“Het Kalifaat in de Nederlandse media” is een artikelenserie die de geschiedenis van de Islamitische Staat Al Khilafa van de moslims onder de loep neemt op basis van historische Nederlandse kranten. Het doel hiervan is om te achterhalen wat de geschiedenis van de Khilafa van de moslims werkelijk is. Is deze zoals de westerse geschiedschrijvers zeggen, of is deze toch anders? En als de geschiedenis van de Khilafa van de moslims anders is dan de westerse geschiedschrijvers zeggen, hoe is deze dan werkelijk?
Focus van dit artikel
In het nu volgende deel van artikelenserie “Het Kalifaat in de Nederlandse media” een analyse van de commentaren in de Nederlandse media op de ondergang van het Kalifaat in 1924. In de westerse geschiedschrijving vindt men zo goed als geen melding van de Islamitische Staat Al Khilafa. Op de scholen, bijvoorbeeld, wordt tijdens de geschiedenisles geen tot nauwelijks aandacht besteed aan het tijdperk van de Islamitische Staat Al Khilafa, alhoewel deze staat op haar hoogtepunt groter was dan de staat van de Grieken, of de Romijnen, of de Byzantijnen, of de Perzen, of de Chinezen, of de Indianen van Midden- en Zuid-Amerika. Hiermee zegt men feitelijk dat de Islamitische Staat Al Khilafa van weinig historische waarde is. Oftewel, dat de Islamitische Staat Al Khilafa tijdens haar bestaan er maar weinig toe deed in de wereldpolitiek; en niets heeft achtergelaten dat latere generaties van de mensheid beïnvloedt heeft.
De bewering dat de Islamitische Staat Al Khilafa tijdens haar bestaan er maar weinig toe deed in de wereldpolitiek kan getoetst worden door te onderzoeken of de kranten van destijds over het Kalifaat spraken of niet. En als zij over het Kalifaat spraken, door te kijken naar hoe zij over het Kalifaat spraken.
De Islamitische Staat Al Khilafa in Nederlandse kranten van de 18e en 19e eeuw
De Nederlandse kranten uit de 18e en 19e eeuw worden berichtten over zowel de interne en externe aangelegenheden van de Islamitische Staat Al Khilafa. Bijvoorbeeld de ’s Hertenbossche Courant van 1774 bericht onder de titel “Tractaat van Vreede en Vriendschap, tusschen Haare Rus Keizerlyke Majesteit en de Ottomannische Porte” over een op dat moment nieuw vredesverdrag tussen de Islamitische Staat Al Khilafa en het Russische keizerrijk. In het bericht werden al de bepalingen van het vredesverdrag weergegeven. Dit maakt duidelijk dat in de 18e eeuw de externe aangelegenheden van de Islamitische Staat als nieuwswaardig werd gezien.
“Tractaat van Vreede en Vriendschap, tusschen Haare Rus Keizerlyke Majesteit en de Ottomannische Porte”, ’s Hertogenbossche Courant, 11-10-1774
Maar ook de zuiver interne aangelegenheden van de Islamitische Staat werden als nieuwswaardig gezien. De Middelburgsche Courant van 17 oktober 1758 maakt bijvoorbeeld melding van een opstand in de Islamitische Staat en de manier waarop de Khalifa hiermee omging: “Constantinopel, den 2. September. Eenige Jaaren geleden, werd de Chan der Tartaren, reden van misnoegen aan de Hooge Porte [1] gegeven hebbende, afgezet en naar Gallipoli in ballingschap verzonden. Niet tegenstaande zyne ongenade, behield deze Chan in zyn Land en in deze Hoofdstad eenen vermogenden aanhang, die befloot het ongelyk , hun opperhoofd aangedaan, te wreeken, door den nieuwen Chan, dien de Porte hun tot eenen opvolger had gegeven, te verdryven. Te zwak om den Rebellen te weerstaan, nam de nieuwe Chan de vlucht naar Bender, van waar hy eenen zyner voornaamste Officieren zond, om den grooten Heer om bystand te verzoeken, die hem beloofde onder zyne protectie te neemen. Ingevolge hier van heeft de Sultan zeer nadrukkelyke ordres gezonden aan de meefte Basfa’s, die zich op de Grenzen van Tartaryen bevinden , om terstond hunner Troupen te verzamelen, en een Armee te formeeren, in staat om den vluchtigen Chan in de bezitting van zyne Staten te herstellen, en de muitelingen op eene wyze te straffen, die geschikt is om eene dergelyke stoute onderneeming te beteugelen.”
