‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez (moge Allah tevreden met hem zijn) werd door de mensen aangesteld als Khalifa op het moment dat de gewoonte was ontstaan om de Khalifa één van zijn zoons te laten kiezen als opvolger. Aan deze zoon gaven de mensen van invloed en macht dan de eed van gehoorzaamheid en trouw (bay’a) na het sterven van de vader. De mensen braken met deze gewoonte speciaal voor ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez. Omdat Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zo nauwkeurig was in het ten uitvoer brengen van de Wet van Islam over de mensen, en omdat zijn vrees voor Allah (swt) hem zo bezorgd maakte over het welzijn van de mensen onder zijn verantwoordelijkheid, zagen de mensen zijn heerschappij als een zegening en werd Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez bekend als “de vijfde van de vier Choelafaa ar Raasjiddien”, de Rechtgeleide Kaliefen.
Zijn naam, zijn genealogie, zijn jeugd, en zijn status
Zijn naam was ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez bin Marwan bin Al Hakam bin Al ‘Aas bin Oemayya bin Abd asj Sjams. Sommigen zeggen dat hij werd geboren in het jaar 61 Hidjri in Al Madina. Andere zeggen dat hij geboren werd in het jaar 63 Hidjri in Halwan, Egypte. Zijn familie behoorde tot de notabelen. Zijn vader ‘Abdoel ‘Azziez was bijvoorbeeld de broer Khalifa ‘Abd al Malik en hij diende tijdens diens Kalifaat als gouverneur (wali) van Egypte. Zijn moeder was Layla, Oemm ‘Aasim bint ‘Aasim bin ‘Oemar bin Al Chattab. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez was dus de kleinzoon van ‘Oemar bin Al Chattab (ra).
Zijn moeder Layla was de dochter van ‘Aasim, zoon van ‘Oemar bin Al Chattab (ra), en een bijzondere vrouw. Imaam Al Djauwzi heeft overgeleverd dat ‘Oemar bin Al Chattab (ra) tijdens zijn dagelijkse rondgang door Mekka in de avond, ter inspectie van de wachten en het welzijn van de mensen, duidelijk een vrouw hoorde zeggen: “O mijn dochter, sta op en ga naar die yoghurt en verdun deze met wat water”. De dochter antwoordde: “O mijn moeder, heeft u niet gehoord wat de Amier al Moe’uminien heeft bevolen vandaag?”. De moeder zei: “Nee, maar wat heeft hij bevolen?”. De dochter antwoordde: “Hij heeft een man de opdracht gegeven om in de stad rond te gaan en de mensen te bevelen de yoghurt niet te verdunnen met water”. De moeder zei toen: “O mijn dochter, sta op en ga naar die yoghurt en verdun deze met wat water, want je bent op een plaats waar noch (Khalifa) ‘Oemar, noch zijn boodschapper je kunnen zien”. De dochter zei toen: “O moeder, in het openlijke zou ik hem niet gehoorzamen als ik hem in het verborgene ongehoorzaam zou zijn”. Na het horen van dit gesprek liet Khalifa ‘Oemar (ra) vol bewondering voor de klaarblijkende vroomheid van de jongedame zijn zoons bijeen komen. Hij (ra) zei tegen hen: “Wie van jullie zou een vrouw tot echtgenote willen nemen? Ik zal hem direct huwen”. En hij (ra) zei verder: “Als jullie vader een neiging tot of behoefte aan vrouwen zou hebben, dan zou niemand van jullie sneller zijn dan hem in het trouwen met deze jongedame”.
‘Abdoellah bin ‘Oemar (ra) zei toen: “Ik heb al een echtgenote”. ‘Abdoerrahman bin ‘Oemar zei toen: “Ik heb al een echtgenote”. ‘Aasim bin ‘Oemar zei toen: “O vader, ik heb geen echtgenote. Huw me met haar!”. Khalifa ‘Oemar (ra) liet zijn zoon ‘Aasim toen trouwen met deze jongedame en uit dit huwelijk werd Layla geboren, de moeder van ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez.
Degenen die van mening zijn dat ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez geboren is Halwan, Egypte, zeggen dat de jonge ‘Oemar door zijn vader naar Al Madina werd gestuurd voor studie van de religie. Degenen die van mening zijn dat ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez geboren is in Al Madina zeggen dat hij als jong kind graag in de nabijheid van zijn oom ‘Abdoellah bin ‘Oemar (oftewel Ibn ‘Oemar, ra), één van de meest vooraanstaanden van de metgezellen van de Profeet (saw), verbleef. En dat toen de vader van ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez als wali naar Egypte werd gestuurd, dan ‘Abdoellah bin ‘Oemar (ra) toen aan hem vroeg om zijn zoon achter te laten in Al Madina voor verdere opvoeding en studie omdat Ibn ‘Oemar (ra) grote potentie in de jonge ‘Oemar zag. In ieder geval bracht ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zijn jeugd door in Al Madina waar hij studeerde bij al de grote geleerden van die tijd, zoals dus ‘Abdoellah bin ‘Oemar (ra), maar ook bij diens zoon Saliem bin ‘Abdoellah bin ‘Oemar, Sa’ied bin Al Moesayyib die één van de grootste geleerden onder de tabi’ien (de generatie na de sahaba) was, Mohammed bin Moeslim bin Sjihab az Zoehri en ‘Oebaydoellah bin ‘Abdoellah bin ‘Oetbah bin Mas’oed. Dankzij deze opvoeding werd ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez door de mensen van zijn generatie als een grote geleerde beschouwt. Imaam al Djauwzi zegt dat men over hem zei: “Geleerden en wetenschappers zijn tegenover ‘Oemar bin ‘Adoel ‘Azziez slechts studenten”.
‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez was een mooie man. Hij was slank en had een bleke huid. Hij had een mooie baard en hij kleedde en parfumeerde zich met zorg. Op zijn voorhoofd bevond zich een litteken dat hij als klein kind opgelopen had. Zijn manier van lopen was de meest gracieuze, waarbij gezegd wordt dat zelfs de vrouwen probeerden zich deze eigen te maken. Hij was uitermate welbespraakt en beheerste de hoog-Arabische taal als één van de allerbesten. Verder was hij gul en sprak hij kleine noch grote leugens. Toen Khalifa Soelayman bin ‘Abd al Malik hem eenmaal van een leugen beschuldigde, nadat de zoon van ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez met de zoon van Khalifa Soeleyman ruzie had gekregen, nam ‘Oemar direct ontslag als adviseur van Khalifa en maakte zich klaar om direct het Hof te vertrekken richting Egypte. Khalifa Soeleyman bood daarop zijn verontschuldigingen aan. Vanwege al deze eigenschappen huwde Khalifa ‘Abd al Malik hem met zijn dochter Fatima bint ‘Abd al Malik bin Marwan.
Zijn bijnaam was ‘Oemar al Thaani (‘Oemar de Tweede), na ‘Oemar bin Al Chattab (ra). De grote geleerde Soefjaan at Thauri was de eerste die hem de Vijfde Rechtgeleide Khalifa als titel gaf. Hij wordt ook als de eerste Moedjaddid (degene die de religie doet wederopleven) genoemd, na de overlevering van de Boodschapper van Allah (saw): “Allah (swt) zal voor deze oemma aan het begin van iedere eeuw een man doen laten oprijzen die Zijn religie zal doen wederopleven”. (Aboe Dawoed)
Zijn leven voor zijn kalifaat
Het meest gevaarlijke dat een persoon in een positie van autoriteit kan overkomen is het gevoel van arrogantie. Dit is namelijk de eerste stap in de richting van tirannie. Daarom heeft Islam de mensen verplicht om hun leiders voortdurend ter verantwoording te roepen, zodat dezen zich bewust blijven van hun plicht en hun taak en niet aan arrogantie ten onder gaan, de mensen met zich mee trekkend in hun val. Allah (swt) zegt:
“En laat er onder jullie een groep zijn die tot het goede nodigt en het rechte gebiedt en het slechte verbiedt. En deze zijn degenen die succesvol zullen zijn” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Imraan 3, vers 104)
Dit ter verantwoording roepen van de leiders is door Islam tot de meest prijzenswaardige handeling gemaakt. De Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “De beste djihaad (strijd voor de zaak van Allah) is een woord van waarheid tegenover een tirannieke heerser”. (An Nasaa’i). En: “De grootste sjahied (martelaar) is Hamza, en de man die een woord van waarheid spreekt tegen een onrechtvaardige heerser en (hiervoor) door hem gedood wordt”. (Moesnad Ahmad).
Vanaf zijn jongste jaren spande ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zich in om de heersers van zijn tijd ter verantwoording te roepen. Zodat zij hun plichten tegenover Islam en de moslims niet zouden vergeten en na zouden komen. Imaam Al Djauwzi heeft overgeleverd dat ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez een brief schreef naar Khalifa ‘Abd al Malik, waarin hij schreef: “En derhalve ben jij een bewaker en een beschermer, en iedere bewaker is verantwoordelijk voor de onderdanen die hij bewaakt en beschermt. Inderdaad, Anas bin Malik heeft overgeleverd dat hij deze hadieth hoorde van de Boodschapper van Allah (saw), die zei: “Iedere bewaker is verantwoordelijk voor de onderdanen die hij bewaakt en beschermd”. En ook, Allah (swt) zegt in de Heilige Koran: “Allah! Er is geen God, dan Hij. Hij zal u zeker bijeenroepen op de Dag der Opstanding, waaromtrent geen twijfel is. En wie is waarachtiger in Zijn woord, dan Allah?” (4:87)”. Toen Khalifa ‘Abd al Malik deze brief ontving en bemerkte dat ‘Oemar bin ‘Abd al ‘Azziez hem op zo directe en confronterende wijze toesprak werd hij boos. Maar men vertelde hem dat ‘Oemar bin ‘Abd al ‘Azziez al eerder precies zo had gedaan met andere Kaliefen en leiders. Toen werd Khalifa ‘Abd al Malik rustig en begreep hij de situatie. Het kalifaat van Khalifa ‘Abd al Malik was tussen 63 Hidjri, toen ‘Oemar bin ‘Abd al ‘Azziez meest waarschijnlijk twee jaar oud was, en 83 Hidjri toen ‘Oemar bin ‘Abd al ‘Azziez meest waarschijnlijk tweeëntwintig jaar oud was.
