Volgens Islam is de dood gelijk aan een ontmoeting met Allah (swt). Allah (swt) zegt:
“Onder de gelovigen zijn er mannen die de belofte die zij aan Allah gedaan hebben trouw blijven. Onder hen zijn er wiens wens vervuld is (omwille van Allah gedood zijn) en onder hen zijn er die daarop wachten. En zij hebben niets veranderd (in hun belofte).” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Ahzab 33, vers 23)
Er zijn dus mensen die wachten en waarachtig zijn in hun belofte tegenover Allah (swt), maar hun tijd is nog niet gekomen. Zij wachten, terwijl ze in deze wereld leven, blijven op de komst van het einde van hun adjal (de levenstermijn), om dan terug te keren naar hun metgezellen en het aangezicht van hun Heer (swt). Er zijn ook mensen die reeds verder zijn gegaan, wiens adjal al geëindigd is.
Maar, er zijn ook mensen die zich niet op het komenden einde van hun adjal voorbereid hebben, en ze wachten er ook niet op:
“Zeg: Voorwaar, de dood die jullie trachten te voorkomen zal jullie zeker vinden, daarna zullen jullie worden teruggevoerd naar de Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare en Hij zal jullie dan mededelen wat jullie plachten te doen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Djoemoe’a 62, vers 8)
Dus diegene die voor de dood wegrent, mogelijk gelooft hij niet in zijn ontmoeting met Allah (swt) en wenst de grootste geneugten in deze wereld te zoeken voor hoe lang hij kan. Allah (swt) zegt:
“Totdat, wanneer de dood tot een van hen komt, hij zal zeggen: ‘O mijn Heer, laat mij terugkeren. Hopelijk kan ik goede werken verrichten voor wat ik nagelaten heb’. Zeker niet! Voorwaar, dit zijn slechts woorden die hij spreekt en voor hen is een scheiding tot de Dag waarop zij opgewekt worden. Wanneer er op de bazuin geblazen wordt, op die Dag is er geen verwantschap tussen hen en zij kunnen elkaar geen vragen stellen. Degenen wiens weegschalen zwaar wegen: zij zijn degenen die de welslagenden zijn. En degenen wiens weegschalen licht wegen: zij zijn degenen die zichzelf verloren hebben, zij zullen in de Hel eeuwig levenden zijn.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Moe’uminoen 23, vers 99 – 103)
Het is ook mogelijk dat hij wel een gelovige is, maar éen die zwak is in het gedenken van Allah (swt) en de Dag des Oordeels. Waardoor hij achteloos is over de Achira (het Hiernamaals), te veel bezig is met zijn huidige wereld. Wanneer de dood dan ook tot hem komt, dan wordt hij berouwvol:
“En er is geen (aanvaarding van het) berouw voor degenen die het slechte bedrijven totdat een van hen de dood nabij is, (en dan) zegt: ‘Voorwaar, nu heb ik berouw’. En ook niet voor degenen die ongelovig sterven. Zij zijn degenen voor wie Wij een pijnlijke bestraffing voorbereid hebben.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nisa 4, vers 18)
Het geloof in het feit dat de oorzaak van de dood het einde van de adjal is, is een noodzakelijk iets dat niet van gescheiden kan worden van de dood. Dit zorgt er namelijk voor dat men elke seconde van ieder moment bewust met de dood omgaat. En dit is in lijn met het geloof in de Achira, wiens deuren voor de dood open gaan, waar er geen werk, djihaad of het dragen van de da’awa (uitnodiging tot Islam) meer is. De Boodschapper van Allah (saw) zei tegen ‘Abdoellah bin ‘Oemar (ra): “Als je in de morgen wakker wordt, verwacht dan niet dat je de avond bereikt, en wanneer je de avond bereikt, verwacht dan niet dat er een morgen zal zijn. Neem van je leven voordat je dood gaat en van je gezondheid voordat je ziek wordt, want jij, o ‘Abdoellah, weet niet wat morgen jouw naam zal zijn.” (Boechari).
