Het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa is het meest geschikt om het probleem van misdaad op te lossen. Vanwege de visie op het leven waarmee het de mensen opvoed, en de methode van straffen die het hanteert, is Islam meer geschikt om misdaad te voorkomen en bestrijden dan de westerse beschaving. De visie op het leven van Islam verwijdert namelijk ieder motief om misdaad te begaan. De straffen van Islam voor misdaad zijn verder duidelijk bedoeld om misdaden te voorkomen – en zij zijn zo streng dat er van hen ook daadwerkelijk een voorkomende werking uitgaat. Maar tegelijkertijd garanderen zij een gevoel van rechtvaardigheid bij de slachtoffers van de misdaad, waardoor sociale onrust in reactie op de misdaad voorkomen wordt.
Hoe het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa precies is, zal in het nu volgende worden uitgelegd.
De fundamenten van de Islamitische visie op het leven
In tegenstelling tot de westerse seculiere beschaving leert Islam de mens dat het leven meer is dan enkel het huidige leven. Islam leert de mens dat er na de dood een wederopstanding zal zijn, gevolgd door een tweede, hiernamaalse leven:
“Zeg: ‘Het is Allah, Die u leven geeft en u daarna doet sterven, daarna zal Hij u tezamen verzamelen op de Dag der Opstanding waarover geen twijfel is’. Maar de meeste mensen begrijpen het niet.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Djaathiya 45, vers 26)
“Gelijk Wij de schepping eerst begonnen, aldus zullen Wij haar terugbrengen. Een Belofte van Ons. Voorwaar Wij zullen deze nakomen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Anbiyaa 21, vers 104)
Ten tijde van deze wederopstanding zal ieder mens beoordeeld worden op basis van zijn daden in het huidige leven:
“Op die Dag zullen de mensen in verschillende groepen te voorschijn komen opdat hun hun werken getoond zullen worden. Wie ter grootte van een atoom goed deed, zal dit aanschouwen. En wie ter grootte van een atoom kwaad deed, zal ook dat aanschouwen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Zilzal 99, vers 6 – 9)
“Iedere dienaar van Allah zal op de Dag des Oordeels voor Allah staan totdat hij vijf vragen over vijf dingen heeft beantwoord: zijn jaren en hoe hij dezen gebruikt heeft; zijn kennis en hoe hij hiernaar gehandeld heeft; zijn bezit en hoe hij deze vergaard en besteed heeft; en zijn lichaam en hoe hij deze gebruikt heeft.” (Moeslim)
De bestemming van de mens in het tweede, hiernamaals leven zal bepaald worden op basis van deze beoordeling. De Hel zal de bestemming zijn voor degenen die bestraffing verdienen en het Paradijs zal de bestemming zijn voor degenen die beloning verdienen:
“Er zal voor degenen die goede daden verrichten het goede zijn en nog meer. Zwartheid noch schande zal hun gezicht bedekken. Dezen zullen de bewoners van het Paradijs zijn, zij zullen daarin vertoeven. En degenen die boze daden verrichten, de vergelding van het kwaad zal het gelijke daaraan zijn en de schaamte zal hen bedekken. Zij zullen niemand hebben om hen tegen Allah te beschermen. (En het zal zijn) alsof hun gezicht met de duisternis van de nacht bedekt ware. Dezen zullen de bewoners van het Vuur zijn, zij zullen daarin vertoeven.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Joenoes 10, vers 26 – 27)
In de visie van Islam, met andere woorden, zal er uiteindelijk complete rechtvaardigheid bestaan. Uiteindelijk zal niemand zijn verdiende straf kunnen ontlopen, en niemand zal de beloning die hem toekomt onthouden worden:
“En Wij zullen weegschalen der gerechtigheid instellen op de Dag der Opstanding, zodat geen enkele ziel in enig opzicht onrecht zal worden aangedaan. En al was het slechts het gewicht van een mosterdzaadje, Wij zullen het naar voren brengen en Wij zijn voldoende als Rekenaar.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Anbiyaa 21, vers 47)
Specifiek voor wat betreft het huidige leven, in de visie van Islam gaan de behoeften van de mens uit naar meer dan enkel materie. De mens wordt geacht ondermeer ook een spirituele behoefte en een behoefte aan sociale relaties te hebben. De Islamitische manier van leven wil de mens de mogelijkheid geven om al deze behoeftes te bevredigen. Maar, hij leert de mens ook dat hij zijn spirituele behoefte als belangrijkste zaak in het leven moet beschouwen:
“En ik heb de djinn en de mensen slechts tot Mijn aanbidding geschapen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Adh Dhaariyaat 51, vers 47)
De aanbidding van Allah (swt) is in de visie van Islam dus de belangrijkste zaak in het leven, en niet de bevrediging van de materiële behoefte. Maar, de aanbidding van Allah (swt) leidt Islam de mens naar bevrediging van zijn overige behoeftes, zoals de materiële behoefte en de behoefte aan sociale relaties.