In 87 Hidjri werd ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez tot verantwoordelijke over Al Madina benoemd door Khalifa Al Walied bin ‘Abd al Malik. Hij was toen meest waarschijnlijk vijfentwintig jaar oud. Het eerste wat ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez deed in deze positie was het bijeenroepen van de tien meest vooraanstaande geleerden van de stad op dat moment. Zij waren: ‘Arwa bin az Zoebayr, ‘Abdoellah bin ‘Oebaydoellah bin ‘Oetba, Aboe Bakr bin ‘Abdoerrahman, Aboe Bakr bin Soeleyman, Soeleyman bin Jasaar, Al Qasim bin Mohammed, Saliem bin ‘Abdoellah bin ‘Oemar, ‘Abdoellah bin ‘Abdoellah bin ‘Oemar, ‘Abdoellah bin ‘Amier bin Rabie’a and Charidja bin Zeyd. Hij zei tegen hen: “Ik heb jullie voor een belangrijke zaak bijeengebracht, (een zaak) waardoor jullie jezelf en de oemma een grote dienst kunnen bewijzen. Ik wil dat jullie de helpers en de goede bewakers worden die de rechtvaardigheid behouden in dit land. Als jullie zien dat een persoon iemand anders aanvalt, of als jullie verteld wordt dat iemand onrecht aangedaan wordt door iemand anders, wil ik dat jullie mij hiervan direct op de hoogte stellen. Ik vraag jullie, in naam van Allah (swt) niets van mij verborgen te houden, opdat hetgeen juist en goed is beschermd wordt voor de mensen. Ik zeg jullie dat jullie beloning groot zal zijn. Nu mogen jullie gaan en ten uitvoer brengen wat ik zojuist gezegd heb”.
Toen Soeleyman bin ‘Abd al Malik Khalifa werd na de dood van Al Walied bin ‘Abd al Malik nam hij ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez tot persoonlijke adviseur. In deze rol als adviseur van de Khalifa was ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez degene die ervoor zorgde dat de Khalifa geadviseerd werd over de weg die hij te volgen had volgens het Boek van Allah (swt) en het voorbeeld gesteld door de Boodschapper van Allah (saw). ‘Oemar kenmerkte zich door niet de tevredenheid van de Khalifa te zoeken maar enkel en alleen de Tevredenheid van Allah (swt) door de Khalifa te allen tijden te herinneren aan zijn Islamitische plichten. Ongeacht of dit advies de woede van de Khalifa zou opwekken of niet. Imaam Al Djauwzi heeft overgeleverd dat Khalifa Soeleyman op Hadj vertrok tezamen met ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez . Toen ze aankwamen op een plaats genaamd Oeqbat Asafan keek Khalifa Soeleyman rond naar wat tot zijn kalifaat behoorde. Hetgeen hij zag beviel hem en hij zei tegen ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez: “Wat denk je over hetgeen dat je ziet, o ‘Oemar?”. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez antwoordde: “Ik zie een wereld vol mensen en iedere groep probeert de andere op te eten. En (als Khalifa) ben jij verantwoordelijk voor hen allen en voor hetgeen zij doen”. Toen ze bij Ta’if aankwamen overviel hen een zwaar onweer, dat Khalifa Soeleyman angst inboezemde. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez maakte van de gelegenheid gebruik om hem te herinneren aan de dood en de straf van Allah (swt) voor overtreding van de Sjari’a, opdat Khalifa Soeleyman zijn taak zou doen en zijn plicht zou nakomen tegenover Islam en de moslims. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zei tegen hem: “O Amier al Moe’uminien! Dit is de Gratie en Zegening van Allah, en jij bent er bang door geworden! Wat te denken wanneer Zijn bestraffing op je valt!”.
‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez herinnerde de Khalifa er ook aan dat hij de Wet van Allah (swt) ten uitvoer moest brengen. Imaam Al Djauwzi heeft overgeleverd dat Khalifa Soeleyman eens boos werd op een groep mannen omdat zij ‘s nachts gezongen hadden in de nabijheid van vrouwen. Khalifa Soeleyman, in zijn boosheid, beviel daarom dat zij gecastreerd moesten worden. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez reageerde direct toen hij dit hoorde en zei tegen Khalifa Soeleyman: “Dit is verminking en dit is niet toegestaan (volgens de Wet van Allah)”. De Khalifa liet daarop de mannen vrij.