En zo ook een bericht in de Nederlandse Staatscourant van 1814, dat naast een andere opstand in de Islamitische Staat tevens de viering van het Offerfeest – ‘Eid al Adha – door de moslims bespreekt: “Men heeft alhier, den 4den dezer, met de gewone pracht, het groote feest der Muzelmannen gevierd, bekend onder den naam van Kurban-Beyram. De officiële tijding, welke men, eenige danen te voren, uit Arabië ontvangen had, van eene nieuwlings op de Wahabieten bevochten overwinning, heeft aan dit feest nog meerdere plegtigheid bijgezet. Het gevecht heeft in dezelfde ommestreken van Taïf plaats gehad, alwaar een ander aanmerkelijk korps dezer vijanden van het geloof reeds een nederlaag ondergaan had.”
Deze voorbeelde van berichten in de Nederlandse kranten uit de 18e en vroeg 19e eeuw tonen aan dat de Islamitische Staat op dat moment werd gezien als een staat van belang. Als een staat die er toe deed in de wereldpolitiek.
De Nederlandse kranten van de laat 19e en vroeg 20e eeuw laten zien dat de Islamitische Staat op dat moment eenzelfde status genoot. Gebeurtenissen met betrekking tot de Islamitische Staat blijven namelijk druk besproken. De Noord-Brabander, bijvoorbeeld, bericht in 1856 over een hervorming van de wetgeving in de Islamitische Staat: “De Hatti-Scheriff, welke bestemd is om de gansche inwendige organisatie van het Turksch Rijk te veranderen, door de radikale hervormingen welke hij brengt in de wetten en in de nationale instellingen, bijzonderlijk voor hetgeen de emancipatie der rajahs of niet-muzelmannische bevolkingen betreft, is, gelijk wij reeds gemeld hebben, den 18 Februarij, in eene vergadering van hooge ambtenaren, uitsluitend ten dezen einde bijeengeroepen, voorgelezen.”
In 1872 wordt de benoeming van een nieuwe Khalifa voor de Islamitische Staat druk besproken, zoals door de krant De Tijd in een artikel “Turksche Troonopvolging”. Net zo was de benoeming van een nieuwe grootvizier – de eerste adjudant van de Khalifa in de Ottomaanse Islamitische Staat – in 1903 nieuws voor de Nederlandse kranten. Het Nieuws van den Dag bericht hier ondermeer over. Maar ook andere politeke gebeurtenissen in Islamitische Staat worden gevolgd door de Nederlandse media. In 1908 wordt door Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië bijvoorbeeld bericht over de opkomst van de Jonge-Turken beweging. In het bericht “De constitutie in Turkije” besprekt men wat de Jonge-Turken beweging wilde realiseren, zijnde verwestering van de Islamitische Staat, hoe de samenleving hierop gereageerd heeft en wat derhalve voor de toekomst verwacht kon worden. Op 28 april 1909 in een het artikel “De Sultan onttroond” maakt Het Nieuws van den Dag melding van een revolutie in de Islamitische Staat door de Jonge Turken, waarbij Khalifa Abdul Hamid II afgezet wordt: “Sultan Abdul Hamid van Turkije is onttroond en zijn oudste broeder, Prins Resjad Effendi, is onder den naam van Mehmed (Mohammed) den Vijfde tot Sultan uitgeroepen.”