Want volgens Islam weet enkel Allah, de Schepper, hoe de mens zijn behoeftes op de juiste manier bevredigt. De Islamitische wet, de Sjari’a, oftewel de oordelen van Allah (swt) over goed en kwaad, is dus in feite een leidraad naar de juiste manier van bevrediging van de behoeftes. In de visie van Islam, derhalve, zal degene die de Islamitische wet nauwgezet volgt geluk voelen in dit huidige leven, omdat hij zijn behoeftes op de enige juiste wijze zal bevredigen; en in het hiernamaalse leven, omdat zijn complete gehoorzaamheid aan de Islamitische wet in al de bereiken van het leven de perfecte aanbidding van Allah (swt) is:
“En, indien er leiding van Mij tot u komt, zullen zij, die Mijn leiding volgen, vrees noch droefheid kennen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 38)
”Die juist handelt, hetzij man of vrouw, en een gelovige is, hun zullen Wij voorzeker een goed leven schenken; en gewis zullen Wij hen belonen naar hun beste werken.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nahl 16, vers 97)
Samenvattend, in de visie van Islam is gehoorzaamheid aan de wet dus de allerbelangrijkste zaak in het leven. Islam ontneemt de mens ook het motief om de wet te overtreden, omdat het zegt dat in ongehoorzaamheid tegenover de wet geen profijt gevonden kan worden – noch in het huidige leven, noch in het hiernamaalse leven:
“Doch degene die zich van Mijn gedachtenis zal afwenden, zal in benarde omstandigheden leven en op de Dag der Opstanding zullen Wij hem blind doen opstaan.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Taa Haa 20, vers 124)
De Islamitische visie op bestraffing: voorkoming & genezing
Omdat de visie op het leven van Islam de mens ieder motief om misdaden te begaan ontneemt, is opvoeding in de Islamitische visie op het leven de eerste en allerbelangrijkste stap in de voorkoming van misdaad. Islam ordent daarom het gezinsleven om te verzekeren dat kinderen door hun ouders de opvoeding krijgen in de visie op het leven van Islam die zij nodig hebben.
“O gij die gelooft, redt u zelf en uw gezinnen van het Vuur, wiens brandstof mensen en stenen zijn, waarover engelen zijn, hard en streng, die Allah niet ongehoorzaam zijn in hetgeen Hij hun beveelt en die volbrengen wat hun wordt geboden.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera At Tahriem 66, vers 6)
In deze ordening is de man de verantwoordelijkheid gegeven voor het onderhoud van het gezin. Op zijn rug rust dus de taak om door middel van inspanning en arbeid de kost te verdienen. Op de vrouw rust deze verantwoordelijkheid niet. Haar is de primaire verantwoordelijkheid gegeven voor het management van het huishouden, waaronder de opvoeding van de kinderen. En door haar niet verantwoordelijk te maken voor het verdienen van de kost heeft Islam haar de mogelijkheid gegeven deze taak correct na te komen. Zij is thuis en begeleid de kinderen in hun ontwikkeling.
Het onderwijs wordt eveneens gebruikt door Islam om de nieuwe generatie op te voeden in de visie op het leven van Islam.[2] Onderwijs is de studie van de waarneembare realiteit, opdat de mens deze mag leren begrijpen, zodat hij deze kan leren gebruiken in zijn voordeel. Dit onderzoek naar de realiteit kan tegelijkertijd ook gebruikt worden om de mens te laten nadenken over de oorsprong van de waarneembare realiteit, oftewel over de schepping. Hierdoor wordt de mens bewust gemaakt van het bestaan van Allah (swt), waardoor zijn persoonlijkheid gevormd wordt.
“Hij heeft door Zijn gebod de nacht, de dag, de zon, de maan en de sterren in uw dienst gesteld. Voorzeker daarin zijn tekenen voor een volk dat overweegt. En in de dingen, die Hij in verscheidene kleuren op aarde voor u heeft geschapen is voorzeker een teken voor een volk dat er lering uit wil trekken. En Hij is het, Die de zee tot uw beschikking heeft gesteld opdat gij er vers vlees van moogt eten en er sieraden uit moogt nemen die gij draagt. En gij ziet er de schepen over varen opdat gij van Zijn overvloed moogt zoeken en dankbaar moogt zijn. En Hij heeft hechte bergen op de aarde geplaatst opdat gij niet geschokt zult worden en rivieren en paden opdat gij de juiste weg moogt inslaan. En merktekenen en door de sterren vinden zij (de mensen) de juiste richting. Is dan Hij, Die schept gelijk aan iemand die niet schept? Wilt gij dan er geen lering uit trekken?” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nahl 16, vers 12 – 17)
Hiernaast moet het onderwijs veel aandacht schenken aan bestudering van de wetenschappen die nodig zijn om de Islamitische visie op het leven correct en diep te kunnen begrijpen, zoals de Arabische taal, de uitleg van de Koran en de hadieth, et cetera.[3]
Het onderwijs moet ook gratis zijn, ten minste het primaire en secundaire onderwijs, zodat niemand in de samenleving de opvoeding in de Islamitische visie op het leven onthouden zal worden.[4]
Ten gevolge van deze opvoeding zullen de mensen in de Islamitische Staat Al Khilafa anders in het leven staan dan de mensen in het westen, die met de ideeën van de seculiere visie op het leven opgevoed worden. Ten gevolge van de opvoeding met op secularisme gebaseerde ideeën is misdaad in het westen niet een taboe, maar meer een verboden vrucht – aantrekkelijk maar gevaarlijk. In de Islamitische Staat Al Khilafa, daarentegen, voelen de mensen afkeer voor misdaad, omdat ten gevolge van de opvoeding die zij hebben genoten de mensen van mening zijn dat het overtreden van de wet in zowel het huidige leven als in het hiernamaalse leven enkel rampspoed zal brengen.