Imaam Al Djauwzi heeft ook overgeleverd dat ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez de Khalifa eraan herinnerde dat Allah (swt) in Zijn Boek (de Koran) de vrouwen het recht geeft op een deel van de erfenis. Khalifa Soeleyman was op dat moment tezamen met zijn zoon Eyyoeb, die hij op dat moment al genomineerd had als zijn toekomstige opvolger als Khalifa. Khalifa Soeleyman zei: “Weet je niet wat de erfenis van (voormalig Khalifa) ‘Abd al Malik bin Marwan zegt?”. En hij zei tegen zijn zoon Eyyoeb: “O jongen, sta op en breng me het boek met notities van ‘Abd al Malik! Voorzeker, ‘Abd al Malik heeft in dat boek geschreven dat vrouwen niets zullen erven”. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zei tegen Khalifa Soeleyman: “Heb je hem nu gevraagd om de Koran voor je te halen?”. De zoon van Khalifa Soeleyman zei toen: “Ik zie dat er mensen zijn die geen achting hebben voor, of die (zelfs) minachten de boeken (met notities) van de Choelafa’a. Ik ben van mening dat zij gestraft moeten worden en in hun gezicht geslagen moeten worden”. ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez antwoordde deze zoon: “Natuurlijk zal dat gebeuren als het Kalifaat aan jouw overgelaten zou worden, of aan jakhalzen zoals jij! Als dit werkelijk zou gebeuren dan zou dat een grote schade aanrichten aan de gemeenschap en gans de natie. En niet enkel aan degene wiens gezicht geslagen wordt!”. Khalifa Soeleyman realiseerde zich toen dat hij moest regeren volgens de Wet van Allah (swt) en dat ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez degene was die hem altijd aan deze plicht herinnerde en hem van het juiste advies voorzag. Daarop riep hij woedend naar zijn zoon: “Is dit hoe jij Aboe Hafs (de koenja van ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez ) verwelkomt? Als deze man mij verlaat dan zou ik niemand meer hebben die me verstandige dingen aanraadt en dan zou ik niemand meer hebben die me helpt in zaken van geloof en (Islamitische) jurisprudentie (fiqh)”.
Zijn verkiezing tot Khalifa
Toen Khalifa Soeleyman ziek werd en voelde dat hij zou sterven dacht hij na over wie hij zou nomineren als zijn opvolger. In eerste instantie schreef hij een brief met de opdracht aan de mensen om zijn zoon Eyyoeb als opvolger te kiezen. Maar die zoon was nog jong op dat moment en Khalifa Soeleyman werd geadviseerd hier nogmaals goed en diep over na te denken. Men zei: “Iets wat iedere Khalifa (als goede daad) bij hem zou moeten houden in zijn graf, is de nominatie voor zijn dood van een goede man als nieuwe Khalifa na hem”. Daarop schreef Khalifa Soeleyman een nieuwe brief waarin hij de mensen de opdracht gaf om ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez als Khalifa te kiezen. Khalifa Soeleyman gaf de brief aan zijn hoofd van politie, Ka’ab ibn Djabier, met de opdracht om de zaak na zijn sterven af te handelen. Maar nog voor het sterven van Khalifa Soeleyman zocht ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez het hoofd van politie op. ‘Oemar zei tegen hem: “Ik heb een bijzondere relatie met Soeleyman en een hechte vriendschap met hem. Hij waardeert mij en ik waardeer hem en er is altijd een hechte band tussen ons geweest. Ik denk dat hij mogelijk mij heeft gekozen in deze brief en ik ben bang om de verantwoordelijkheid van het Kalifaat te krijgen. Daarom vraag ik je, zeg me wat in deze brief staat. (…) Ik vraag je om me dit te vertellen, zodat ik in staat zal zijn om naar hem (Soeleyman) te gaan, om hem te vragen me van deze taak te verlossen voor het te laat is”. Maar Ka’ab ibn Djabier weigerde, en in het jaar 97 Hidjri werd ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez gekozen tot Khalifa.
Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zelf waste het lichaam van Soeleyman na diens dood en leidde het gebed bij de begrafenis. Toen de begrafenis gedaan was hoorde Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez een luid geluid en hij vroeg wat dat was. Men vertelde hem dat dit de wagens en de paarden van de Khalifa waren. Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zei: “Ik wil ze niet hebben, breng ze weg van hier. Breng me mijn eigen dier, waar ik gewoonlijk mee reis”. Daarop haalde men voor hem zijn ezel, en hij zei: “Ik ben slechts één van de onder de moslims”.
Van de begrafenis van Soeleyman vertrok Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez naar de grote moskee. Hij besteeg de minbar om de mensen toe te spreken, en hij zei: “O mensen! Er is geen heilig boek na de Koran en er is geen profeet na Mohammed (saw). Ik zweer bij Allah dat ik niet de oordeler ben. Ik verricht enkel wat mij opgedragen is. Ik ben geen nieuwlichter. Ik ben een volger. Ik ben niet beter dan iemand van jullie. Maar ik ben degene onder jullie die meest zware last draagt (de verantwoordelijkheid voor het Kalifaat en al wat zich daarin bevindt). En dit werd mij gegeven zonder dat mijn mening werd gezocht in de zaak en zonder dat ik hierover gevraagd werd en zonder dat ik hierover geconsulteerd werd. Ik heb besloten jullie te verlossen van de eed van trouw die jullie me gegeven hebben. Dus kies van onder jullie iemand anders dan mij”. Maar de mensen riepen in reactie: “We kiezen u, o Amier al Moe’uminien!”. Daarop zei Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez : “O mensen! Wie (van de leiders) Allah (swt) gehoorzaamd, het is verplicht voor jullie om hem te gehoorzamen. En wie (van de leiders) Allah (swt) ongehoorzaam is, hij mag niet gehoorzaamd worden. Derhalve, gehoorzaam mij zolang ik Allah (swt) gehoorzaam, en als ik Allah (swt) ongehoorzaam ben dan zijn jullie niet verplicht om mij te gehoorzamen”. (Soeyoeti).