“Ernstige opstand in Arabië”, Het Nieuws van de Dag, 11-07-1898
Ook over opstanden waar de Islamitische Staat mee te kampen had bleef de Nederlandse nieuwslezer geïnformeerd. In 1898 bijvoorbeeld schreef Het Nieuws van den Dag “Het weerlicht weer bedenkelijk in verschillende hoeken van het Ottomansche Rijk. Nog waren de laatste Turksche troepen niet uit Thessalië teruggetrokken en was dus het Grieksch-Turksche conflict nog niet geheel de wereld uit, of een ernstige opstand van eenige Bedoeïenstammen in Jemen, het z.g.n. Gelukkig Arabië, kwam den Sultan nieuwe zorgen baren.” 1902 en 1903, vervolgens wordt geregeld bericht over een opstand in Macedonië. In 1905 en 1906 is de opstand op het Arabisch Schierieland wederom onderwerp van gesprek in veel kranten. “De toestand in Yemen wordt ernstiger”, schreef bijvoorbeeld Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië op 8 juli 1905 in het artikel “De strijd om het Khalifaat”. “Zooals men weet, zijn de Arabieren opgestaan, met het duidelijk uitgesproken doel den sultan van Turkije het recht te betwisten om zich als geestelijk hoofd van alle Mohammedaansche geloovigen te doen gelden. Zij willen een eigen Khalifaat hebben voor hun hoofd, gegrond op afstammingsrechten van Mohammed zelven.” Deze gebeurtenissen waren allen zuiver interne aangelegenheden voor de Islamitische Staat. Normaal gesproken berichten media enkel over de interne aangelegenheden van een staat wanneer deze staat van internationaal belang is. De berichtgeving in de Nederlandse kranten over de interne aangelegenheden van de Islamitische Staat bewijst dus dat deze staat ook in de 19e en vroeg 20e eeuw nog altijd een staat van internationaal belang was.
Wat ook opvallend is dat de Islamitische Staat een rol speelt bij feitelijk al de belangrijke internationale gebeurtenissen in de 19e en vroeg 20e eeuw. De Nederlandse kranten rapporteren ondermeer over oorlog tussen de Islamitische Staat en de Russen, de Italianen, de Britten, de Fransen, de Grieken en Oostenrijk-Hongarije. En bij al deze oorlogen van de Islamitische Staat worden de Nederlanders door hun kranten tot in detail op de hoogte gehouden. Ter voorbeeld, de krant Amigo di Curacao, van de Nederlandse Antillen, gaf in 1911 de reactie van de Islamitische Staat op een verklaring van de Italianen dat zij Libië hadden ingenomen, in haar geheel weer: “De keizerlijke Ottomaansche regeering verneemt dat de Italiaansche regeering op eigen initiatief een decreet heeft uitgevaardigd, waarin de inlijving van de Ottomaansche provincies Tripolis en Bengasi wordt afgekondigd, en dat zij hetzelfde aan de mogendheden heeft medegedeeld. De Verheven Porte protesteert op de meest krachtige wijze tegen deze proclamatie, welke zij als niet meer dan waardeloos rechtens en feitelijk, beschouwt. Een dergelijke daad is zonder kracht, omdat zij in strijd is met de meest elementaire beginselen van internationaal recht, en evenzoo omdat Turkije en Italië nog in toestand van oorlog verkeeren, en omdat de Turksche regeering besloten is haar souvereine reenten met kracht van wapenen te handhaven en te verdedigen, rechten over de twee provincies in kwestie, die niet op te heffen en onvervreemdbaar zijn.”
Ook over de manouvres van de Islamitische Staat in internationale politiek wordt voortdurend bericht. Bijvoorbeeld het Tractaat van Berlijn van 1878, een internationale overeenkomst met alsonderwerp de gebieden van de Islamitische Staat in de Balkan, werd in zijn geheel weergegeven in de krant De Tijd, tot en met de ondertekening aan toe: “(Was getekend) von Bismarck, von Bülow, Hohenlohe, Andrassy, Karolyi, Haymerle, Waddington, St. Vallier, Desprez. Beaconsfield, Salisbury, Odo Russell, Launay, Gortsjakof, Sjoewalof, d’Oubril, Al Karatheodory, Mehemed Ali, Saadullah.” In hetzelfde jaar bericht De Tijd ook over een verdesverdrag tussen de Islamitische Staat en Groot-Brittannië: “Het Engelsch-Turksche Defensieve Verbond”.
