Politiek

In herdenking van de Naqba: een politiek-historische analyse van de zionistische bezetting in Palestina

Inleiding

Op 14 mei 1948, ondertussen ruim 72 jaar geleden, kwam Groot-Brittannië haar belofte aan de zionisten na (die dateerde uit de oorlogstijd) door voor hen een staat te vestigen in Palestina. Drie decennia eerder, op 11 december 1917, kwam de Britse Generaal Allenby triomfantelijk aan in Jeruzalem via de Jaffapoort en verklaarde hij toen dat “de oorlogen van de kruistochten nu voltooid zijn”. Deze verklaring was een provocatieve herinnering dat de Britse intocht in Jeruzalem een ​​voortzetting was van die kruistochten en bovenal een “succesvolle” afsluiting ervan. Groot-Brittannië beschouwde immers de oprichting van een vreemde entiteit in het hart van het islamitische Midden-Oosten als een ultieme springplank voor het Westen om haar felbegeerde belangen en doelstellingen te realiseren.

Het begin van de zionistische bezetting

Groot-Brittannië beëindigde haar mandaat in Palestina op 14 mei 1948, een mandaat dat het zichzelf gaf na de Eerste Wereldoorlog. Tijdens dezelfde maand nog vielen zionistische milities vervolgens met luchtbombardementen en grondtroepen binnen in Palestijnse steden en dorpen en vernietigden ze er meer dan 500. Ongeveer 13.000 Palestijnen werden hierbij gedood en meer dan 750.000 werden uit hun huizen verdreven, om nooit meer terug te keren. Tegen juli 1948 was de Nakba in volle gang. David Ben-Gurion riep kort hierop de onafhankelijke zionistische staat “Israël” uit en werd tevens de eerste premier van de zionistische entiteit. Een entiteit die zodus werd uitgeroepen op een land waarvan haar inheemse bevolking brutaal werd aangevallen en verdreven. In de eerste nacht al werd deze zionistische staatsverklaring erkend door de VS en drie dagen later volgde ook de Sovjet Unie. Na deze bezetting in 1948 bezaten de zionisten, die slechts 30% van de bevolking vertegenwoordigden, voortaan 78% van Palestina (hiervoor kregen ze al 56% toegewezen bij het VN-partitieplan van 1947). En dit percentage nam alleen maar toe in de daaropvolgende jaren, waardoor de inheemse bevolking verder werd verdreven en ruim 70% van de moslimbevolking slechts een beperkt grondgebied behield van de geografische omvang.

Amerika’s steun voor de zionistische entiteit

Direct na de Tweede Wereldoorlog verschoof het mondiale machtsevenwicht van de eeuwen voorheen. De VS en de Sovjet-Unie ontpopten zich als de nieuwe wereldmachten, terwijl Frankrijk en Groot-Brittannië meer moeite hadden om hun globale leiderschapsposities te behouden. Het Amerikaanse buitenlands beleid was erop gericht de communistische ideologie te verslaan en het kapitalisme over de hele wereld te verspreiden. Hierbij wilde de VS ook de (machts)invloed overnemen van Groot-Brittannië en Frankrijk. Voor wat betreft de (oprichting van een) zionistische staat, zagen veel Amerikaanse beleidsmakers niet in hoe deze zou overleven in het Midden-Oosten. Men zag dit als een probleem dat zou leiden tot geweldstoename en instabiliteit. Daarom beoogde de VS een vreedzame regeling inzake de Palestijnse kwestie en droegen ze voor om Palestina onder controle van de VN te stellen. Hiernaast implementeerden ze een wapenembargo tegen alle landen in het Midden-Oosten, inclusief de zionistische nederzettingen, om een ​​verdere geweldsescalatie te voorkomen en om het Amerikaanse imago te versterken van een eerlijke en neutrale vredesbemiddelaar.