Zijn Kalifaat
Na zijn toespraak tot de mensen in de moskee, waardoor zijn benoeming tot Khalifa bevestigd werd, trok Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez richting huis. Thuisgekomen vroeg iemand van zijn familieleden hem waarom hij zo bezorgd keek. Hij zei: “Is dit dan niet een zaak om bezorgd over te zijn? Mij is de verantwoordelijkheid toevertrouwd over zo een weidse natie en ik faal in mijn taak als ik mij niet haast om de behoeftige persoon te helpen”. Deze uitspraak karakteriseert Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez . Verscheidene van zijn voorgangers hadden de post van Khalifa opgevat als een voorrecht, een positie waaruit zij voordeel voor zichzelf mochten halen en die hen verhief boven de rest van de moslims. Voor Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez , daarentegen, was het heel duidelijk dat de positie van Khalifa noch een voorrecht was, noch deed verheffen. Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez begreep heel goed dat de positie van Khalifa aan iemand van onder de moslims een verantwoordelijkheid geeft om zorg te dragen voor het welzijn van Islam, voor het welzijn van de moslims en voor het welzijn van al de overige mensen.
Net zoals hij gedaan had als wali (gouverneur) voor Al Madina liet ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zich ook als Khalifa adviseren door de grote geleerden van Islam. Oftewel, hij liet zich leiden door Islam. Hij schreef een brief naar de grote geleerden Al Hasan al Basri en vroeg hem de rechtvaardige Imaam te beschrijven. Al Hasan al Basri antwoordde: “Weet, o Amier al Moe’uminien, dat Allah (swt) de rechtvaardige Imaam tot het instrument van iedere student heeft gemaakt, tot degene die corrigeert wat afgeweken is, tot degene die hervormd wat corrupt geworden is, tot de kracht voor alle zwakkeren, tot de rechtvaardigheid voor de onderdrukten, tot het toevluchtsoord voor allen die medelijden verdienen. De rechtvaardige Imaam, o Amier al Moe’uminien, is zoals een herder die zorgt voor zijn kamelen, die voor hen naar de beste weidegrond verlangt, die hen weg leidt van iedere gevaarlijke weidegrond, die hen beschermt tegen de roofdieren en tegen de hitte en de kou. En de rechtvaardige Imaam, o Amier al Moe’uminien, is de voogd van de wees, de schatbewaarder voor de armen, de opvoeder van de kleineren, en de verzorger van de ouderen. De rechtvaardige Imaam, o Amier al Moe’uminien, is zoals het hart is voor het lichaam. Allen zijn goed (en gezond) wanneer het hart goed (en gezond) is, en allen zijn corrupt wanneer het hart corrupt is. De rechtvaardige Imaam, o Amier al Moe’uminien, is de persoon tussen Allah (swt) en Diens dienaren. Hij zich neemt de Woorden van Allah (swt) ter harte, en doet hen zich de Woorden van Allah (swt) ter harte nemen. Hij went zich to Allah (swt) en doet hen zich tot Allah (swt) wenden. Hij is gehoorzaam aan Allah (swt) en doet hen gehoorzaam zijn aan Allah (swt). Derhalve, o Amier al Moe’uminien, in hetgeen Allah (swt) u gegeven heeft (de positie van Khalifa), handel niet zoals een slaaf handelt wiens meester hem zijn rijkdom en zijn kinderen toevertrouwd heeft en die dan deze rijkdom verkwist en de kinderen wegjaagt (…). Herinnert u derhalve, o Amier al Moe’uminien, de dood en hetgeen daarna komt (de Dag des Oordeels), en hoe weinig supporters en ondersteuners u zult hebben op die plaats. Maak daarom een provisie voor de dood en tegen de grote bedreiging die hierop volgt (de Hel). (…) Derhalve, o Amier al Moe’uminien, oordeel niet tussen de dienaren van Allah (swt) volgens de praktijken van het pre-Islamitische tijdperk (Djahiliyya) en bewandel niet het pad der overtreders tezamen met hen, en geef de arroganten niet de autoriteit over de bescheiden mensen want zulke mensen (de arroganten) zullen niet waken over de gelovige of de dhimmi (niet-moslim onderdanen van de Islamitische Staat). En dan zult u uw eigen fouten toe moeten geven en ook de fouten van anderen, en dan zult u uw eigen last moeten dragen en ook die van anderen. (…) Acht uw macht in deze wereld niet hoog, maar kijk naar wat uw macht zal zijn als uw gevangen in de dood bent en gedwongen zult worden voor Allah ‘azza wa djal te staan in de aanwezigheid van de engelen en de profeten en de apostelen, en de gezichten naar de Levende en Degene Die Zichzelf Genoeg Is gewend zullen zijn. (…) En moge de vrede over u zijn, o Amier al Moe’uminien, als ook de genade van Allah (swt) en Zijn zegeningen”. (Overgeleverd door Ibn ‘Abd Rabbih in Al ‘Iqd al Farid, oftewel Het Unieke Ketting).
Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zou zich inderdaad zo gedragen, als de Imaam die zoekt naar de Tevredenheid van Allah (swt) en daarom middels Islam waakt over zijn de mensen zoals een herder over zijn kudde. Thuisgekomen van de begrafenis van Khalifa Soeleyman vroeg zij zoon hem of hij misschien eerst wat wilde rusten alvorens hij zich bezig zou gaan houden met de zaken die horen bij de positie van Khalifa. “Ja”, antwoordde Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez, “ik zal deze zaken afhandelen nadat ik wat rust heb genomen”. Zijn zoon vroeg hem toen: “Bent u zeker dat u zo lang zult leven?”. Daarop kuste Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez het voorhoofd van zijn zoon en dankte Allah (swt) dat Hij (swt) hem zo een rechtschapen zoon had gegeven. Hij veranderde zijn plan en handelde eerst de zaken van de Staat af.