Maar natuurlijk, er blijven altijd mensen die enkel korte termijn denken. Evenals mensen die totaal niet denken. Deze mensen blijven neigen naar misdaad. Om te voorkomen dat deze mensen hun neiging tot misdaad zullen omzetten in daadwerkelijke handelingen, bevat het systeem van strafrecht van Islam straffen die afschrikking als doel hebben. Enkele voorbeelden van de strenge straffen die Islam verplicht heeft zijn de volgenden:
“O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag is u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 178)
“En snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, een voorbeeldige straf van Allah. Allah is Almachtig, Alwijs.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 38)
“Geselt iedere echtbreekster en echtbreker met honderd slagen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 2)[5]
“En zij, die kuise vrouwen beschuldigen en geen vier getuigen brengen – geselt hen met tachtig slagen en aanvaardt hun getuigenis nooit meer, want dezen zijn overtreders.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 5)
“De vergelding dergenen die oorlog tegen Allah en Zijn boodschappers voeren en er naar streven wanorde in het land te scheppen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden, of dat hun handen en hun voeten de ene rechts en de andere links, worden afgesneden, of dat zij het land worden uitgezet.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 33)
Dat dit uitermate zware straffen zijn onderkent Islam:
“En laat medelijden met hen u van de gehoorzaamheid aan Allah niet afhouden indien gij in Allah en de Laatste Dag gelooft.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 2)
Oftewel, Islam straft bewust uitermate zwaar. Het feit dat Islam opdracht geeft om mensen getuige te laten zijn van de bestraffing, geeft aan dat de straf ondermeer afschrikking bedoeld te realiseren:
“En laat een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 2)
”En in vergelding is leven voor u, o mensen van begrip, zodat gij behouden zult worden.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 179)
De betekenis van dit laatste vers is, “als jullie nadenken zullen julie inzien dat de bestraffing met de dood voorkomt dat mensen gedood worden”. Oftewel, de straf voor de misdaad dient om mensen van de misdaden weg te houden.
Maar Islam onderkent ook dat een slachtoffer, of de nabestaanden van een slachtoffer, vaak behoefte heeft aan genoegdoening. Dit blijkt, bijvoorbeeld, uit het laatste vers waarin Islam de terechtstelling van de moordenaar “vergelding” noemt. De volgende verzen werken het principe van genoegdoening in Islam in meer detail uit:
“O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag is u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw. Maar, indien iemand kwijtschelding is verleend door zijn broeder, dan moet de eis billijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan met goedheid.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 129)
“Als iemands familielid gedood is dan heeft hij de keuze tussen twee opties: of hij (de moordenaar) wordt gedood, of het bloedgeld wordt betaald.” (Betrouwbaar beoordeeld naar consensus).
“En Wij schreven hen daarin voor: Een leven voor een leven, oog om oog, neus om neus, oor om oor, tand om tand en vergelding voor wonden. En hij, die van het recht hierop afziet, dit zal een verzoening voor zijn zonden zijn en wie niet rechtspreken bij hetgeen Allah heeft nedergezonden, zijn onrechtvaardigen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 45)
“Wie gedood of verwond is, heeft de keus tussen drie dingen, en als hij een vierde wil hou hem dan tegen: Hij mag doden, of vergeven, of het bloedgeld nemen.” (Aboe Dawoed).
Het principe “oog om oog, tand om tand” heeft in de terminologie van Islam qisaas. Het komt er op neer dat iemand wiens lichaam zonder recht een kwaad aangedaan is[6], het recht heeft om van de staat te eisen dat deze de misdadiger hetzelfde kwaad aandoet als straf voor zijn misdaad. Of hij mag, als hij dit wenst, een financiële genoegdoening eisen van de misdadiger. En als deze dan betaalt volgens de overeenkomst, dan zal hij verder niet bestraft worden.
Qisaas zorgt voor complete compensatie van de misdaad en zorgt zo voor een gevoel van rechtvaardigheid bij het het slachtoffer van de misdaad of diens nabestaanden. Het overlaten van de finale beslissing betreffende de bestraffing voor de misdadiger aan het slachtoffer van de misdaad of diens nabestaanden, vergelding of bloedgeld of vergiffenis, heeft verder een diep psychologisch effect op hen dat het gevoel van rechtvaardigheid bij hen verder versterkt.
De ordening van bestraffing in de Islamitische Staat Al Khilafa
Ideeën alleen, echter, kunnen misdaad niet volledig voorkomen. Er zijn altijd mensen, namelijk, die niet nadenken maar handelen puur op basis van hun (lage) verlangens. Daarom stelt Islam voor misdaad strenge straffen voor. Zodat de mensen die niet nadenken maar handelen puur op basis van hun (lage) verlangens afgeschrikt worden van het verrichten van misdaden. Deze afschrikking middels straffen vereist een organisatie, oftewel een systeem. Dit is het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa.
De verschillende rechtbanken in het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa
In het juridisch systeem van Islam bestaan drie verschillende typen van rechtbanken naast elkaar. Het eerste type staat onder leiding van een rechter die Qaadi genoemd wordt en deze behandelt geschillen tussen individuele mensen en het strafrecht. Het tweede type staat onder leiding van een rechter die Moehtasib genoemd wordt en deze ziet toe op de handel, zodat deze eerlijk verloopt, en kwesties van publiek belang. Het derde type, ten slotte, staat onder leiding van een rechter die Madhaalim genoemd wordt en deze behandelt geschillen tussen burgers en de Islamitische Staat.
