Aboe Bakr (ra) werd na het sterven van de Boodschapper van Allah (saw) verkozen tot opvolger van de Boodschapper van Allah (saw) in het regeren over de mensen volgens Islam. Hij was derhalve de eerste Khalifa en de eerste van de vier Khoelafaa ar Raasjiddien, de Rechtgeleide Kaliefen.
Zijn naam, zijn genealogie, zijn jeugd, en zijn status onder Qoraiesj
Zijn naam was ‘Abdoellah bin Abi Qoehafa ‘Oethman bin ‘Amir bin ‘Amr bin Ka’ab bin Sa’ad bin Taym bin Moerra bin Ka’ab bin Loe’ayy bin Ghaalib al Qoerasji at Taymi. Zijn genealogie ontmoet die van de Boodschapper van Allah (saw) bij Moerra. Hij was geboren in Mekka en twee jaar en enkele maanden jonger dan de Boodschapper van Allah (saw). Hij stierf als de eerste Khalifa van de Islamitische Staat in Al Medina, in het dertiende jaar na de Hidjra, op een leeftijd van 63 jaren. Zijn vader was ‘Oethman, bekend als Aboe Qoehafa. Zijn moeder was Salma bint Sachar, bekend als Oemm al Chayr (“Moeder van het Goede”).
Aboe Bakr was de koosnaam die hem in zijn jeugd werd gegeven en waaronder hij bekend werd bij de mensen. Men zegt dat hij deze naam kreeg vanwege de voorliefde die hij toonde voor kamelen, waarmee hij als kind speelde. Aboe Bakr staat voor “vader van de kamelenveulens”. De bijnaam van Aboe Bakr was ‘Atieq. Imam As Soejoeti vertelt dat sommige mensen zeiden dat dit was vanwege zijn geduld. Anderen zeiden dat dit was vanwege zijn vooraanstaande positie in termen van verdiensten, oftewel goede daden. Weer anderen wezen dit toe aan de schoonheid van zijn voorkomen. Moesa ibn Talha zei: “Ik zei tegen mijn vader Talha: ‘Waarom werd Aboe Bakr ‘Atieq genoemd?’ Hij antwoordde: ‘Zijn moeder had geen zonen die overleefden en toen hij geboren werd keerde ze zich tot het Huis (de Ka’aba) met hem en riep uit: ,,O Allah, als deze ‘atieq (“vrij”, of “vrijgesteld”) is van de dood geef hem dan aan mij”“. ‘Aiesja zei: “Bij Allah, een dag was ik in mijn huis en de Boodschapper van Allah (saw) en de metgezellen waren op de binnenplaats, met een gordijn tussen mij en hen. Aboe Bakr kwam tot hen en de Boodschapper van Allah (saw) zei: ‘Wie tevreden is met het zien van iemand die vrijgesteld (‘atieq) is van het Vuur, laat hem naar Aboe Bakr kijken’”.
Hij was een nobele van geboorte. Hij was al jong erg rijk geworden door de handel in stoffen, wat hem als jonge man reeds van Jemen tot Syrië had gedreven. Tegelijkertijd stond Aboe Bakr bij zijn generatiegenoten bekend als een van de meest eerbiedwaardigen onder hen. Men zei over hem: “Jij brengt de familiebanden tezamen, jij bent betrouwbaar, jij krijgt voor elkaar wat anderen geweigerd wordt, jij ondersteunt degenen die hulp behoeven, jij helpt in tijden van moeilijkheid en jij bent gastvrij voor je gasten”. Zo was Aboe Bakr in de tijd van Djahiliyya (letterlijk “onwetendheid”, oftewel de tijd voor de komst van Islam) in de hiërarchie van Mekka gerezen tot één van de stamhoofden. Hoogst opmerkelijk vanwege het feit dat zijn vader nog leefde. Men hield van hem, men zocht zijn advies, en men beschouwde zijn adviezen als de adviezen van één van de meest wijze mannen van de stad.