Allereerst liet Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez het salaris voor de Khalifa verlagen van 50.000 dinar per jaar tot 200 dinar per jaar en hij verminderde het aantal bewakers voor de Khalifa met 600. Men vroeg hem of hij het paleis van Khalifa Soeleyman als huis zou nemen, maar hij koos ervoor om gewoon in zijn eigen huis te gaan wonen, het paleis van Soeleyman aan diens familie latende. Hij vroeg vervolgens zijn vrouw, de dochter van de eerdere Khalifa ‘Abd al Malik, om de juwelen die zij van hem gekregen had terug te geven aan de staatskas, de Bayt oel Mal. Zij deed dit. Daarna liet hij al de mensen bijeen roepen wiens bezit door een eerdere Khalifa onrechtmatig afgenomen was en hij gaf hen uit de Bayt oel Mal terug wat van hen was.
Hierna hield Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez zich bezig met de verdere zaken van regeren. Ten eerste koos hij mensen voor de posities van invloed en macht op basis van hun vroomheid en kunde. Ten tijde van Khalifa Soelayman kende Chaalid ar Rayyaan als hoofd van de beveiliging van de Khalifa een grote verantwoordelijkheid in de samenleving, en veel macht en invloed. Nog ten tijde van Khalifa Soeleyman waren hij en ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez betrokken geweest bij een incident. Imaam Al Djauwzi heeft bericht dat er op een gegeven moment een nobelman, die uiterst vijandig tegenover Khalifa Soeleyman was, bij Khalifa Soeleyman werd gebracht. Khalifa Soeleyman liet daarop ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez bij zich roepen. In de aanwezigheid van ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez werd de nobelman gevraagd wat hij van Khalifa Soeleyman en diens bestuur van het land vond. Hij antwoordde: “(Vraag jij) wat ik hiervan vind, jij perverse overtreder en zoon van een perverse overtreder?”. Khalifa Soeleyman vroeg daarop aan ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez : “Wat denk je, Aboe Hafs, moeten we met hem doen?”. In eerste instantie bleef ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez stil omdat Allah (swt) voor verschillende typen misdaden de Khalifa het recht heeft gegeven om de bestraffing te bepalen. Maar nadat Khalifa Soeleyman nogmaals had gevraagd om advies herinnerde ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez de Khalifa eraan dat Allah (swt) houdt van rechtvaardigheid en niet van overtreding. Hij zei tegen de Khalifa: “Ik vind dat je hem moet vervloeken en beledigen zoals hij jouw heeft vervloekt en beledigd. En ik vind dat je zijn vader moet vervloeken en beledigen zoals hij jouw vader heeft vervloekt en beledigd”. “Is dat alles?”, vroeg Khalifa Soeleyman in reactie op dit advies. “Ja, dat is alles”, was het antwoord van ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez . Na deze gebeurtenis zei Chaalid ar Rayyaan tegen ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez : “O Aboe Hafs, hoe kun je tegen de Amier al Moe’uminien zeggen dat hij deze man moet veroordelen tot ‘beledigen zoals hij jouw vader heeft beledigt’? Bij Allah, ik verwachtte dat hij (de Khalifa) me de opdracht zou geven om je hoofd af te slaan”. Daarop zei ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez tegen Chaalid: “En stel dat hij dat gevraagd zou hebben van je, zou je dat dan gedaan hebben?”. Chaalid antwoordde toen: “Bij Allah, als hij het gevraagd zou hebben dan zou ik het gedaan hebben”. Dit antwoord betekende dat Chaalid in zijn positie niet de Wet van Allah (swt) volgde maar de opdrachten van de Khalifa, of dezen nu tegen de Wet van Allah (swt) waren of niet. Toen ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez eenmaal als Khalifa verkozen was kwam Chaalid bij hem om zijn positie als hoofd van beveiliging van de Khalifa weer op te nemen. Chaalid had deze positie namelijk ook tijdens de twee Kaliefen voor Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez bekleed. Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez keek naar Chaalid en zei: “Jij, Chaalid, leg je zwaard neer! O Allah, ik heb voor jouw Chaalid ar Rayyaan verlaagd. Moge Allah (swt) hem nooit meer verhogen!”. Daarna liet Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez een andere bewaker bij zich komen, genaamd ‘Amr bin Moehaadjir al Ansari. Hij zei tegen hem: “Bij Allah, jij weet ‘Amr, dat er geen bloedrelatie tussen ons bestaat, behalve de relatie van Islam. Maar ik heb jouw vaak de Koran horen lezen en ik heb je zien bidden op plaatsen waar je dacht dat niemand je zou zien. Ik heb gezien dat je een toegewijd moslim bent, die zijn gebeden op mooie en correcte wijze verricht. Neem derhalve dat zwaard, want ik benoem je bij deze als hoofd van mijn beveiliging”.