De Qaadi oordeelt tussen individuen die hun zaak tot hem brengen. Dit kan gaan over contractgeschillen, eigendomsdisputen, maar ook over trouwen, scheiden en erfenissen. Het bewijs voor de rechtbank van de Qaadi is ondermeer de hadieth van Moe’aadh bin Djabal (ra) die door de Boodschapper van Allah (saw) werd aangesteld als rechter voor Jemen: “Toen de Boodschapper van Allah (saw) van plan was Moe’aadh bin Djabal naar Jemen te sturen, vroeg hij: ‘Wat zul je doen als een kwestie naar jouw doorverwezen wordt?’. Moe’aadh antwoordde: ‘Ik zal oordelen volgens het Boek van Allah (swt)’. De Profeet (saw) vroeg: ‘Wat als je geen oplossing vindt in het Boek van Allah (swt)?’. Moe’aadh antwoordde: ‘Dan zal ik oordelen volgens de Soenna van de Profeet (saw)’. De Profeet (saw) vroeg: ‘En wat als je het niet in de Soenna van de Profeet vindt?’. Moe’aadh zei: ‘Dan zal ik Idsjtihaad doen om een eigen oordeel te vormen’. De Profeet (saw) klopte Moe’aadh op de borst en zei: ‘Geprezen zei Allah (swt) die de boodschapper van de Boodschapper van Allah (saw) heeft geleid naar hetgeen Hem (swt) en Zijn Boodschapper (saw) behaagt!’.” (Aboe Dawoed). Verder spreekt de Qaadi recht wanneer iemand de Islamitische Wet overtreden heeft, zoals wanneer hij buitenechtelijke gemeenschap heeft gehad: “Maiz bin Maalik kwam naar de Boodschapper van Allah (saw) en zei tegen hem (saw): ‘Boodschapper van Allah, reinig me’. Daarop zei hij (saw): ‘Wee jij! Ga terug, vraag vergiffenis van Allah en keer je tot Hem in berouw’. Hij (de overleveraar) zei dat hij weg ging maar niet ver, en toen terugkwam en zei: ‘Boodschapper van Allah, reinig me’. Daarop zei hij (saw): ‘Wee jij! Ga terug, vraag vergiffenis van Allah en keer je tot Hem in berouw’. Hij (de overleveraar) zei dat hij weg ging maar niet ver, en toen terugkwam en zei: ‘Boodschapper van Allah, reinig me’. De Boodschapper van Allah (saw) zei toen zoals hij eerder had gezegd. Bij de vierde keer zei de Boodschapper van Allah (saw): ‘Waar moet ik je van reinigen?’. Hij zei: ‘Van overspel’. De Boodschapper van Allah (saw) vroeg hem of hij gek was geweest. Hem (saw) werd gezegd dat hij niet gek was geweest. Hij (saw) zei: ‘Heeft hij wijn gedronken?’. Iemand stond op en rook zij adem maar bemerkte de geur van wijn niet. Daarop zei de Boodschapper van Allah (saw): ‘Heb je overspel gepleegd?’. Hij zei: ‘Ja’. Hij (saw) oordeelde daarop over hem en hij werd door steniging ter dood gebracht.” (Boechari).
Voor wat betreft de rechtbank van de Moehtasib, diens werk is ondermeer het controleren van de handelaren en de arbeiders opdat ze niet zwendelen in hun handelen, hun werk, hun producten, hun wegen en meten; maar ook het voorkomen van andere vormen van zwendel, zoals fraude; en het voorkomen van chaos in de publieke ruimte, zoals wagens die de doorgang op de straat blokkeren of gebouwen die gebruikt worden maar op instorten staan. Het bewijs hiervoor is het feit dat de Boodschapper van Allah (saw) zelf zich bezig hield met deze zaken: “De Boodschapper van Allah (saw) passeerde een hoopje voedsel. Toen hij zijn hand erin stak werden zijn vingers nat, dus zei hij tegen de verkoper: ‘Wat is dit?’. Hij (de verkoper) zei: ‘Het is vochtig geworden door de regen, o Boodschapper van Allah’. Hij (saw) zei: ‘Waarom zet je dit niet op de bovenkant zodat mensen het kunnen zien? Hij die bedriegt is niet één van ons.” (Moeslim). Hij (saw) spoordde de handelaren ook aan de waarheid te spreken bij de handel: “We kochten altijd spullen in Mediena en we noemden onszelf altijd makelaren, dus de Boodschapper van Allah (saw) kwam naar ons toe en gaf ons een betere benaming. Hij (saw) zei: ‘O handelaren, voorwaar het verkopen brengt het zweren met zich mee, meng het daarom niet met Sadaqa (liefdadigheid).” (Ahmad). De Boodschapper van Allah (saw) zag ook toe op de contracten die werden afgesloten: “Zaid bin Arqam en Al Bara’ bin ‘Azib waren partners, dus ze kochten samen wat zilver met geld en krediet. Dit nieuws bereikte de Boodschapper van Allah (saw) dus beval hij (saw): ‘Indien de betaling direct is gedaan op de plek (van de koop en verkoop) rest er geen blaam. Indien het is verkocht op basis van een lening moet het worden afgewezen’.” (Ahmad). Oftewel, hij (saw) verbood hen afspraken op basis van riba (interest). Verder stelde de Boodschapper van Allah (saw) mensen aan als Moehtasib, zoals Said bin Al ‘Aas voor de markten van Mekka. En na de Boodschapper van Allah (saw) volgden de Choelafaa ar Raasjidien (de Rechtgeleide Kaliefen) zijn (saw) voorbeeld, zoals ‘Oemar bin al Chattaab die Asj Sjiefa, een vrouw uit Mekka, aanstelde als Moehtasib.