In een uiting van zijn status onder hen was Aboe Bakr door de Mekkanen de verantwoordelijkheid gegeven voor het vaststellen van het bloedgeld in geval van moord en de correcte afhandeling van de schulden. Dit daar Mekka geen positie als die van een koning kende die bij al de kwesties kon besluiten. De Mekkanen hadden de verantwoordelijkheid voor de ordening van de aangelegenheden van de samenleving verdeeld over de verschillende stammen in de stad. Zo was bijvoorbeeld Banoe Hasjim de verantwoordelijkheid gegeven voor het verzorgen van het eten en drinken voor de pelgrims zoals die reeds voor de komst van Islam jaarlijks naar de Ka’aba trokken. En Banoe ‘Abd ad Dar was verantwoordelijk voor de Ka’aba. Iedere van deze stammen benoemde dan een van haar leiders als verantwoordelijke voor deze kwestie.
Aboe Bakr en zijn vriend ‘Oethman hadden reeds in de tijd van Djahiliyya het drinken van alcohol verlaten. Men vroeg hem later waarom hij aldus had gedaan, terwijl iedereen in Mekka wijn dronk. Hij zei: “Ik wilde mijn eer en mannelijkheid beschermen, en wie wijn drink verliest zijn eer en zijn mannelijkheid”.
Zijn bekering tot Islam
Aboe Bakr was de vriend van de Boodschapper van Allah (saw) reeds voor de komst van de Openbaring tot hem (saw). In deze tijd hoorde de jonge Mohammed bij het verlaten van zijn woning soms een stem die zei: “Mohammed!”. Dit bracht hem angst wanneer dit gebeurde en dan hij vluchtte naar Aboe Bakr, om hem in vertrouwen te vertellen wat hij gehoord had.
Aboe Bakr was de eerste vrije, volwassen man die Islam omarmde. Hij vertelde: “Ik zat op de binnenplaats van de Ka’aba en Zaid ibn ‘Amr ibn Noefayl zat (er ook). ‘Oemayya ibn Abi as Salt passeerde hem en zei (tegen Zaid): ‘Hoe gaat het met je, zoeker van het goede?’ Hij antwoordde: ‘Goed’. ‘Oemayya vroeg: ‘En, heb je gevonden?’. Hij antwoordde: ‘Nee’, en zei: ‘Iedere geloof zal ten onder gaan op de Dag van Wederopstanding, behalve die ene die Allah voorgeschreven heeft. Maar wat betreft de Profeet die verwacht wordt, zal hij van jullie zijn of van ons?’ (Aboe Bakr vervolgde:) Ik had niet eerder gehoord dat een profeet verwacht werd en gezonden zou worden. Dus ging ik naar Waraqa ibn Naufal die veel naar de hemelen keek [die veel kennis had van religieuze zaken, vert.] en ik was erg van slag. Hij (Waraqa) zei: ‘Jawel, mijn neef. Wij zijn de mensen van boeken en wetenschappen, maar deze Profeet waarop gewacht wordt komt van onder de meest nobele Arabieren – en ik ken de genealogie van de Arabieren – en jouw volk zijn de meest nobelen onder de Arbieren in termen van afkomst’. Ik zei: ‘Oom, wat zal deze Profeet zeggen?’. Hij zei: ‘Hij zal zeggen wat hem gezegd zal worden (door Allah), en hij zal niet onderdrukken noch het onderdrukken (van iemand) zoeken’. Dus toen de Boodschapper van Allah (saw) gezonden werd geloofde ik in hem (saw) en bevestigde ik (zijn (saw) profeetschap)”.
De Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Ik heb nooit iemand tot Islam uitgenodigd of hij ervoer er een aversie tegen, en kende besluiteloosheid en overdenking, met uitzondering van Aboe Bakr. Hij stelde niet uit toen ik hem uitnodigde en hij was niet besluiteloos”. Men zei dat dit was omdat Aboe Bakr al eerder de tekenen van profeetschap had gezien bij Mohammed (saw) en had gehoord over de komst van een profeet. Dus toen de Boodschapper van Allah (saw) hem uitnodigde tot Islam toen had hij hier reeds over nagedacht en hoefde hij hier niet meer over na te denken. Hij onderwierp zich meteen aan Allah (swt) en adopteerde Islam.