“Het Tractaat van Berlijn”, De Tijd, 18-07-1878
Omdat de Islamitische Staat dus voortdurend in het nieuws is, bevatten de Nederlandse kranten ook geregeld artikelen die achtergrondinformatie geven betreffende de Islamitische Staat. In 1854, bijvoorbeeld, bood “Het Turksche Vraagstuk” van het Algemeen Handelsblad een introductie tot de op dat moment recente geschiedenis van de Islamitische Staat. In 1862 publiceerde de krant De Noord-Brabander een serie van artikelen die de geopolitieke situatie van de Islamitische Staat op dat moment analyseert. In weer een ander voorbeeld uit 1877 probeert de krant De Locomotief uit Nederlands-Indië haar lezers inzicht te geven in de sociale verhoudingen in de Islamitische Staat: “De volkeren van het Turksche rijk in hun verhouding tot elkaar”. En in 1896 bespreekt het Algemeen Handelsblad de meest belangrijke personen aan het hof van de Khalifa, en dus binnen de Islamitische Staat op dat moment, in het artikel “De sultan en zijn omgeving”.
Dagblad Het Centrum, ten slotte, biedt haar lezers in 1912 een serie artikelen onder de titel “De Islam in Europa”. Deel 1 wordt gepubliceerd op 2 november 1912; deel 2 op 9 november 1912; deel 3 op 23 november 1912; deel 4 op 30 november 1912; deel 5 op 07 december 1912; en deel 6 op 28 december 1912. En in 1922 publiceert Het Centrum een serie van artikelen over de geschiedenis van de Islamitische Staat: op 18 maart 1922 is de titel “De eerste Kaliefen”; op 08 april 1922 gaat het over “De Ommajaden”; op 29 april 1922 over “De Abbassieden”; op 20 mei 1922 over “Het kalifaat van Cordova”; en op 17 juni 1922 ten slotte over de “De Fatimleden”.
“De Fatimleden”, Het Centrum, 17-06-1922
Er kan derhalve geen twijfel over bestaan dat de algemene opinie was dat de Islamitische Staat ook in de 19e en vroeg 20e tot de meest vooraanstaande staten in de wereldpolitiek behoorde. Want alles wat in de Islamitische Staat gebeurde werd nieuwswaardig geacht en alles waarbij de Islamitische Staat betrokken was werd nieuwswaardig geacht.
De ondergang van de Islamitische Staat Al Khilafa in de Nederlandse media
Zoals op basis van het voorgaande valt te verwachten was de ondergang van de Islamitische Staat, die geleidelijk aan plaatsvond tussen 1920 en 1924, dan ook groot nieuws in de Nederlandse media.
“Einde van het Turksche keizerrijk”, Het Vaderland, 03-11-1922
Op 3 november 1922 rapporteren alle grote kranten dat Moestafa Kemal en zijn handlangers twee dagen eerder, op 1 november, de Khalifa effectief buitenspel hadden gezet. In een artikel onder de naam “Het einde van het Ottomaanse Keizerrijk” zei de krant Het Vaderland: “De Nationale Vergadering heeft het Ottomaansche keizerrijk voor vervallen verklaard en zichzelf als opvolgster in de macht geproclameerd. De Nationale Vergadering te Angora [2] nam een wet aan bepalend, dat de regeering sinds 6 Maart 1920 in handen is van de Nationale Vergadering, die geen anderen regeeringsvorm zal erkennen. Het Kalifaat blijft aan het Ottomaansche Huis. De Nationale Vergadering zal een nieuwen vorm kiezen, en de Turksche regeering zal het hoofdbolwerk zijn van het kalifaat.” De krant Het Centrum verwoordde het als volgt: “In den laten namiddag van den 1en Nov. heeft de groote Nationale Vergadering te Angora na een rede van Moestala Kemal met algemeene stemmen besloten, dat zij zelf door stemming een Kalief zal benoemen. Het ‘Ottomaansche Keizerrijk’ werd met algemeene stemmen veranderd in den ‘Turkschen Staat’. De Nationale Vergadering te Angora heeft besloten tot afzetting van den Sultan en niet-erkenning van de regeering te Konstantinopel.”
Met het besluit van 1 november 1922 bleef de Khalifa dus wel behouden, maar werd hem zijn macht ontnomen. De ware betekenis hiervan was voor de Nederlandse kranten duidelijk, zoals blijkt uit een artikel op 4 november in Het Vaderland: “Het oude Europa wordt opgeruimd. (…) Het heele Ottomaansche rijk was in zekeren zin een theocratie. De Koran deed er in vele gevallen dienst als wetboek. De beslissing welke thans te Angora genomen is komt feitelijk neer op een scheiding van kerk en staat. Immers het sultanaat wordt afgeschaft en zijn rechten op de nationale vergadering overgedragen terwijl het kalifaat behouden blijft en zelfs aan een lid der Osman-familie zal worden opgedragen. De Kerk moet afstand doen van haar wereldlijke macht. Turkije kan nu een volkomen moderne geseculariseerde staat worden.”