Een belangrijk verschil tussen de Qaadi en de Moehtasib is dat de Qaadi zaken behandelt die bij hem wordt gebracht, terwijl de Moehtasib er op uit trekt om op zoek te gaan naar zaken die zijn aandacht vereisen. De Qaadi handelt dus gewoonlijk enkel als er een klacht is, terwijl een Moehtasib ook kan handelen als er geen klagers of klachten zijn.
Als een burger van de Islamitische Staat een klacht heeft over de Islamitische Staat omdat deze naar zijn mening niet de Islamitische Wet over hem ten uitvoer heeft gebracht, dan moet hij zich wenden tot de Madhaalim. Het bewijs hiervoor is hetgeen Allah (swt) zegt:
“O jullie gelovigen, gehoorzaamt Allah en gehoorzaamt de Boodschapper en degenen onder jullie die met gezag bekleed zijn. En als jullie over iets van mening verschillen, legt het dan voor aan Allah en de Boodschapper als jullie geloven in Allah en de Laatste Dag. Dat is goed en het beste in resultaat.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nisaa 4, vers 59)
Dit vers maakt duidelijk dat als er een dispuut bestaat tussen de burgers en de mensen van autoriteit binnen de Islamitische Staat, dat deze kwestie dan door de Islamitische Wet opgelost moet worden. De Boodschapper van Allah (saw) heeft zelf nooit een specifieke rechter aangewezen voor deze zaken. De Choelafaa’ ar Raasjidien na hem deden dit evenmin. Zij namen de verantwoordelijkheid voor het rechtspreken bij een klacht over een functionaris van de Islamitische Staat op zichzelf. De Boodschapper van Allah (saw) en de Choelafaa’ ar Raasjidien na hem (saw) losten deze kwesties zelf op. Het was Khalifa ‘Abd al Maalik ibn Marwaan die als eerste een speciale rechtbank in het leven riep voor deze zaken. Er is daarom een belangrijk verschil tussen de Madhaalim enerzijds en de Qaadi en de Moehtasib anderzijds. Dat het werk van de Qaadi en de Moehtasib verplicht gedaan moet worden in de Islamitische Staat blijkt uit de openbaringen van Islam, en dat de Qaadi en de Moehtasib degenen zijn die deze werken moeten doen blijkt ook uit de openbaringen van Islam. Voor de Madhaalim, daarentegen, geldt dat de plicht dat zijn werk gedaan moet worden blijkt uit de openbaringen van Islam, maar dat Islam de Islamitische Staat vrij heeft gelaten om de beste manier om dit werk gedaan te krijgen te vinden. Nadat het tijdperk van de Boodschapper van Allah (saw) en de Choelafaa’ ar Raasjidien ten einde was, vond Khalifa ‘Abd al Maalik ibn Marwaan deze beste manier.
Het is voor de Madhaalim niet noodzakelijk dat er een klager is, overigens. Hij heeft het recht om een onderzoek te openen naar mogelijk misdaden tegen de Islamitische Wet door de Islamitische Staat of iemand binnen haar autoriteit – het natuurlijke gevolg waarvan onrecht tegen de burgers van de Islamitische Staat is – ook als er geen aanklacht is ingediend.
De vereisten voor rechters in het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa
Betreffende de Qaadi en de Moehtasib, de eerste vereiste voor deze posities is Islam omdat Allah (swt) zegt:
“Allah zal de ongelovigen op generlei wijze de overhand geven op de gelovigen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Nisaa 4, vers 141)
Aangezien de positie van rechter een positie van autoriteit is, kan deze dus niet door een niet-moslim ingenomen worden.
De tweede vereiste voor de posities van Qaadhi en Moehtasib is volwassenheid. Dit is omdat de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “De pen is opgeheven in drie gevallen: het kind totdat het volwassenheid bereikt; de kranzinnige totdat hij terug bij zinnen komt; de slapende totdat hij wakker wordt.” (Aboe Dawoed, Ibn Maadja). Dit betekent dat een kind door Allah (swt) niet verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden. Een kind kan dus ook niet de verantwoordelijkheid krijgen om te oordelen over de daden van anderen.
Voor dezelfde reden is toerekeningsvatbaarheid de derde vereiste voor de posities van Qaadhi en Moehtasib. Als een kranzinnige niet verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn eigen daden, kan hem onmogelijk de verantwoordelijkheid gegeven worden om te oordelen over de daden van anderen.
De vierde vereiste voor de posities van Qaadi en Moehtasib is vrijheid. Oftewel, een slaaf kan niet als rechter aangesteld worden. Hij heeft immers niet de volledige controle controle over zijn eigen leven. Hij kan niet vrij zelf beslissen in al de aangelegenheden van zijn leven, dus kan hem onmogelijk de autoriteit gegeven worden om te beslissen in de aangelegenheden van anderen.
De vijfde vereiste voor de posities van Qaadi en Moehtasib is rechtvaardigheid, omdat Allah (swt) zegt:
“En als je tussen hen oordeelt, oordeel met rechvaardigheid. Voorwaar, Allah houd van de rechtvaardigen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 42)
En:
“Wees rechtvaardig. Rechtvaardigheid is het dichtst bij godsvrees.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 8)
En omdat de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Er zijn drie soorten van rechter, twee waarvan in de Hel zullen zijn en één waarvan in het Paradijs: een man die onrechtvaardig oordeelt en dit weet, hij zal in de Hel zijn; een rechter die geen kennis heeft en de (daarom) rechten van de mensen vernietigt, hij zal in de Hel zijn; en een rechter die oordeelt in overeenstemming met de waarheid, hij zal in het Paradijs zijn.” (At Tirmidhi).