Echter, toen in 1948 de zionisten de onafhankelijkheid verklaarden, realiseerde de Amerikaanse president Harry Truman zich dat de eerdere Britse plannen de Amerikaanse inspanningen hadden teniet gedaan. Tot afkeer van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken en haar vertegenwoordigers bij de VN, wijzigde hij het Amerikaanse plan en ging hij meteen over tot de erkenning van “Israël”. Toen hierna Dwight Eisenhower de Amerikaanse president werd, bleef hetzelfde buitenlands beleid van toepassing om met iedereen een goede band te onderhouden in het Midden-Oosten. Met andere woorden: de zionistische entiteit kreeg vooralsnog geen voorkeursbehandeling van de Amerikanen. Het werd gezien als een staat te midden van alle andere staten in het Midden-Oosten en het doel van de VS was om ze allemaal onder controle te houden, in het bijzonder de olieproducerende landen.

In 1957 adopteerde de VS “de Eisenhower-doctrine” als leidraad voor haar buitenlands beleid. Deze doctrine beloofde steun aan elk land dat werd bedreigd door het communisme en dit bleek feitelijk een keerpunt in de relatie tussen Amerika en “Israël”. Deze laatste werd door Amerika namelijk gezien als een belangrijke basis van waaruit het Amerikaanse leger en de inlichtingendiensten zouden kunnen opereren tegen (de verspreiding van) het communisme in het Midden-Oosten. In ruil voor het aanbieden van een positieve medewerking bij deze anticommunistische operaties, beloofde de VS aan “Israël” dat het haar zou helpen tot de ontwikkeling van een militaire macht die in staat zou zijn zichzelf te verdedigen tegen elke vijand in de regio. Deze militaire, economische en politieke ondersteuning bleef voortbestaan en loopt nog tot de dag vandaag.

Strategische uitdagingen

De zionistische entiteit stond sinds haar oprichting reeds voor tal van uitdagingen en deze gelden vanwege haar kunstmatige realiteit hedendaags nog steeds. Ondanks de steun van de wereldmachten die de zionisten nodig hadden om de belangen van de VS (en oorspronkelijk die van Groot-Brittannië) in de wijdere regio te realiseren, moesten ze rekening houden met de moslims in de regio die volledig in de meerderheid waren. Het ontbrak hen echter aan een vorm van strategische diepgang want in elke oorlogsscenario zou het zionistisch gebied verlies lijden gezien haar kleine omvang en bevolkingsaantal. “Israël” telt thans een populatie van 8,5 miljoen inwoners. Daartegenover is ze omgeven door verschillende moslimlanden die tezamen een bevolkingsaantal van enkele honderden miljoenen uitmaken. Daarom is de zionistische entiteit sterk afhankelijk van migratie, maar in het laatste decennium telt geen enkel ander land ter wereld zo’n grote percentage van nieuwe immigranten die zich voorbereiden om terug te vertrekken. Vanwege veiligheidsangsten willen steeds meer zionistische burgers vertrekken uit “Israël” en de entiteit bevindt zich nu in een situatie waarin de emigratie toeneemt en de immigratie afneemt.

Het negatieve effect van zo’n kleine populatie is een tekort aan arbeidskrachten (en bovendien minder strijdkrachten voor het leger). “Israël” heeft een beroepsbevolking van slechts 3,3 miljoen mensen, terwijl economische en industriële ontwikkelingen arbeidsintensief zijn en tevens afhankelijk van kennis- en vaardigheidsbehoud. Hoe minder mensen er echter zijn, hoe lager de betaalde belastingen en hoe kleiner de overheidsbegrotingen, hoe beperkter de overheidsuitgaven. Door haar kleine beroepsbevolking is de zionistische entiteit sterk afhankelijk van buitenlandse kennis en expertise. Het resultaat hiervan is dat ze zich heeft gericht op sleutelindustrieën om te overleven. Dit betekent dat vele andere industrieën zijn verwaarloosd. Om dit te compenseren, vertrouwt de zionistische entiteit daarom op technologie, militaire hulp en overdrachten van buitenlandse hulp. Daarnaast rekent het ook op invloedrijke zionisten over de hele wereld, vooral in de VS, om het buitenlands beleid van deze staten te manipuleren in haar voordeel. Kortom, de “Israëlische” staat is dus duidelijk afhankelijk van de goodwill en de gunsten van andere staten en is een te kleine land om zelfvoorzienend te zijn.