Zijn tijd in Mekka
Ook na de komst van de Openbaring bleef Aboe Bakr (ra) de persoon meest naast aan de zijde van de Boodschapper van Allah (saw). Hij beschermde hem en spendeerde zijn rijkdom om Islam vooruit te helpen. ‘Ali (ra) vertelde: “Ik zag de Boodschapper van Allah (saw) en de Qoraiesj grepen hem. Één van hen hield hem vast en de anderen gooiden hem op de grond en zeiden: ‘Ben jij degene die onze goden in één God gemaakt heeft?’. (‘Ali ging verder:) Bij Allah, niemand kwam naderbij behalve Aboe Bakr. Hij sloeg de ene, hield de ander tegen, en wierp weer een ander tegen de grond, zeggende: ‘Wee jullie! Zullen jullie een man doden enkel omdat hij zegt Mijn Heer is Allah?’”. Daarop deed ‘Ali het kleed dat hij droeg voor zijn gezicht en huilde totdat zijn baard nat was.
Aan het begin van de uitnodiging contacteerde de Boodschapper van Allah (saw) de mensen nog in het verborgene en middels individuele gesprekken nodigde hij (saw) hen dan uit tot Islam. Hij (saw) trok dagelijks naar het huis van Aboe Bakr (ra). Daar bespraken ze samen welke mensen ze zouden benaderen met de uitnodiging tot Islam en de verdere plannen ter verspreiding van de Boodschap. Aboe Bakr (ra) zelf nodigde verschillende mensen uit tot Islam. Onder degenen die zich bekeerden tot Islam na hem gesproken te hebben zijn ‘Oethman ibn Affan, Az Zoebair ibn ‘Abd al Moettalib, Talha ibn ‘Oebaydoellah, ‘Abdoerrahman bin ‘Auf en Sa’ad ibn Abi Waqqas.
Toen de moslims 38 man waren in Mekka drong Aboe Bakr (ra) er bij de Boodschapper van Allah (saw) op aan om Islam openlijk te gaan verkondigen. De Boodschapper van Allah (saw) zei: “Aboe Bakr, we zijn slechts met weinigen”. Maar Aboe Bakr (ra) bleef bij de Boodschapper van Allah (saw) aandringen. Toen Allah (swt) de Boodschapper van Allah (saw) de opdracht gaf om met Islam en de moslims in het openlijke te treden trokken de moslims naar de moskee van Mekka. Ieder van de moslims begaf zich onder zijn eigen stam en Aboe Bakr (ra) stond op temidden van alle mensen en sprak hen toe. Zo werd Aboe Bakr (ra) de eerste persoon die publiekelijk de mensen uitnodigde tot Allah (swt) en Zijn Boodschapper (saw). De meergodendienaren sprongen boven op hem in reactie en ze sloegen hem verschrikkelijk, tot in al de hoeken van de moskee, totdat Aboe Bakr (ra) bewusteloos raakte.
Een van de bestedingen die Aboe Bakr (ra) gaf aan zijn rijkdom was het vrijkopen van slaven die Islam geadopteerd hadden en die daarvoor gemarteld werden door hun eigenaren. Hij kocht hen en zette hen dan vrij. Onder hen was Bilal ibn Ribaah (ra), de eerste moe’adhdhien (oproeper tot gebed). In totaal zou Aboe Bakr (ra) zeven slaven vrijkopen. De meesten van hen waren zwak danwel oud, dus vroeg de vader van Aboe Bakr (ra) hem waarom hij zijn bezit niet uitgaf aan het kopen van jonge sterke slaven. Aboe Bakr (ra) antwoordde dat hij de slaven kocht voor de zaak van Allah (swt), niet voor zijn eigen profijt.