De zesde vereiste voor de posities van Qaadi en Moehtasib is kennis van de Islamitsche Wet. Ook dit is omdat de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Er zijn drie soorten van rechter, twee waarvan in de Hel zullen zijn en één waarvan in het Paradijs: een man die onrechtvaardig oordeelt en dit weet, hij zal in de Hel zijn; een rechter die geen kennis heeft en de (daarom) rechten van de mensen vernietigt, hij zal in de Hel zijn; en een rechter die oordeelt in overeenstemming met de waarheid, hij zal in het Paradijs zijn.” (At Tirmidhi). Het is verder omdat het Islamitische principe zegt “alles dat vereist is voor een vereiste is in zichzelf vereist”. En aangezien het verplicht is dat de rechter met de Islamitische Wet oordeelt, en er niet met de Islamitische Wet geoordeeld kan worden zonder kennis van de Islamitische Wet, is het verplicht dat de rechter bekend is met de Islamitische Wet.
Deze vereisten gelden voor de Qaadi en de Moehtasim, maar ook voor Madhaalim. Maar in toevoeging op deze vereisten geldt voor de Madhaalim dat hij tevens expert moet zijn op het gebied van Oesoel al Fiqh (Principes van de Islamitisch Recht). Ook dit is op basis van het Islamitische principe “alles dat vereist is voor een vereiste is in zichzelf vereist”. Dit is omdat het zijn werk is om te oordelen of de autoriteit in de Islamitische Staat regeert met de Islamitische Wet of niet. Dit vereist kennis van de methodieken waarvolgens de Islamitische Wet vastgesteld wordt, want wie deze methodieken volgt gebruikt de Islamitische Wet en wie deze methodieken niet volgt gebruikt de Islamitische Wet niet. In de praktijk betekent dit dat de Madhaalim een moedsjtahid moetlaq moet zijn, een expert in alle bereiken van de Islamitische wettenschappen.
De rechtspraak binnen het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa
In principe moeten rechtzittingen in het juridisch systeem van Islam plaatsvinden in een rechtbank. Dit blijkt ondermeer uit hetgeen is overgeleverd op gezag van ‘Abdoellah ibn az Zoebair (ra): “De Boodschapper van Allah (saw) heeft bevolen dat de twee disputerende partijen voor de rechter moeten plaatsnemen.” (Aboe Dawoed). De aanklager en de aangeklaagde moeten de rechter dus in de rechtbank ontmoeten.
Voor wat betreft de Moehtasib geldt een uitzondering op deze regel. Dit is omdat de Moehtasib zich niet bezig houdt met klagende partijen. Het is zijn werk om rond te gaan door de stad om de handel en het openbare leven te controleren. Als hij een overtreding waarneemt dan moet hij direct rechtspreken. Dit is er de reden voor dat de Moehtasib gewoonlijk ondersteund door de politie rondgaat. Zodat zijn oordelen direct ten uitvoer gebracht kunnen worden, zowel de straf voor de misdaad als de correctie van de misdaad.
In de rechtbank wordt de aangeklaagde onschuldig geacht totdat zijn schuld is bewezen. Dit is omdat Boodschapper van Allah (swt) heeft gezegd: “Het is de aanklager die het bewijs moet leveren, en de eed (van onschuld) is op degene die (schuld) verwerpt.” (Al Bayhaqi).
De rechter is verder verplicht om het principe van “hoor en wederhoor” toe te passen. Oftewel, hij moet beide partijen de gelegenheid geven om hun zaak te bepleiten. Dit omdat de Boodschapper van Allah (saw) bij zijn (saw) aanstelling van ‘Ali (ra) als rechter zei: “O Ali, wanneer twee mensen naar je komen en je vragen tussen hen recht te spreken, oordeel niet in het voordeel van de een alvorens je het verhaal van de ander hebt aangehoord, zodat je zult weten hoe je zult moeten oordelen.” (Tirmidhi, Ahmed).
De beide partijen moeten ook gelijke behandeling krijgen van de rechter, omdat de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Wie Allah beproeft door hem rechter te laten worden, hij moet niet een van de partijen bij een geschil naast zich laten zitten zonder ook de andere partij te verzoeken naast hem te komen te zitten. En hij moet Allah vrezen wanneer hij daar zit (en) beide partijen aankijkt en oordeelt. Hij moet zich er voor behoeden een partij aan te kijken alsof de andere partij minderwaardig is. En hij moet zich ervoor behoeden wel naar de ene partij te schreeuwen maar niet naar de andere, en hij moet beide partijen gelijk in acht nemen.” (Al Bayhaqi, Daraqoetni, At Tabarani).
In geval van twijfel bij de rechter moet hij de aangeklaagde vrijspreken, want de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Als de Imaam een fout maakt bij het vergeven dan is dit beter voor hem dan wanneer hij een fout maakt bij het bestraffen.” (Tirmidhi, Ahmed).