Buitenlandse markten zijn voorts eveneens cruciaal voor de zionistische entiteit. Vanwege een zeer kleine binnenlandse markt (door haar kleine bevolking), wordt ze gedwongen om zich meer te focussen op buitenlandse markten teneinde haar rijkdommen te genereren. De geïndustrialiseerde landen richten over het algemeen 10% van hun economie op buitenlandse handel (invoer en export). Bij “Israël” is echter 30% van haar economie afhankelijk van export, wat erg hoog is. Tegenwoordig zijn hightech en elektronica ongeveer 80% van haar geëxporteerde producten. Veertig procent van haar exportgoederen komen bovendien terecht op Amerikaanse bodem, ook al is de VS capabel om deze zelf uit te vaardigen. Een dergelijke grote beroep op buitenlandse markten maakt een economie afhankelijk van constant consumerende buitenlanders en verbindt zodus de stabiliteit van de economie met anderen.

“Israël” staat ook voor aanzienlijke natuurlijke uitdagingen aangezien het haar ontbreekt aan mineraalbronnen om te overleven. De geografische ligging van het zionistisch grondgebied bestaat immers voor de helft uit woestijnoppervlak en het klimaat en gebrek aan watervoorraden zijn niet gunstig voor de landbouw. Slechts 20% van haar grondgebied is geschikt voor akkerbouw. Hoewel de zionistische entiteit vandaag het merendeel van wat het nodig heeft kan produceren, blijf het haar achilleshiel dat ze 80% van haar graanvoorraden moet importeren. Dat ze evenmin over voldoende water beschikt, wat de allerbelangrijkste levensbehoefte is, vormt ook een probleem voor haar zelfvoorziening. Ze beschikt per jaar over ongeveer 265 kubieke meter per persoon, wat valt onder waterarmoede volgens de VN-definitie die een minimum hanteert van 1000 kubieke meter per persoon per jaar. Meer dan de helft van het totale natuurlijke water is dan ook afkomstig van buiten de zionistische grenzen wat haar bijgevolg (opnieuw) zeer afhankelijk maakt van haar relaties met de omringende landen. Ditzelfde geldt ook voor haar energievoorziening, waarvan ze 99% importeert voor wat betreft steenkool (voor elektriciteit) en 95% importeert aan olievoorraden (voornamelijk voor transport).

Ondanks de presentatie van een onoverwinnelijke aura van haar leger, ondervindt ook het zionistisch militaire apparaat aanzienlijke beperkingen. De “Israëlische” demografie is zoals gezegd te klein en zodoende niet in staat om een ​​groot leger te vormen, in vergelijking met anderen in de regio, waardoor ze moet vertrouwen op haar reserves. Haar kleine bevolkingsaantal maakt haar ook kwetsbaarder en gevoeliger voor civiele en militaire verliezen. Het verliezen van slechts één oorlog kan hypothetisch haar einde betekenen en dus wordt ze feitelijk al van sinds haar oprichting in 1948 geconfronteerd met een existentiële overlevingsdruk door potentiële dreigingen van staten in haar omgeving (die ze vooralsnog onder controle heeft door hun onderlinge samenwerkingen onder leiding van de VS) en van niet-statelijke actoren. De fundamentele uitdaging voor “Israël” is dat haar nationale veiligheidsvereisten haar militaire capaciteiten overtreffen, waardoor ze ook op dit vlak wederom enorm afhankelijk is van een externe macht.