En in een authentieke overlevering wordt verhaald dat toen Djibriel (as) de Profeet (saw) vroeg over Ihsaan, zei hij (saw): “Het aanbidden van Allah alsof je hem ziet, en indien je Hem niet ziet, ziet Hij jou zeker.” (Moeslim).
Het geloof in de dood is waardeloos zonder het geloof in de Achira, want de dood is het begin van het pad naar Achira: het eeuwige leven, het leven waar het lot besloten is. Ofwel complete zaligheid, ofwel een zware bestraffing. Dus wie de dood vreest en gelooft dat haar oorzaak het einde van de adjal is, maar wie zichzelf niet beschermt en zich de Achira niet op een manier voorstelt die hem voorbereidingen doet treffen om elk moment er heen te kunnen gaan, zijn Imaan (geloof) zal geen effect hebben op zijn handelingen in deze wereld. Als hij zondig is, zal het niet meer dan een paar snelle momenten van een gevoel van schuld opwekken, zonder dat hieraan opvolging wordt gegeven door het zoeken naar bescherming (in de vorm goede daden). En zonder verder nadenken over het misdadige gedrag, de oorzaken hiervoor, en de manieren om dit voortaan te voorkomen. Dus zal hij snel terugvallen in zijn oude manieren om Allah (swt) ongehoorzaam te zijn, nadat de effecten van het schuldgvoel, door wat hij zag of hoorde wat hem deed herinneren, uitgewerkt zijn.
‘Oethman bin ‘Affan (ra) zei in de laatste choetba die hij in zijn leven gaf: “Allah (swt) gaf jullie deze wereld om Achira te zoeken en Hij (swt) gaf het jullie niet om erv an afhankelijk te zijn. Want deze wereld eindigt en Achira is eeuwig. Dus laat hetgeen wat eindigt jou niet ondankbaar maken, noch jou weg houden van wat eeuwig duurt. Kies hetgeen wat eeuwig is boven hetgeen dat eindigt, want deze wereld zal afgesneden worden en onze terugkeer is naar Allah”.
De dood herinnert ons aan de Achira en er is geen betere herinneraar. De Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Vermeerder de gedachtenis aan hetgeen alle verlangens vernietigt”. (At Tirmidhi).
En hij (saw) heeft gezegd: “Als dieren wisten wat de zonen van Adam weten over de dood, zou je geen vet op hen vinden om op te eten.” (Al Bayhaqi).
Ibn ‘Oemar (ra) zei: “Ik kwam naar de Profeet (saw) en ik was de tiende van tien mannen toen één van de Ansaar vroeg: Wie is de meest slimme en geëerde onder de mensen, O, Boodschapper van Allah? Hij (saw) antwoordde: “Diegenen die de dood het meest gedenken en die het hardst werken om zich erop voor te bereiden; zij zijn degenen die slim zijn. Zij hebben met eer deze wereld verlaten en de waardigheid van de Achira.” (Ibn Maadja, Ibn Abi Al Doenya).
‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Aziez (ra) zei in één van zijn choetba’s: “Ongetwijfeld, voor elke reis dienen er provisies gemaakt te worden, dus voorzie jezelf van taqwa (vrees en liefde voor Allah) voor je reis naar Achira. Wees zoals degenen die onderzocht hebben wat Allah (swt) heeft voorbereid aan beloningen en bestraffingen, zodat jullie zullen verlangen en vrezen. En stel het niet uit, want jouw hart kan verharden en je kunt tot jouw vijand geleid worden. Bij Allah, er is niemand die meer verwachtingen heeft dan diegene die onbewust is over het feit dat hij misschien niet wakker zal worden nadat hij naar bed gaat (…). Hoeveel mensen hebben jullie en ik in deze wereld gezien die arrogant op de aarde rondlopen? Maar enkel diegenen die zeker zijn dat ze van het Hellevuur gered zullen worden hebben een gerust hart, en enkel diegenen die beschermd worden tegen de beproevingen van de Dag des Oordeels kunnen gelukkig zijn. Want wie zijn wonden niet verzorgt zal vanaf een andere kant verwond worden, dus hoe kan hij nou gelukkig zijn? Ik zoek mijn toevlucht bij Allah (swt) tegen dat ik jullie beveel te doen wat ik mezelf niet beveel, zodat ik mijn zaak (bij Allah) verlies en mijn schaamte getoond zal worden en mijn zwakheid naakt geopenbaard zal worden op de Dag dat de rijken en de armen alles getoond zal worden en de schalen opgesteld worden. Jullie zijn belast met een taak (het uitdragen van Islam) waardoor de sterren, als zij ermee belast zouden zijn, zeker zouden neervallen; en waardoor de bergen, als zij er belast mee zouden zijn, voorzeker zouden weg smelten; en waardoor de aarde, als die ermee belast zou zijn, zeker in stukken verscheurd zou worden.”
Elke nacht verzamelde ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Aziez (ra) de foeqahaa (geleerden) en gedacht samen met hen de dood, de Dag des Oordeels en de Achira, en zij huilden dan alsof er een begrafenis voor hen was. En er werd gezegd dat als de dood rondom hem genoemd werd, dat hij dan trilde als een blad en huilde totdat tranen van zijn baard drupten. Op een keer huilde hij waardoor het hele huis met hem mee huilde en toen het voorbij was vroeg zijn vrouw Fatima: “Moge mijn vader voor jou geofferd worden, o Amir der gelovigen, waarom huil je?”. Hij zei: “Ik stelde me voor het vertrek van de mensen vanuit tussen de handen van Allah (swt), en ik zag een groep in het Paradijs en een groep in het Hellevuur”. Toen huilde hij en viel hij flauw.
De dood doet ons herinneren aan de Achira en behelst veel overpeinzing en nauwkeurig onderzoek. Al Hassan (ra) kwam een kamer binnen waar een man de Koran aan het reciteren was en zei: “Het eerste van deze kwestie (leven) is mooi gemaakt en haar einde is gevreesd, en het einde van deze kwestie is mooi gemaakt wanneer er van het eerste wordt afgezien”.
Wie zich voorstelt dat zijn Achira ieder moment kan komen, dient zich zo goed als hij kan voor te bereiden. Toen Ahmed ibn Khadhrawiyya de dood naderde, zei hij tegen zijn zoon: “Mijn zoon, een deur waar ik voor 95 jaren tegen aangeklopt heb staat op het punt om dit uur voor me te openen, en ik weet niet of ze geluk of ellende voor mij in pacht heeft”. En het werd verhaald dat toen één van de vrome moslims zijn dood naderde, zijn vrouw begon te huilen, dus hij vroeg haar: “Wat doet jou huilen?” Ze zei: “Ik huil om jou”. Hij zei: “Als je wenst te huilen, huil dan om jezelf, want ik heb 40 jaar om deze dag gehuild”.
