Sommigen stellen dat we ons niet uit hoeven te spreken wanneer de Profeet صلى الله عليه وسلم wordt beledigd. Allah heeft hem immers al geroemd en te kennen gegeven dat zijn vijanden het onderspit zullen delven, door in de vergetelheid te geraken, terwijl de Profeet صلى الله عليه وسلم dagelijks wordt geëerd middels salawaat, gedurende de adhaan, iqaamah en tasjahhoed.
Echter leren met name de Mekkaanse verzen ons juist dat de opponenten constant van een intellectueel weerwoord werden voorzien. Denk bijv. aan de verzen die onder meer gericht zijn tot Al-Walid ibn al-Moeghira, al-‘Aas ibn Waail en Aboe Lahab.
Het ging hier evenals vandaag de dag niet om ‘onwetende’ burgers, maar om politici. Zij hadden invloed in de samenleving. De moslims gingen de intellectuele strijd met hen aan en weerlegden de verkeerde concepten. Wanneer we een blik werpen op verschillende geloofsgemeenschappen, zien we dat het schenden van hun heilige waarden is genormaliseerd. Sommigen kunnen er zelfs om lachen. Het is niets meer waard. En dit is precies waar het nu ook om draait. De een beledigt terwijl de ander beweert dat het onsmaakvol is, maar dat de moslims tegen een stootje moeten kunnen. Als we dit discours opvolgen, zullen de komende generaties wellicht niets meer geven om hun heilige waarden.
Wanneer men constant zwijgt, wordt het steeds makkelijker om een stapje verder te gaan. Een goed voorbeeld is het niqabverbod. Door te spreken van een ‘gedeeltelijk’ verbod en ‘het gaat maar om ongeveer 200 vrouwen’ trachtte men een verbod te bagatelliseren. Daarom is het noodzakelijk dat de moslimgemeenschap zich constant uit blijft spreken. Dit is geen teken van onvolwassenheid, of een bewijs dat ze lange tenen heeft, maar simpelweg een eervolle houding die getuigt van standvastigheid.
Zelfs in de nadagen van het Ottomaanse Rijk, werd een toneelstuk waarin de Profeet صلى الله عليه وسلم werd beledigd, het hoofd geboden. Een toneelstuk dat gebaseerd was op het werk van de bekende filosoof Voltaire. Na politieke druk van de Ottomaanse Sultan, bedacht Frankrijk zich. Vervolgens werd er geprobeerd om het plaats te laten vinden in Groot-Brittannië. Anders zou het een inbreuk zijn op de vrijheid van meningsuiting, beweerde men. Nadat de Ottomaanse Sultan de Britten de oorlog verklaarde, vond het toneelstuk alsnog geen doorgang.
Ook George Bernard Shaw werd in 1913 tegengehouden door Lord Chamberlain. Lord Chamberlain vreesde dat het artikel waarin de Profeet Mohammed صلى الله عليه وسلم werd geschoffeerd, politieke gevolgen zou hebben. Gedurende de Khilafah bedachten de vijanden zich vaker dan eens, als ze zoiets in hun hoofd haalden. De Profeet صلى الله عليه وسلم heeft ons niet voor niets te kennen gegeven dat de Imam (Khalifah) als schild fungeert. Heden ten dage zien we het resultaat wanneer de leiders in de moslimwereld zwijgend toekijken. Desalniettemin leert het ons een belangrijke les. Zwijgen en negeren zorgt er juist voor dat repressie toeneemt. Vandaar dat ‘bystanders’ niet voor niets als medeplichtigen worden gezien.
Sommigen stellen dat we de barmhartigheid van de Profeet صلى الله عليه وسلم centraal moeten stellen. Het klopt dat hij een genade is voor de werelden. En het klopt dat hij mensen heeft vergeven. Maar barmhartigheid wordt gedefinieerd door Islam en is afhankelijk van de context. Een geheel pacifistische lezing van de Siera doet geen recht aan de werkelijkheid. Noch is een oproep om vijanden een hart onder de riem te steken, een teken van genade. Vooral niet wanneer de (politieke) context uitwijst dat het de vijanden nog meer moed geeft en de moslimgemeenschap monddood maakt. Dan is het niets anders dan een wit voetje halen.
Dan is er nog de roep om ‘wijsheid’, en dat ieder intellectueel weerwoord vanuit de moslimgemeenschap gericht moet zijn op inclusiviteit. Tot op het punt dat men het bestaan van een ideologische strijd ontkent. Dit zou namelijk zorgen voor polarisatie. Het gevolg van deze houding is dat Islam niet meer het vertrekpunt is, maar ‘onze’ gemeenschappelijke waarden. Echter doelt men hier niet op universele waarden, maar op liberale waarden die een specifieke ideologische grondslag kennen en geboren zijn ten gevolge van een eurocentrische ervaring. Als acceptatie het doel wordt, in plaats van het waarborgen van de islamitische identiteit, is er steeds meer sprake van (zelf)assimilatie.
Het wordt dringend tijd dat we gaan reflecteren over de weg die we willen inslaan en in hoeverre het waarborgen van de islamitische identiteit daadwerkelijk centraal staat. Dit begint bij de vraag in hoeverre de concepten die we dragen en uitdragen, islamitisch zijn.