Zionistische politici hebben geprobeerd om al deze strategische uitdagingen die ze ondervinden het hoofd te bieden op verschillende manieren. Zo hebben ze primair gewerkt aan de bescherming van Amerikaanse belangen in de regio om zichzelf relevant te maken voor de VS. In 2017 bevestigde premier Benjamin Netanyahu op de Nimitzklasse supervliegdekschip dit als volgt: “We zijn hier op een machtig vliegdekschip van de Verenigde Staten en een paar mijlen hier vandaan is er nog een machtig vliegdekschip van onze gemeenschappelijke beschaving – deze heet de staat Israël.” De Amerikaanse staatssecretaris Alexander M. Haig sprak 30 jaar geleden reeds dezelfde woorden uit: “Israël is het grootste Amerikaanse vliegdekschip ter wereld die niet tot zinken kan worden gebracht, zelfs geen enkele Amerikaanse soldaat draagt en gelegen is in een vitale regio voor de Amerikaanse nationale veiligheid. ” Sinds haar bezetting en staatsoprichting, heeft “Israël” een agressieve houding aangenomen en zorgde ze ervoor dat ze onvoorspelbaar bleef om ​​fatale slagen toe te brengen aan de moslims. Het heeft haar landsgrenzen bewust nooit gedefinieerd en gebruikte dit als voorwendsel om haar nederzettingen alsmaar uit te breiden en derhalve de zionistische entiteit en de invloed in de regio te versterken. Ze bleef hierbij continu de omstandigheden ter plaatse wijzigen. In Al-Quds heeft het bijvoorbeeld ingrijpende veranderingen teweeg gebracht door het bouwen van grote zionistische nederzettingen in Oost Jeruzalem, wat een Palestijns bevolkt gebied is.

De Palestijnen

In de turbulente geschiedenis van de moslimwereld heeft allicht geen enkele strijd de moslimgemeenschap meer geroerd dan de kwestie in Palestina. Ondanks talloze samenzweringen om de zionistische bezetting ​​te normaliseren, blijft dit stuiten op weerstand bij meer dan 1,6 miljard moslims over de hele wereld. Door de continue uitbreiding in nederzettingen en de voortdurende steun en financiële hulp vanuit de VS en andere westerse landen, tracht “Israël” haarzelf de nodige dekking te geven om haar bestaan in het Midden-Oosten te legitimeren. De moslims in Palestina (en in de wijdere regio) zijn daarentegen keer op keer in de steek gelaten door de regimes in de (nabije) moslimlanden en door de internationale gemeenschap. Toen de zionistische entiteit in 1948 de inheemse moslims verdreef uit hun huizen, was Farouk de monarch in Egypte. In het Brits gecreëerde Transjordanië was koning Abdullah de heerser en zijn broer Faisal leidde dan weer de monarchie in Irak. Geen van allen onder deze leiders dacht er echter nog maar aan om op te komen voor de moslims in Palestina.

Hoewel koning Abdullah van Transjordanië zichzelf wel portretteerde als verdediger van de Palestijnse zaak, was dit een façade. Zijn positie was immers de beloning voor het dienen van de Britse belangen tijdens de Eerste Wereldoorlog want het is geen geheim dat zijn vader Sheriff Hussein met de Britten samenwerkte tégen het Ottomaanse kalifaat. Zijn broer Faisal had daarnaast betrekkingen met vooraanstaande zionisten zoals Chaim Weizmann en in 1919 ondertekenden ze de Faisal-Weizmann Overeenkomst. Hierbij werd de Balfour-verklaring voorwaardelijk geaccepteerd op basis van de Britse belofte van onafhankelijkheid voor de Arabieren. Koning Abdullah studeerde op zijn beurt bij David Ben-Gurion in Istanbul in de jaren dertig en was het met hem al eens geraakt over de oprichting van een zionistische entiteit. In concreto had Abdullah aangeboden om de oprichting van “Israël” te accepteren, maar dan wel in ruil voor Jordaanse controle over de Arabisch bewoonde gebieden van Palestina (wat niet werd ingewilligd op bevel van de Britten).

Ook in Egypte hield de monarchie zich enkel bezig met interne aangelegenheden, zoals ze verplicht waren aan Groot-Brittannië, en toonden ze weinig interesse om de plannen voor de oprichting van de zionistische entiteit tegen te houden. Toen in 1952 een groep muiters genaamd de Vrije Officieren de monarchie omverwierpen, ontstond er een factie die zich wél tegen de zionistische bezetting keerde en zich meldde tijdens de gevechten in Palestina. Onder hen bevond zich Gamal Abdul Nasser, de oprichter van de Vrije Officieren die niet alleen in oppositie ging tegen de monarchie, maar tevens een einde wou maken aan de Britse overheersing. In 1956 werd hij de tweede president van Egypte en ontfermde hij zich over de Palestijnse zaak vanuit het Panarabisme gedachtegoed.
Door de ervaren moeilijkheden tijdens de Suezcrisis in 1956 en de zesdaagse oorlog in 1967, brokkelde deze steun echter af. Halverwege de jaren zestig voerde Nasser indirecte gesprekken met de zionisten via de respectievelijke afgevaardigden bij de VN om een permanente vredesregeling overeen te komen. Zijn opvolger en medestander Anwar Sadat zou vervolgens in 1979 het vredesverdrag met “Israël” ondertekenen. Deze erkenning en collaboratie met “Israël” kenmerkte het politiek leiderschap in de gehele moslimwereld en geldt nog tot op heden.