De dood is een herinnering, zoals Al Rabie’ ibn Khaytham een graf had gegraven in zijn huis, zodat wanneer hij hardheid in zijn hart zou vinden, hij er in zou liggen voor zo lang als Allah (swt) het wilde en zei: “O, mijn Heer! Stuur mij terug (tot leven) zodat ik op een rechtgeschapen manier zal werken aan de dingen die ik genegeerd heb”, dit herhalend en vervolgens zou hij zichzelf antwoorden, zeggende: “O, Rabie’, hierbij ben je teruggekeerd, dus werk”. Het gedenken is niet huilen en wenen en het zelf verwijten wanneer iemand op de rand van de dood staat, of het enkel deelnemen aan begrafenissen en het bezoeken van de graven. Echter, het gedenken van de dood is wanneer een gelovige zich voorstelt dat hij zijn Heer (swt) op ieder moment zal ontmoeten en zijn handelingen afgekapt zullen worden, net zoals zijn mogelijkheid om berouw te tonen. Dus hij zal bewust Allah (swt) nauwkeurig gehoorzamen, elke seconde van zijn leven bewust zijn van zijn Heer. Anas (ra) zei: “Ik hoorde ‘Oemar ibn Al Khattab (ra) binnenkomen terwijl hij boos was, en er was een scherm tussen ons, en hij zei (tegen zichzelf): ‘O, ‘Oemar bin Al Chattab, Amir der gelovigen, bravo! Bij Allah, o zoon van Al Chattab, je kan beter Allah (swt) vrezen, of hij zal je straffen’.” En Aboe Bakr Al Siddiq (ra) zei: “Wie zichzelf verafschuwt voor Allah (swt), Allah zal hem beschermen tegen Zijn woede”. Het verrekenen van jezelf en het op de hoede zijn voor fouten is hoe een gelovige zichzelf redt van de bestraffing van Allah (swt), zodat hij Allah (swt) gehoorzaamt en in onderwerping zal ontmoeten, zichzelf bindend aan wat Allah (swt) hem voorgeschreven heeft, zonder moe te worden, zonder compromissen te sluiten (tussen halal en haram) of op te geven. Men zal juist het pad van Allah (swt) betreden, de beproevingen en rampen van de aarde doorstaan en afzien van wat het geschapene te bieden heeft. Op zoek naar wat de Schepper (swt) te bieden heeft.
De Boodschapper van Allah (saw) las het vers: “En wie wil dat Allah hem leidt, diens borst verruimt Hij voor de Islam; en wie Hij wenst te doen dwalen, diens borst maakt hij nauw en beklemd alsof hij (op een hoge berg) naar de hemel klimt. Zo legt Allah de bestraffing op aan degenen die niet geloven” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al An’am 6, vers 125) en hij (saw) zei: “Als de Noer (licht) de borst binnendringt, wordt het verwijdt.” Toen vroeg iemand: “Is er een waarneembaar teken van dat, O Boodschapper van Allah?” Hij zei: “Ja, een toegenomen afstandelijkheid ten opzichte van het wonen in ijdelheid (de wereld) en de wens voor de eeuwige woning (het Paradijs) en de voorbereiding op de dood voordat haar tijd gekomen is.” (Al Haakim).
De Boodschapper van Allah (saw) was één van de meest huilende mensen. Aboe Bakr Al Siddiq (ra) zei eens tegen hem: “Uw haar is grijs geworden, o Boodschapper van Allah”. Waarop hij (saw) zei: “(Soera) Hoed en haar zusters hebben mijn haar grijs gemaakt: Al Waqi’a, ‘Amma Yatasaa’aloen en Idzaa Al Sjamsoe Koewwirat.” En er werd verhaald door Ibn Nadjar, van Ibn ‘Oemar dat de Boodschapper van Allah (saw) een reciteur hoorde oplezen: “Voorwaar, bij Ons bevinden zich (voor hen) ketenen en Djahiem (de Hel)” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Moezzamil 73, vers 12), waarna hij (saw) flauw viel. En toen Allah (swt) openbaarde: “Zijn jullie verbaasd over deze Koran? En lachen jullie, en huilen jullie niet?” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nadjm 53, vers 59 – 60) huilden de mensen van Al Soeffa totdat hun tranen over hun gezichten heen liepen en toen de Boodschapper (saw) dit hoorde, huilde hij met hen mee waardoor de rest van de metgezellen ook meehuilden, toen zei hij (saw): “Degene die huilt uit vrees voor Allah zal niet door het vuur hoeven lopen, en degene die vasthoudt aan ongehoorzaamheid zal het Paradijs niet binnentreden. En als je geen zondes begaat, zal Allah een ander volk brengen die wel zondes begaat, zodat hij hen kan vergeven.” (Al Bayhaqi).