In een analytsche nabeschouwing van deze gebeurtenis, enkele dagen later op 10 november, merkte Het Vaderland op dat de kiem ervoor al eerder geplant was door Moestafa Kemal: “Voor hen, die de zaken in Turkije kennen, bestaat er niet de minste twijfel meer aan, dat de actie van Kemal pasja in 1920 een aanval was op de souvereine rechten van den Sultan, gelijk staande met een eenvoudige afzetting, en de sultan was daarvan zoo goed op de hoogte, dat hij niet ophield te fulmineren tegen alles, wat Kemal en de oproerige Nationale Vergadering te Angora deden. (…) het onafhankelijk maken van Turkije [door Moestafa Kemal, is] een daad, welke de weldenkende mensheid moet toejuichen.” Het Vaderland verwijst hier naar een gebeurtenis uit 1920 waarover bijvoorbeeld de Nieuwe Rotterdamsche Courant toen als volgt berichtte: “De Temps verneemt uit Konstantinopel, dat Moestafa Kemal aan den sultan heeft geseind, dat hij de betrekkingen met de centrale regeering verbreekt sinds de bezetting der stad waardoor de regeering onder rechtstreekschen buitenlandschen invloed is gekomen. Hij blijft echter den sultan als Kalief erkennen.” Deze actie in 1920, om de Khalifa te laten weten dat hij genegeerd zal worden, was dus een eerste stap die in 1922 leidde tot de beslissing die het Kalifaat nog slechts een lege huls liet zijn.
Dat de Nederlandse kranten hierna de gebeurtenissen in de Islamitische Staat nauwkeurig bleven volgen, geeft aan dat men zich realiseerde dat men met een historische gebeurtenis van doen had. Men rapporteerde daarom ook over het fysieke vertrek van de Khalifa uit Istanboel, en over het feit dat hij het niet eens was met het besluit van Moestafa Kemal en zijn handlangers. Het Vaderland schreef op 18 november: “De Sultan heeft hedenmorgen een onderkomen gezocht aan boord van het Engelsche slagschip Mabaya, dat onmiddellijk daarop naar Malta vertrokken is. Toen de Sultan aan boord ging, verklaarde hij nog eens met nadruk, dat hij geen afstand deed, maar zich voor het dreigende gevaar terugtrok.” Vanwege dit nauwkeurig volgen van de gebeurtenissen in de Islamitische Staat begrepen de Nederlandse kranten goed wat er precies plaatsvond. Zo blijkt bijvoorbeeld uit wat de Nieuwe Rotterdamsche Courant op 20 november 1922 schreef over de benoeming van de nieuwe Khalifa: “De Times noemt de keus van den prins-troonopvolger tot troonopvolger een handige zet, welke er op berekend is de moslimsche oppositie te voorkomen en tevens de aanspraak bevestigt van de nationale vergadering op de bevoegdheid tot verkiezing van den kalief.” In de karakterschets van de nieuwe Khalifa die Het Vaderland vervolgens op 25 november haar lezers boodt, komt ook duidelijk naar voren dat men wist dat hij tegenover Moestafa Kemal en zijn handlangers maar een zwakke persoonlijkheid was: “Abdoel Medjid Effendi, de nieuwe Kalief, is geboren op 30 mei 1868. Hij is een zoon van de overleden Soeltan Abdoel Aziz (…).Tot het jaar 1908, het jaar der Turksche revolutie, leidde hij een zeer teruggetrokken bestaan. Hij stelde enkel belang in schilderkunst en muziek. (…) De toenadering van Abdoel Medjid tot de nationalisten is vooral te wijten aan zijn veete, uit oude familietwisten voortkomend, tegen den regerenden Sultan.” En dus dat hij juist daarom tot nieuwe Khalifa was benoemd door Moestafa Kemal en diens handlangers. Het Vaderland meldde korte tijd later ook: “Te Londen is uit Angora bericht ontvangen dat de regeering aldaar bezig is met het opstellen van een soort instructie voor den Kalief, waarin diens functies nauwkeurig werden omschreven, ten einde te voorkomen, dat hij zich op eenigerlei wijze in politieke aangelegenheden zou kunnen mengen.”