In een sfeer van frustratie jegens deze regimes in de (nabijgelegen) moslimregio’s, namen niet-statelijke actoren de taak op zich om Palestina te bevrijden. De Arabische regimes hadden de Palestijnse zaak zo goed als verlaten en het was in die periode dat Yasser Arafat, die afstudeerde aan de Universiteit van Caïro en in Koeweit werkte als ingenieur, in 1959 de FATH-partij oprichtte (wat overwinning betekent en tevens een omgekeerde acroniem is voor de Palestijnse Bevrijdingsbeweging). De PLO (Palestijnse Bevrijdingsorganisatie die fungeert als overkoepelende organisatie voor de Palestijnse zaak) met FATH als middelpunt werden uiteindelijk de enige vertegenwoordigers van de Palestijnen. Aanvankelijk gingen ze nog de gewapende strijd aan, maar toen ze niet in staat waren om het hoofd te bieden tegen het zionistisch leger wendden ze zich snel tot onderhandelingen. Omdat ze geen enkele regeling konden realiseren, begon de PLO compromissen te sluiten en gaven ze steeds meer land op in de hoop ooit een Palestijnse staat te krijgen. In 1993 zei Arafat via een brief aan Yitzhak Rabin, de toenmalig premier van “Israël”, hierover het volgende:

“De PLO erkent het recht van de staat Israël om in vrede en veiligheid te bestaan. De PLO zet zich in voor het vredesproces in het Midden-Oosten om tot een vreedzame oplossing te komen van het conflict door middel van onderhandelingen. De PLO is van mening dat de ondertekening van de Oslo-akkoorden een historische gebeurtenis vormt en een nieuw tijdperk inluidt van vreedzaamheid en het naast elkaar bestaan, vrij van geweld en alle andere handelingen die een gevaar vormen voor vrede en stabiliteit. ”

De PLO versterkte in feite de zionistische staat door onderhandelingen aan te gaan en te compromitteren waar het voor stond. Door “Israël” te erkennen, accepteerden ze om Palestijns grondgebied op te geven dat bezet werd door de zionisten. Tegen de tijd dat Arafat stierf in 2004, gaf de PLO in de vorm van de Palestijnse Autoriteit (PA) toe aan de situatie van 1948 en eiste ze alleen de grenzen op van 1967. Daarna eiste het slechts de meerderheid hiervan op en in 2003 ondertekende de PA uiteindelijk het document van Genève, waarbij ze het recht opgaven van een terugkeer voor al diegenen die hun huizen kwijtraakten sinds de zionistische bezetting. Zodoende had de PA in feite Palestina verkocht in plaats van het te bevrijden.

Naast de PLO speelde een andere beweging eveneens een sleutelrol in de geschiedenis van Palestina, namelijk Hamas (een afkorting voor Harakat al-Muqawama al-Islamiya, oftewel de Islamitische Verzetsbeweging). Hamas werd opgericht in 1987 door Ahmed Yassin, een Palestijnse geleerde die een activist werd bij de lokale afdelingen van de Moslimbroederschap nadat hij zijn islamitische studies afrondde in het Egyptische Caïro. Hamas kwam tot stand vanwege de publieke ontevredenheid over de seculiere en corrupte door de FATH-geleide PLO én vanwege de inspanningen van de Moslimbroederschap bij de eerste intifada (de Palestijnse opstand tegen de zionistische kolonisatie in de Westelijke Jordaanoever, Gaza en Oost-Jeruzalem). Al snel werd Hamas de concurrent voor de PLO en vormde het een verlengstuk van de lokale politieke tak van de Moslimbroederschap. In haar gepubliceerde handvest riep Hamas op tot de vernietiging van de zionistische bezettingsstaat en de oprichting van een islamitische samenleving in historisch Palestina. Het oorspronkelijke leiderschap van Hamas zag haar militantisme louter als een middel voor een politiek doel.  Ahmed Yassin stelde dat Hamas primair een politieke beweging was, maar dat ze zouden vechten voor de rechten van de Palestijnen en de beëindiging van de zionistische bezettingsentiteit.