De rechter mag zich in zijn oordeel ook niet laten beïnvloeden door belangen, wensen van de heersers of wensen van de mensen. Dit is duidelijk omdat de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “De rechter oordeelt niet tussen twee partijen terwijl hij beïnvloed is.” (At Tirmidhi). En: “Er zijn drie soorten van rechter, twee waarvan in de Hel zullen zijn en één waarvan in het Paradijs: een man die onrechtvaardig oordeelt en dit weet, hij zal in de Hel zijn; een rechter die geen kennis heeft en de (daarom) rechten van de mensen vernietigt, hij zal in de Hel zijn; en een rechter die oordeelt in overeenstemming met de waarheid, hij zal in het Paradijs zijn.” (At Tirmidhi). Dit is er de reden voor dat de meeste geleerden van Islam het aangeraden achten dat de Islamitische Staat zijn rechters een heel goed salaris geeft, zodat hij niet in de verleiding zal komen om mensen te bevoordelen in ruil voor privileges. Tegelijkertijd is er een consensus dat een rechter eigenlijk geen kado’s mag aannemen, om zelfs maar de schijn van partijdigheid te voorkomen.
Het principe van “immuniteit” wordt daarom verworpen door Islam. Toen een groep van moslims een vrouw die beschuldigd werd van diefstal slechts een lichte straf wilde geven omdat zij een hoge status genoot onder hen, toen zei de Boodschapper van Allah (saw): “Bij Allah, al was het Fatima, de dochter van de Profeet, geweest, ik had haar de hand afgehakt.” (Moeslim).
Een kwestie wordt verder door slechts één rechter behandeld. Dit is omdat de Boodschapper van Allah (saw) nooit twee rechters heeft aangewezen om te oordelen over één kwestie. Eerder, hij (saw) koos altijd voor één rechter in iedere kwestie.
Er bestaat in het juridisch systeem van Islam ook niet zoiets als “hoger beroep”. De uitspraak van een rechter in een zaak is bindend, ook als een andere rechter misschien een andere uitspraak gedaan zou hebben. Dit is mogelijk omdat Islam niet voor iedere kwestie een eenduidig antwoord heeft gegeven. Er bestaat daarom soms een verschil van mening onder de geleerden van Islam over wat nu precies de Islamitische Wet is in een kwestie. Maar een principe in de Islamitische jurisprudentie is “Idsjtihaad wordt niet ongeldig door een vergelijkbare Idsjtihaad.” Dit betekent, wanneer een rechter na een correct begrip van de kwestie ontwikkeld te hebben op basis van één van de geaccepteerde methodieken om de Islamitische Wet tot stand te brengen tot een oordeel komt, dan is dit oordeel bindend ook als er een andere Islamitische geleerde is die tot een ander oordeel komt omdat hij andere van de geaccepteerde methodieken om de Islamitische Wet tot stand te brengen gebruikt.
Als iemand van mening is dat een rechter niet strict volgens de Islamitische Wet rechtgesproken heeft –ofwel omdat hij de kwestie niet correct heeft begrepen, ofwel omdat hij niet volgens volgens één van de geaccepteerde methodieken om de Islamitische Wet tot stand te brengen geoordeeld heeft – dan moet hij een zaak aandragen bij de rechtbank van de Madhaalim. Een rechter is namelijk onderdeel van het staatsbestel. Een klacht over een rechter is dus feitelijk een klacht over de Islamitische Staat. De Madhaalim moet deze zaak dus onderzoeken en als hij de klager in het gelijk stelt dan moet de oorspronkelijk zaak overgedaan worden. Als de Madhaalim dan tot de conclusie komt dat de rechter inderdaad een fout gemaakt heeft, dan moet diens oordeel teruggedraaid worden en moet de zaak overgedaan worden. Dit blijkt uit het voorbeeld gesteld door de Boodschapper van Allah (saw): “Een man had overspel gepleegd met een vrouw, dus de Profeet (saw) beval dat hij gestraft moest worden met zweepslagen. Later werd hij (saw) geïnformeerd dat de man getrouwd was. Toen beval hij (saw) dat de man gestenigd moest worden.” (Boechaari, Moeslim). En dit blijkt uit hetgeen de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Eenieder die iets aan onze zaak (Islam) toevoegt wat niet van haar is, dit wordt verworpen.” (Boechari, Moeslim)
In het juridisch systeem van Islam mogen enkel rechters een veroordeling opleggen en een straf bepalen. Het volk heeft niet de bevoegdheid hiertoe. Dit blijkt uit hetgee de Boodschapper van Allah (saw) gezegd heeft: “Het past niemand om iets van de hoedoed te vestigen zonder over de autoriteit te beschikken.” (Al Bayhaqi). Oftewel, men mag de straffen niet ten uitvoer brengen als de autoriteit hier geen toestemming voor heeft gegeven, en men mag alleen met toestemming van de autoriteit de straffen ten uitvoer brengen.
Ten slotte, al de rechters worden benoemd door de Islamitische Staat. Ze kunnen door de Islamitische Staat ook vervangen worden, wanneer de Islamitische Staat dit wenst. Een uitzondering op deze algemene regel betreft de Madaalim. Op het moment dat hij een zaak onderzoekt, en dus met een zaak tegen de Islamitische Staat bezig is, dan mag hij niet ontslagen of vervangen worden door de Islamitische Staat. Dit is omdat de Islamitische Staat tot zoiets over zou gaan als zij inderdaad een misdaad heeft begaan, oftewel indien zij inderdaad niet volgens de Islamitische Wet geregeerd heeft. Om de Madhaalim in zo een situatie te vervangen zou dus ten doel hebben om deze misdaad niet veroordeeld te zien worden, en in zo een situatie geldt het Islamitische principe “wat leidt tot iets dat verboden is, is in zichzelf verboden”. Dus omdat verwijdering van een Madhaalim terwijl hij met een zaak bezig is meest waarschijnlijk zou leiden tot continuering van iets dat verboden is, is verwijdering van een Madhaalim terwijl hij met een zaak bezig in zichzelf verboden.