‘Oemar bin Al Chattab (ra), met zijn ferme houding ten opzichte van de waarheid en zijn lef en de kracht van zijn moed, viel neer wanneer hij een vers hoorde en tranen stroomden wanneer hij aan het Hiernamaals herinnerd werd. Hij had op zijn ring had laten graveren: “Dood is genoeg als een herinneraar, o ‘Oemar”. Één van de metgezellen zei over Aboe Bakr Al Siddiq zei: “Als je hem zag terwijl hij de legers voorbereidde, zou je denken dat hij in niets van Allah (swt) afhankelijk was. En als je hem zag terwijl hij overvloedig bad tot Allah (swt) voor de overwinning, huilend en wenend, dan zou je zeggen: Deze man heeft helemaal niets voorbereid”.
Allah (swt) zegt:
“Mohammed is de Boodschapper van Allah en degenen die met hem zijn, zijn streng tegenover de ongelovigen, maar onderling barmhartig. Jij ziet hen zich neerbuigen en zich neerknielen. Zij zoeken een gunst van Allah en Zijn welgevallen. Hun kenmerken zijn zichtbaar in hun gezichten door de sporen van neerknielingen. Dat is hun beschrijving in de taurat. En hun beschrijving in de indjiel is als een jonge plant waarvan de loten ontspruiten, waardoor hij sterker wordt. Daarna wordt hij steviger en staat hij recht op zijn wortel. Bij de planters veroorzaakt hij blijdschap. Hij (Allah) wil daarmee de ongelovigen woedend maken. Allah heeft degenen onder hen die geloven en goede werken verrichten vergeving en een geweldige beloning beloofd.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Fath 48, vers 29)
Dit zijn de leiders die Islam hebben gevestigd en op de weg van Allah (swt) vochten totdat ze hun Heer ontmoetten. Zoals ‘Ali ibn Abi Talib (ra) gezegd heeft, hen beschrijvende: “Bij Allah, ik heb de metgezellen van Mohammed (saw) gezien en ik zie vandaag de dag niemand die ook maar enigszins op hen lijkt. Zij werden verstoord en vuil wakker, tussen hun ogen wat vergelijkbaar is aan degenen die geiten drijven, want ze hebben de hele nacht knielend en biddend doorgebracht, het boek van Allah (swt) lezend, bewegend van hun gezicht naar hun voeten en wanneer zij wakker werden, noemden zij Allah, de Meest Hoge, slingerend als een boom op een winderige dag. Hun ogen huilden totdat hun kleding doorweekt was en bij Allah, het was alsof die avond de mensen tot slaap gesust werden”.
Aboe ‘Oebaydah Al Badji zei: “We gingen naar Al Hassan terwijl hij ziek was, de ziekte welke hem deed sterven en hij zei: Gegroet en welkom. Moge Allah jullie groeten met vrede en moge Hij de eeuwige woning (Paradijs) wettig voor jullie en mij maken, indien jullie geduldig, waarachtig en godvrezend zijn. Dus zorg er voor dat, moge Allah genade met jullie hebben, jullie deze informatie niet het ene oor in en het andere uit laten gaan. Wie Mohammed (saw) zag komen, zag hem komen en gaan, de kennis was hem opgelegd, dus hij begon met de uitvoering ervan. Al Wahi, Al Wahi (de openbaring, de openbaring), om te verkondigen. Allah heeft een slaaf gezegend met zijn genade, die zijn leven leefde alsof het één keer voor kwam, dus hij at weinig en droeg afgetakelde kleding, vastklevend aan de aarde putte hij zichzelf uit in aanbidding, huilend wanneer hij een fout maakte, vluchtend van de bestraffing en zoekend naar Zijn genade, totdat zijn tijd kwam en hij in deze staat was.” (Ibn Habban in “Al Thoeqaat” en Aboe Na’iem in “Al Hilya”).