Hoewel Hamas van in het begin benadrukte een politieke beweging te zijn met politieke doelstellingen, heeft ze altijd hindernissen gekend inzake haar methodologie en hoe ze precies haar politieke pad moest bewandelen. Temeer haar reputatie voornamelijk gebaseerd is op militant verzet, waarvoor ze overigens vaak wapens, trainingen en financiering vanuit Iran kreeg.

Haar gebruik van geweld tegen een veel grotere en uitgekiende zionistische entiteit, hebben echter haar leiders en kaderleden ertoe gebracht een compromis te sluiten voor politieke erkenning. Deze en talrijke andere compromissen hebben Hamas uiteindelijk verzwakt tot een louter pragmatische actor die op haar beurt paradoxaal de zionist entiteit erkende. In een interview in 2011 werd andermaal officieel bevestigd door Ghazi Hamad, de vice-minister van Buitenlandse Zaken van Hamas, dat zijn partij “Israël” erkent als volwaardige staat en dat ze een tweestatenoplossing accepteren volgens de grenzen van 1967. Ook Khalid Mashal, die sinds de moord op Ahmed Yassin in 2004 de leider van Hamas is, heeft bij talloze gelegenheden verklaard om de grenzen van 1967 en de notie van een tweestatenoplossing te aanvaarden. Zodoende zijn Hamas en de PLO verworden tot twee zijden van eenzelfde munt. Beiden hebben, ondanks dat ze het tegendeel beweerden, het bestaansrecht van “Israël” erkend én aanvaard. Hun onderling verschil is vooral de mate van bereidwilligheid om af te wijken van hun standpunten teneinde een rol te blijven behouden in de onderhandelingen voor een eigen staat.

Het vredesproces

Als meest dominante wereldmacht heeft de VS inzake deze kwestie vaak een pragmatische voorkeursplan gehad om de zionistische grenzen te bepalen naast een Palestijnse staat. De “Israëlisch” conservatieve Likoed-partij probeerde daarentegen de grenzen altijd eenzijdig te definiëren door nederzettingen te bouwen en de moslims te verdrijven. Het streven naar Eretz Israël (een onbepaalde expansiegebied van “Israël”) wordt echter bemoeilijkt doordat de linkse Arbeidspartij in “Israel” de mening is toebedeeld dat het opgeven van een deelgebied voor permanent gedefinieerde grenzen, noodzakelijk is voor de benodigde veiligheid. De VS blijft zich hoe dan ook inzetten om de zionistische staat veilig te stellen en om haar welvarende levensstandaard te garanderen, maar blijft haar in de eerste plaats beschouwen als haar vliegdekschip in het Midden-Oosten. Zodus onderhoudt ze met haar een weliswaar zeer nauwe doch een primair strategisch gefundeerde bondgenootschap. Ondanks talloze pogingen voor een opportunistisch vredesproces, is de VS echter gedwongen om een evenwicht te vinden tussen haar belangenexploitatie van de zionistische entiteit in de regio, haar binnenlandse politiek en andere urgente kwesties voor haar elders in de wereld. Vanwege de Amerikaanse occupaties in andere gebieden, heeft “Israël” bijgevolg haar illegale nederzettingen telkens kunnen uitbreiden om een invloed in haar voordeel uit te oefenen waar de definitieve grenzen dienen te zijn. Desalniettemin heeft ze haar positie in de regio allerminst kunnen normaliseren, waardoor het altijd afhankelijk zal zijn van de VS. Alle incarnaties van het vredesproces hebben overigens de grenzen van 1967 als uitgangspunt en niet de grenzen van 1948. Van de moslims in Palestina wordt dus verwacht dat ze hun eisen voor een terugkeer opgeven en dat ze de status quo aanvaarden zoals die nu is.