“Het Kalifaat is afgeschaft, Het Vaderland, 03-03-1924
In 1924 rapporteren de Nederlandse kranten over het onvermijdelijke gevolg van de stappen genomen in 1920 en 1922: complete en officiële afschaffing van het Kalifaat. Het Vaderland schrijft op 3 maart 1924: “Men bericht uit Angora, dat de meerderheidspartij het eerste artikel van de motie heeft aangenomen, waarbij de Kalief wordt afgezet en het kalifaat wordt afgeschaft.” En Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië schrijft: “Heden had in Konstantinopel een belangrijke vergadering plaats van de Volkspartij ter bespreking van drie wets-ontwerpen, en wel ten eerste betreffende de onderdrukking van het Kalifaat, (…). De Turksche volkspartij verklaarde zich met overweldigende meerderheid voor het wetsontwerp inzake de afzetting van den Kalief en afschaffing van het Kalifaat.”
De reactie van de Nederlandse media op de ondergang van de Islamitische Staat Al Khilafa
De gedetailleerdheid van de rapprtages over deze gebeurtenis is opmerkelijk. De Nieuwe Rotterdamsche Courant zegt bijvoorbeeld: “Vannacht om 2 uur hebben de wali van Konstantinopel en de directeur-generaal van politie zich naar het paleis van Dombagdsje begeven, waar zij den Kalief getastten op den troon plaats te nemen. Daarop lazen zij het besluit tot zijn onttroning voor en nevalen hem van den troon te dalen en toebereidselen te maken tot zijn onmiddellijk vertrek. Een uur later werd de kalief met zijn beide vrouwen en zijn zoon per auto naar Tsjataldsja gebracht, waar een extra trein gereed stond om het gezelschap naar Zwitserland te brengen.” Zoals gezegd, dit detail bewijst dat men wist dat er zich in Turkije een historische gebeurtenis afspeelde.
Het Vaderland zette vervolgens uiteen wat dit allemaal betekende: “De tijden veranderen. De Turk werd twintig jaar geleden nog beschouwd als het klassieke voorbeeld van Oostersch conservatisme. Men sprak over het onveranderlijke Oosten. En in de laatste vijf jaren is nergens zooveel veranderd als juist in Turkije. Nergens heeft men zoo snel de uiterlijke levensvormen zien veranderen. Zelfs in Rusland niet. Immers Rykof zelf heeft eens van zijn bewondering van de Turksche revolutie getuigd door te zeggen, dat de communisten op economisch gebied radicaler en ondernemender zijn geweest, maar dat zij op het gebied van godsdienst en traditie niet zooveel hadden kunnen bereiken als de Turken. Deze lof van den Russische revolutionair is een merkwaardig getuigenis van de wijze, waarop de Turken van Kemal en Ismet Pasja de radicale denkbeelden, welke zij op de Parijsche universiteit hadden opgedaan, in toepassing hebben gebracht. De eerste schokkende feiten, die nog ledereen in herinnering heeft, waren de afschatting van het koningschap en de verwerping van het kalifaat. Verschillende andere maatregelen zijn daarop gevolgd. Er is een eind gemaakt aan de veelwijverij, de tulband is afgeschaft als hoofddeksel (men onderschatte de beteekenis niet, die deze maatregel had voor den geloovigen Turk), de monnikenkloosters krijgen geen subsidies meer en geestelijke orden zijn opgeheven. En het opmerkelijkst bij dit alles is misschien wel, dat de strenggeloovige bevolking ten slotte al deze maatregelen, die hun door de verlichte volksvertegenwoordigers werden opgedrongen, hebben aanvaard zonder in opstand te komen. Een week geleden ongeveer werd nu uit Constantinopel een nieuwe maatregel aangekondigd die beschouwd mag worden als de sluitsteen in Moestafa Kemals politiek om den Turkschen staat los te maken van den Mohammedaanse godsdienst. Minister Ismel Pasja diende voorstellen in tot amendeering of intrekking van die artikelen in de nieuwe grondwet, waarbij de Islam direct of impliciet als de staatsgodsdienst werd beschouwd. Het was duidelijk dat deze voorstellen de volle instemming hadden van den dictator, wiens politiek van den aanvang af anti-clericaal is geweest. (..) Zo heeft de Ghazi zijn doel bereikt. Er is volledige scheiding van Kerk en Staat in Turkije.”