Typen van rechterlijke oordelen binnen het juridisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa
De straf die een rechter kan opleggen als hij tot een veroordeeling van de aangeklaagde besluit, valt in één van drie mogelijke categorieën.
Voor sommige misdaden heeft Allah (swt) de straf vastgesteld. Dit zijn de zogenoemde Hoedoed. De meest bekende voorbeelden hiervan zijn diefstal, ontucht, overspel en de ongefundeerde beschuldiging van ontucht of overspel:
“En snijdt de dief en de dievegge de hand af, als straf voor wat zij misdeden, een voorbeeldige straf van Allah.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 38)
“Geselt iedere echtbreekster en echtbreker met honderd slagen.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 2)
“En zij, die kuise vrouwen beschuldigen en geen vier getuigen brengen, geselt hen met tachtig slagen en aanvaardt hun getuigenis nooit meer, want dezen zijn overtreders.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 4)
In geval van de Hoedoed mag de rechter geen enkele andere bestraffing opleggen. Hij moet zich precies aan de verordening van Allah (swt) houden:
“En laat medelijden met hen u van de gehoorzaamheid aan Allah niet afhouden indien gij in Allah en de Laatste Dag gelooft. En laat een groep gelovigen getuige zijn van hun bestraffing.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 2)
Er zijn ook misdaden waarvoor geldt dat Allah (swt) gelijke vergelding heeft voorgeschreven. Dit is voor opzettelijk doden (moord) en verwonden:
“O gij die gelooft, vergelding inzake doodslag is u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw. Maar, indien iemand kwijtschelding is verleend door zijn broeder, dan moet de eis billijk zijn, en betaling moet hem worden gedaan met goedheid. Dit is verzachting en barmhartigheid van uw Heer. Wie daarna overtreedt, hem wacht een pijnlijke straf.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqarah 2, vers 178)
“En Wij schreven hen daarin voor: Een leven voor een leven, oog om oog, neus om neus, oor om oor, tand om tand en (rechtvaardige) vergelding voor wonden.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 45)
In deze gevallen, echter, heeft Allah (swt) toestemming gegeven om de misdadiger te bestraffen met het betalen van bloedgeld, als het slachtoffer of zijn familie dit prefereren. Deze categorie van straffen waar Allah (swt) de mensen een keuze heeft gelaten tussen twee door Hem (swt) vastgestelde straffen heet Al Djinayaat.
De derde en laatste categorie straffen in het juridisch systeem van Islam bevat de zogenaamde Taasir straffen. De Taasir straffen zijn al de bestraffingen die noch onder de Hoedoed, noch onder de Djinayat vallen. Zij zijn dus de straffen voor de misdaden waarvoor geldt dat Allah (swt) het aan de rechter heeft gelaten om de gepaste straf te bepalen.
________________________________________
[1] “Kritiek op het idee van straf in de westerse filosofie”, Expliciet Magazine 47, Oktober – December 2011. [2] Zie bijvoorbeeld de ontwerpgrondwet voor de Islamitische Staat van Hizb ut Tahrir: “Artikel 167: Het doel van onderwijs is om de Islamitische persoonlijkheid tot stand te brengen…”. [3] Zie wederom de ontwerpgrondwet voor de Islamitische Staat van Hizb ut Tahrir: “Artikel 168: Onderwijs in de Islamitische wetenschappen en de Arabische taal moet op wekelijkse basis worden verricht, de resterende takken van wetenschap naar gelang tijd en aantal” en “Artikel 170: Het onderwijs van de Islamitische cultuur is verplicht in alle onderwijsstadia.”. [4] Zie wederom de ontwerpgrondwet voor de Islamitische Staat van Hizb ut Tahrir: “Artikel 173: Het is verplichting op de Staat om ieder individu, hetzij man of vrouw, van onderricht te voorzien in de zaken noodzakelijk voor het leven. De Staat moet dit kostenloos beschikbaar stellen op niveau van basis- en middelbaar-onderwijs. De Staat dient al het mogelijke te doen om voor iedereen de toegang tot een universitaire opleiding geheel kosteloos te maken.”. [5] Dit vers betreft de ongetrouwde man en de ongetrouwde vrouw die overspel plegen. Voor wat betreft de getrouwde man en de getrouwde vrouw die overspel plegen is het volgende overgeleverd: “Een [getrouwde] man van [de stam van Aslam] kwam naar de Profeet en verklaarde dat hij overspel had gepleegd. Hij getuigde tegen zichzelf vier maal. De Profeet gaf toen opdracht om de man te stenigen.” (Boechari). En: “(‘Oemar bin Al Chattab heeft gezegd:) RasoelAllah heeft ter dood gebracht middels steniging [radjm], en wij hebben na hem ter dood gebracht middels steniging. Ik vrees dat na verloop van tijd de mensen zullen gaan zeggen: ‘We vinden niets betreffende steniging in het Boek van Allah’. Weet dat steniging verplicht is wanneer degene die overspel pleegt getrouwd is, wanneer het bewijs hiervoor bijeengebracht is, of er een zwangerschap is of een bekentenis” (Boechari, Moeslim). [6] Hij is gedood, of één van zijn ledematen is gebroken, et cetera.