslim). Want ook hier geeft Allah (swt) niet Zijn (swt) reden voor Zijn (swt) oordeel inzake het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel middels tekenen, schilderen, beeldhouwen en weven. Hij (swt) laat enkel weten wat op de Dag des Oordeels gezegd zal worden tegen de mensen die gezondigd hebben tegen dit oordeel van Hem (swt).
Bovendien, Allah (swt) heeft niet enkel de wezens met een ziel geschapen, Hij (swt) heeft ook de wezens zonder een ziel geschapen. Ook dit is een aanwijzing dat het namaken van de schepping niet de reden voor het oordeel van Allah (swt) is. Als het namaken van de schepping als een illa genomen zou worden, dan zou ook het maken van afbeeldingen van wezens zonder een ziel verboden moeten worden verklaard. Omdat zij immers ook tot de schepping behoren. Maar de ahadieth hebben juist duidelijk gemaakt dat het maken van afbeeldingen van wezens zonder een ziel wel toegestaan is. Dus mag het namaken van de schepping niet als reden worden genomen voor het oordeel van Allah (swt).
En derhalve zeggen wij: het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel, door de handeling en de creativiteit van mensen, is verboden. Ongeacht of de afbeelding twee-dimensionaal of drie-dimensionaal is, en ongeacht of de afbeelding van een compleet wezen met een ziel is of van een deel van een wezen met een ziel. Fotografie is niet verboden, want dit is iets anders dan het maken van afbeeldingen van wezens met een ziel, door de handeling en de creativiteit van mensen.