Conclusie

Het Westen creëerde de zionistische entiteit (met de bijhorende problemen) in het Midden-Oosten om haar agenda te dienen. Sindsdien heeft ze met spoed getracht diverse beleidsplannen te ontwikkelen die haar aanwezigheid in de regio permanent zou verankeren. In tussentijd blijft “Israël” zogenaamd meewerken binnen het kader van een tweestatenoplossing, maar drukt ze al haar invloed door (via lobby’s en media) voor wat betreft de bepaling van de definitieve grenzen (of zelfs een onbepaald landgebied). De nabijgelegen regimes in de moslimwereld zoals Egypte, Jordanië en Turkije (en dit geldt tevens voor de rest van de moslimlanden) hadden de bevolking van Palestina reeds een lange tijd geleden opgegeven en in de steek gelaten. Als gevolg hiervan traden zowel de door FATH gedomineerde PLO als Hamas naar voren. Daar waar de PLO zich echter nooit vasthield aan enige principes, bleek FATH gewoon te klein om enigszins iets op te leggen en onderging Hamas een soortgelijk lot. Desondanks heeft de zionistische entiteit duidelijk geen duurzame toekomst in de regio en is het zionisme-project er nooit in geslaagd hier enige uitzicht op te hebben. Ongeacht de huidige krachtsverhoudingen, zal “Israël” immers altijd vrezen voor de omringende moslims, hun legers en voornamelijk de potentiële kracht die de (globale) moslimgemeenschap vormt bij een onvermijdelijke islamitische heropleving. De aanwezigheid van de zionistische staat blijft weliswaar cruciaal voor de grootmachten, hedendaags met name voor de VS, maar tegelijk hebben deze globale machten belangen die de zionistische entiteit overstijgen. En wat bovenal geldt: een loutere belangenrelatie is nooit onvoorwaardelijk en onwrikbaar. De moslims van Palestina daarentegen hebben de volledig onvoorwaardelijke en loyale steun van de wereldwijde moslimgemeenschap op basis van het islamitisch verbond. Hoewel de regimes in de moslimlanden Palestina in de steek hebben gelaten en zelfs actief samenwerken met de zionisten en het Westen, is ook deze koloniale machtsstructuur geen lang leven beschoren. Op deze 72ste herdenkingsjaar van het leed van de Palestijnen, die vurig verlangen naar een veilige terugkeer in hun land, komt de bevrijding van Palestina zodoende alleen maar dichterbij met de wil van Allah (swt).

 

Referenties

A Decade of American Foreign Policy 1941-1949 – United States Position on the Palestine Problem – Statement by Ambassador Warren R. Austin, United States Representative in the Security Council, March 19, 1948, The Avalon Project, http://avalon.law.yale.edu/20th_century/decad166.asp

http://mfa.gov.il/MFA/ForeignPolicy/MFADocuments/Yearbook9/Pages/107%20IsraelPLO%20Mutual%20Recognition-%20Letters%20and%20Spe.aspx

http://www.aljazeera.com/indepth/opinion/2014/12/revisiting-british-conquest-je2014121381243881138.html

http://www.jonathanpollard.org/2005/012805.htm

http://www.mfa.gov.il/mfa/foreignpolicy/peace/guide/pages/declaration%20of%20establishment%20of%20state%20of%20israel.aspx

https://www.defensenews.com/naval/2017/07/03/netanyahu-on-israel-a-mighty-aircraft-carrierof-the-us/

https://www.theatlantic.com/international/archive/2011/04/is-israel-americas-ultimateally/237864/

Mearsheimer, J. J. en Stephen M. Walt, De Israëllobby  (Amsterdam en Antwerpen 2007).

Milestones: 1945 – 1952, US Department of State: Office of the Historian, http://history.state.gov/milestones/1945-1952/arab-israeli-war

Petras, J., The power of Israel in the United States (Atlanta 2006).

The Campbell-Bannerman Raport, 1907

The Changing Scenes of Life: An Autobiography, Quartet Books (London), 1983

The United States and the Recognition of Israel: A Chronology, Truman Library, www.trumanlibrary.org/israel/palestin.htm

 

 

Back to top button