“Groote veranderingen in Turkije – Volledige scheiding van Kerk en Staat”, Het Vaderland, 13-04-1928
Men zag dus in dat onder leiding van Moestafa Kemal naar westers voorbeeld een scheiding van kerk en staat aan het plaatsvinden was in de moslimwereld. Het Vaderland wondt er wat dat betreft geen doekjes om: “Het doel dat Kemal Atatürk, den president der Turksche republiek, voor oogen zweeft bij de sociale hervormingen die bij den laatsten tijd heeft ingevoerd, is, aldus meldt het Anatolisch Telegraaf Agentschap, de Turksche natie in den meest uitgebreiden en wetenschappelijke zin te moderniseeren en te doen aanpassen aan de toestanden in Europa. Door het dragen van de ‘fez’ te verbieden, door het Kalifaat en zijn aanhangsels af te schaffen, door de Latijnsche letterteekens in te voeren en een modern burger wetboek, heeft de leider der jonge Turksche republiek altijd gehandeld als echte Westerling die hij is, strevend naar vooruitgang en modernisering.”
En men begreep dat dit diepgaande gevolgen zou hebben voor niet enkel Turkije, maar voor gans de moslimwereld. Zo schreef de Sumatra Post: “Met den ondergang van het Osmaansche kalifaat was een periode van de Mohammedaansche geschiedenis ten einde. (…) Uit de puinhoopen van den wereldoorlog rees niet alleen een nieuw Turkije en een nieuw Arabië op, de geheele wereld van den Islam had een grondige verandering ondergaan.” Men was ervan overtuigd dat de introductie van de scheiding van kerk en staat in de moslimwereld ten gevolge zou hebben dat de moslims snel zouden verwesteren. De Indische Courant schreef: “In La Revue d’ Afrique (…) een juiste analyse van een proces van moderniseering en emancipatie in een godsdienst, die tot dusverre als het hechtste bolwerk tegen allen maatschappelijken vooruitgang werd beschouwd. (…) Het is dan ook in de eerste plaats de wereldkrijg geweest, die het Oosten als het ware heeft wakker-geschud uit zijn lethargie en het in contact heeft gebracht meteen andere beschaving, die haar rijke ontplooiing te danken heeft aan de macht van den menschelijken geest, die zich heeft bevrijd van alle knellende banden. (…) Wij staan pas aan het begin van dit revolutioneerend proces in de Mohammedaansche wereld, maar het is desondanks niet te boud gesproken, wanneer wij nu reeds durven voorspellen, dat over eenige generaties de wereld van het Oosten en die van het Westen een eenheid zullen vormen door de gemeenschappelijkheid van denken en voelen. En daarom, besluit de schrijver, moeten alle Mohammedanen wenschen, dat deze verwestersching van het Oosten zich in versneld tempo voortzet.”
“Tien Jaren Turksche Republiek – Het grote werk van Kemal Pasja”, Het Vaderland, 29-10-1933
En vanwege dit vooruitzicht was er grote blijdschap in de Nederlandse media. Terugkijkend in 1933 schreef Het Vaderland: “Aan de vermenging van Kerk en Staat, die herinnert aan den toestand der Europeesche middeleeuwen, werd [door Moestafa Kemal] voorgoed een einde gemaakt. Dit kwam vooral duidelijk uit door de absolute scheiding van de nieuw gevestigde staatsmacht en het Kaliphaat. (…) Moge het werk met succes worden voortgezet!”.
Ongetwijfeld zo de auteur van dit artikel teleurgesteld zijn als hij nu zou leven. Want dan zou hij zien dat de terugkeer van de Islamitische Staat aanstaande is. En dus dat Moestafa Kemal niet “voorgoed” een einde aan de Islamitische Staat heeft gemaakt, maar enkel voor beperkte tijd.
________________________________________
[1] De Khalifa werd in veel Nederlandse kranten als “Hoge Porte” of “Verheven Porte” aangeduid. [2] Ankara.