Vervolgens zorgde Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez ervoor dat de mensen in de posities van invloed en macht zich realiseerden dat Allah (swt) hen deze posities niet had gegeven als gunst. Zij bevonden zich niet in een positie van invloed en macht om hiervan te kunnen genieten maar om voor het welzijn van Islam en de mensen te zorgen. En dat er dus van hen verwacht werd dat zij aan het werk gingen en er op toe zouden zien dat de Sjari’a van Allah (swt) op correcte wijze uitgevoerd en nageleefd werd. De Khalifa schreef zijn woelaa (gouverneurs): “Julie moeten weten dat de religie verzorgd wordt door de tenuitvoerbrenging van rechtvaardigheid en barmhartigheid. Acht geen enkele zonde klein. Probeer niet te ontvolken wat dichtbevolkt is. Probeer niet van jullie onderdanen te nemen wat hun mogelijkheden te boven gaat. Neem van hen (enkel) datgene wat zij kunnen geven. Doe alles wat jullie kunnen om de samenleving en haar welvaart te verbeteren. Regeer op milde wijze en zonder hardheid. Accepteer geen cadeaus tijdens de feestdagen. Neem geen prijs voor de verdeling van het Heilige Boek onder de mensen. Leg geen belastingen op aan de reizigers, op huwelijken, of op de melk van de kamelen. En dring niet aan op de djiziyya (de belasting die betaald wordt door de niet-moslim onderdanen van de Islamitische Staat) bij de mensen die Islam hebben geadopteerd”.
Verder schafte hij al de belastingen af die zijn voorgangers ingesteld hadden naast de belastingen die Allah (swt) verordend heeft. Hij reorganiseerde de praktijken die toegepast werden voor de heffing van de zakah om onrecht te voorkomen. Vervolgens benutte hij de belastinginkomsten om de uitkeringen voor de zwakken en behoeften in de samenleving te verhogen, maar ook om de publieke werken ten uitvoer te brengen die de mensen ten voordeel zijn. Zo liet hij wegen bouwen en verbeteren, zoals de weg van Chorasan naar Samarkand (in het huidige Oezbekistan), en ook moskeeën en herbergen voor reizigers. Hij liet ook grote centra voor onderwijs oprichten om het makkelijk te maken voor de mensen om algemene wetenschappen te studeren en de specifiek Islamitische wetenschappen zoals Oesoel, Fiqh, hadith en tafsier. Hij bestreed misdaad door de gevangenbewaarders de opdracht te geven om de gevangenen niet te mishandelen maar te onderwijzen in Islam, om hen liefde voor vroomheid bij te brengen en afschuw van zonde. Hij zorgde voor een maandelijkse uitkering voor de gevangenen en kleding die geschikt was voor het seizoen. Om het gebied beter te kunnen besturen liet hij in Islamitisch Spanje, Al Andaloes, zijn wali een census verrichten onder de bevolking en al het land opnemen om te kunnen registreren hoe vruchtbaar het was, wat er op verbouwd kon worden, enzovoorts. Hij liet ook Ibn Hatim bin an Noe’uman een leger aanvoeren om de Turkse invallen in Azerbeidjaan te doen stoppen. En onder zijn bewind trokken de legers van Islam de Pyreneeën over tot in Zuid-Frankrijk. Ten slotte zag hij er op toe dat ook de niet-moslims geen onrecht werd aangedaan. Toen de christenen van Damascus zich bij hem beklaagden omdat hun basiliek van Sint Johannes van Damascus door een voorganger van Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez was ingenomen om als moskee te fungeren, gaf Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez opdracht om het gebouw aan de christenen terug te geven.
In het jaar 101 Hidjri stierf Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez , na slechts tweeënhalf jaar de Amier al Moe’uminien te zijn geweest. In deze korte tijd, echter, had de Khalifa de Islamitische Staat doen wederopleven. Hij had bij de mensen het bewustzijn teruggebracht dat zij behoorden te verlangen naar de Tevredenheid van Allah (swt) en welzijn in het hiernamaalse leven (aachira), in plaats van het welzijn in het huidige leven (doenja), en dat zij naar dit verlangen moeten leven en werken. Tegelijkertijd had hij ervoor gezorgd dat de posities van macht en invloed in de Staat ingenomen werden door mensen die zich hiervan bewust waren. Waardoor hij ervoor had gezorgd dat Islam nauwkeurig ten uitvoer gebracht werd, op alle niveaus, en dus dat onrecht uitgebannen werd en er op de juiste manier voor belangen van Islam en de mensen gezorgd werd. Verder had Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez al de handelingen ondernomen die noodzakelijk waren om het welzijn in de Islamitische Staat te bevorderen. Middels de bouw van vele nieuwe moskeeën werd het niveau van onderwijs verbeterd en het Islamitische bewustzijn bij de mensen versterkt. De voorzieningen die hij liet organiseren voor de reizigers versterkte de eenheid van de Staat en deed de handel floreren. En zijn inspanningen voor het leger bracht rust en stabiliteit in de grensgebieden van de Islamitische Staat en maakte het mogelijk om de rechtvaardigheid van Islam verder te verspreiden over de aarde.
Men zegt dat onder zijn voorganger Khalifa ‘Abdoel Malik de mensen er van hielden om te spreken over gebouwen en tuinen. Dat zij onder zijn voorganger Khalifa Soeleyman er van hielden om te spreken over romantiek en liefde. Maar dat zij onder Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez er van hielden om te spreken over het gebed, het vasten en de Koran.