Deze wereld, met haar pleziertjes en activiteiten kan een gelovige bezig houden, ongeacht hoe klein de pleziertjes en hoe onbelangrijk de activiteit. Zij zullen hem bezig houden indien hij hen accepteert, en hen toestaat hem bezig te houden. Allah (swt) zegt:
“Weet dat het wereldse leven slechts een spel is, een vermaak, een versiering en opschepperij tussen jullie en wedijver in vermeerdering van bezit en kinderen, als de gelijkenis van een regen waarvan de planten (die zij voortbrengt) bij de boeren verwondering wekt. Daarna worden ze droog en je ziet ze geel worden, en vervolgens worden ze tot vergane resten. En in het Hiernamaals is er een harde bestraffing en een vergeving van Allah en welbehagen. En het wereldse leven is niets dan een verleidende genieting. Wedijvert naar vergeving van jullie Heer en een Tuin (het Paradijs) waarvan de breedte is als de breedte van de hemel en de aarde, die voorbereid is voor degenen die in Allah en Zijn Boodschapper geloven. Dat is de gunst van Allah die Hij schenkt aan wie Hij wil. En Allah is de Bezitter van de Geweldige Gunst.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Ahzab 57, vers 20 – 21)
De dood is niets meer dan een waarachtige metgezel, die ervoor zorgt dat de gelovige zijn Achira continu gedenkt. En zo lang de gelovige zijn Achira gedenkt en ernaar handelt, gaat hij de juiste richting uit en zal hij zijn leven leiden in een staat van gedenking en voorbereiding. Dit is waarom de Boodschapper van Allah (saw) het gedenken van de dood en de voorbereiding erop aanhaalde, en moedigde hij het bezoeken van de graven en het bidden voor vrede van de overledenen aan. Want dit is de beste waarschuwing en beste herinneraar. Aboe Dharr (ra) zei dat de Boodschapper van Allah (saw) zei: “Bezoek de graven, want het zal dienen als een herinnering aan de Achira en was de doden, want het verzorgen van een leeg lichaam is een uitstekende waarschuwing, en bid voor de Djana’iz (begrafenissen), want het kan je droevig doen laten worden, en de droevige bevindt zich in de schaduw van Allah.” (Ibn Abi Al Doenya, Al Haakim). En Ibn Abi Moelaykah zei dat de Boodschapper van Allah (saw) zei: “Bezoek jullie doden en bid voor vrede voor hen, want er is voor jullie daarin een waarschuwing.” (Ibn Abi Al Doenya ). Het is verhaald door Aboe Hoeraira (ra) dat als hij een begrafenis zag, zei: “Ga door, want wij zijn het die zullen volgen.” En Al Dhaahik zei: “Een man zei eens: ‘O, Boodschapper van Allah, wie is het meest Zaahid (degene die zich onthoudt) van de mensen?’ Hij (saw) zei: “Hij die niet het graf vergeet en de luxe van het leven laat, zoekend naar wat blijvend is boven wat eindig is, niet gisteren tellend als één van zijn dagen, en zichzelf ziend als één van de mensen van het graf.”
Laat de moslim dus nadenken over het sterven, over hetgeen hem te wachten staat na het sterven (de verantwoording voor de daden), en over hetgeen hij kan verdienen in de periode tot dat moment (het Paradijs en de Hel). En laat de moslim deze gedachtes altijd met zich meedragen. Opdat hij zijn handelingen zal verrichten in overeenstemming met de Goddelijke Oordelen van Allah (swt). En opdat hij zal werken voor Islam in zijn korte leven. Door de mensen tot deze beste van geloven uit te nodigen zoals zijn Heer (saw) opgedragen heeft. Maar ook door de regenten ter verantwoording te roepen wanneer zij zich niet houden aan Goddelijke Oordelen van Allah (swt). Want zo uit zich het ware geloof, in het niet kunnen accepteren van dwaling, misleiding en onrecht nadat de Waarheid tot ons gekomen is.