Zijn dood
Aan het begin van de maand Radjab, 101 Hidjri, begon Khalifa ‘Oemar tekenen van ziekte te vertonen. Een onbekend iemand had hem vergif toegediend. Op de 20e Radjab stierf hij uiteindelijk nabij Aleppo, Syrië. Zijn kalifaat had toen slechts twee jaar en vijf maanden geduurd.
Na zijn dood kwamen de mensen naar zijn vrouw om hun deelnemingen te uiten. Ze zeiden tegen haar: “Vertel ons over hem, want voorwaar, degene die een man het beste kent is zijn echtgenoot”. Ze zei: “Inderdaad, hij bidde noch vastte meer dan jullie, maar ik heb nooit een dienaar van Allah (swt) gezien die Hem meer vreesde dan ‘Oemar. Hij wijdde zijn lichaam en zijn ziel aan de mensen. Heel de dag was hij bezig hun belangen te behartigen. En wanneer de avond kwam dan bleef hij zitten zolang de zaken bleven. Op een avond nadat hij alles beëindigd had vroeg hij om zijn lamp, de olie waarvoor hij kocht met zijn eigen geld, en verrichte een gebed van twee raka’a. Toen ging hij zitten met zijn benen gevouwen onder hem, en zijn kin in zijn handen, en tranen druppelden langs zijn wangen naar beneden. En dit hield niet op totdat de ochtend kwam en hij opstond voor een dag van vasten. Ik zei tegen hem: ‘O Amier al Moe’uminien, was er iets wat u zorgen gaf, gisteravond?’. En hij zei: ‘Jawel, ik zag hoe ik bezig met het behartigen van de belangen van de gemeenschap, de zwarte schapen onder hen en de witte schapen, en ik herinnerde me de vreemdeling, armoedig rondgaande, en de armen en de behoeftigen, en de gevangene in zijn gevangenschap, en al degenen zoals hen op de verre plaatsen van de aarde, en ik realiseerde me dat Allah (swt) me over hen allen zal vragen, en dat Mohammed (saw) zou getuigen over hen, en ik vreesde dat ik geen excuus zou hebben over hen allen wanneer ik met Allah (swt) ben, en geen verdediging met Mohammed (saw)’. En zelfs wanneer ‘Oemar samen met me in bed was, waar een man gewoonlijk plezier vindt bij zijn vrouw, als hij zich dan een zaak van iemand onder de mensen van Allah herinnerde dan was hij ontdaan zoals een vogel die in het water is gevallen. Dan zou zijn huilen opwelen totdat ik in vriendelijkheid de dekens van hem zou slaan. ‘Bij Allah’, zei hij dan, ‘hoezeer wens ik dat er tussen mij en deze positie (van Khalifa) de afstand tussen en Oost en West was!’.” (Overgeleverd door Aboe Joesoef in diens Boek betreffende belasting op het Land).
Wat hem bijzonder maakte
‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez gaf de officiële opdracht tot het verzamelen van de ahadith van de Boodschapper van Allah (saw) in boeken. Degenen onder de moslims die dezen kenden of in hun bezit hadden waren her en der verspreid over de Khilafa, waardoor de mensen soms leugens betreffende de Boodschapper van Allah (saw) accepteerden als waarheid. Hij gaf Ibn Sjihaab az Zoehri de opdracht om dit werk te verrichten. Hij zei: “Zoek de ahadith van de Boodschapper van Allah (saw) en verzamel hen!”.
Zijn nauwkeurigheid in de ten uitvoerbrenging van Islam bracht de mensen ongekende welvaart. Yahya bin Saied heeft overgeleverd dat Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez hem de opdracht had gegeven om de inning en verdeling van de zakah te organiseren in Afrika. Hij vertelde dat hij niemand had weten te vinden om de zakah aan uit te geven, oftewel dat iedereen in Afrika voldoende te eten had, kleding had een huis had en schuldenvrij was. Daarom had Yahya het zakah geld gebruikt om slaven vrij te kopen.
Men zegt ook dat het tijdperk van Khalifa ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez een periode was waarin degene die geld gaf aan de armen dit terug kreeg omdat er geen armen gevonden konden worden. Daarom zeiden de mensen: “ ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez heeft de behoefte van de mensen bevredigd”.
Zijn nederigheid was zo groot dat bezoekers van de Khalifa hem geregeld niet herkenden als Khalifa.
Na zijn aanstelling als Khalifa bood hij zijn vrouw de keus om bij hem te blijven in hun huis of om terug te keren naar het huis van haar vader. Omdat hij zich zorgen maakte dat hij in het ambt van Khalifa niet meer genoeg tijd voor haar zou hebben. Ze moest huilen bij de gedachte niet meer ‘Oemar bin ‘Abdoel ‘Azziez als echtgenoot te hebben en koos ervoor om bij hem te blijven. Ook gaf hij al zijn concubines de vrijheid aan. Ze mochten zelf kiezen of ze bij hem wilden blijven leven of dat ze uit zijn huishouden vertrokken. Hij vertelde hen dat zijn gedachten voortaan bij iets anders zouden zijn dan het samenzijn met vrouwen. Daarop begonnen de vrouwen allen wanhopig te huilen vroegen bij hem te mogen blijven.