De mensen zeggen dat Aboe Bakr (ra) bij zijn bekering tot Islam 40.000 dinar in bezit had en dat hij bij zijn emigratie naar Al Medina nog maar 5.000 hiervan over had. De rest had hij uitgegeven op de weg van Islam. De Boodschapper van Allah(saw) heeft gezegd: “Geen rijkdom is mij tot voordeel geweest zoals de rijkdom van Aboe Bakr”. Allah (swt) openbaarde derhalve ondermeer de volgende verzen betreffende Aboe Bakr (ra):
“Wat hem betreft die geeft en Allah vreest, En het goede aanvaardt, Wij zullen zijn weg effenen tot welslagen”. (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Lail 92, vers 5 – 8)
“Hij die zijn rijkdommen weggeeft om zich te louteren. En niemand heeft Hem een gunst bewezen waarvoor hij moet worden beloond. Maar hij die het welbehagen zoekt van zijn Heer, de Verhevene, Weldra zal hij tevreden zijn”. (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Lail 92, vers 17 – 21)
Zijn titel “As Siddiq”
In het tiende jaar na het begin van de Openbaring ervoer de Boodschapper van Allah (saw) de Miradj, de Hemelreis. De engel Djibril (as) nam de Boodschapper van Allah (saw) mee op het paard Boelaq eerst naar Al Qoeds (Jeruzalem), daarna naar de Hemelen tot bij Allah (swt), en vervolgens weer terug naar Mekka. Toen de vijanden van Islam in Mekka hoorden van de belevenis van de Boodschapper van Allah (saw) begonnen ze ermee te spotten uit ongeloof. Ze kwamen naar Aboe Bakr (ra) en zeiden tegen hem: “Heb je gehoord, Aboe Bakr, welk een nieuws jouw vriend heeft gebracht in de ochtend? Hij zegt dat hij in de hoogste Hemel was vannacht, en dat hij gesproken heeft met Allah, de Almachtige. Kun je dat geloven?”. Aboe Bakr (ra) antwoordde: “Als mijn vriend dat zegt, dan is dat de waarheid. Ik geloof hem betreffende het nieuws uit de Hemelen (de Openbaring), dat een engel tot hem neder daalt vanuit de Hemel. Hoe kan ik dan niet geloven dat hij naar Al Qoeds is geweest en is teruggekomen in een korte tijd, terwijl dezen op aarde zijn?”. Omdat Aboe Bakr (ra) niet de geringste twijfel kende betreffende hetgeen de Boodschapper van Allah (saw) gezegd had, dat de Boodschapper van Allah (saw) over hem zei: “Aboe Bakr is As Siddiq (de bevestiger van de waarheid), Aboe Bakr is As Siddiq”.
Zijn emigratie naar Medina
Aboe Bakr (ra) was ondanks zijn status niet immuun voor de vervolgingen die de Qoraiesj loslieten op de moslims. Op een gegeven moment werd hij zelfs verbannen uit de stad, maar onderweg naar het oord van ballingschap in Abessinnië hield een van de leiders van de Qara stam hem tegen. Ibn ad Daghna zei hem: “Een man als jij zal niet weggaan noch weggestuurd worden. Want jij helpt de armen om hun inkomen te verdienen, jij onderhoudt goede relaties met je familieleden, je helpt de behoeftigen, begunstigt je gasten met voedsel en onderkomen, en helpt de mensen wanneer zij in nood zijn. Ik ben je beschermer”. Daarop keerde Aboe Bakr (ra) samen met Ibn ad Daghna terug naar Mekka en Ibn ad Daghna weerhield de Mekkanen ervan Aboe Bakr (ra) uit te zetten.
Terug in Mekka liet Aboe Bakr (ra) een moskee bouwen op de binnenplaats van zijn huis. In deze moskee reciteerde hij luidop de Koran. Hij trok hiermee de aandacht van de mensen, wat de leiders van de meergodendienaren bang maakte. Ze trokken naar Ibn ad Daghna en zeiden hem dat dit gedrag van Aboe Bakr (ra) inging tegen de overeenkomst die ze met hem hadden gesloten. Ibn ad Daghna zei daarop tegen Aboe Bakr (ra) dat hij hem niet kon beschermen als hij door zou gaan de Koran luidop te reciteren in zijn moskee. Aboe Bakr (ra) zei: “Ik herroep uw belofte van bescherming en ben tevreden met de bescherming van Allah (swt).”
Kort daarna gaven de afgevaardigden van de stammen Banoe Auws en Banoe Khazraj de eed van gehoorzaamheid en trouw een de Boodschapper van Allah (saw), die daarop zijn metgezellen in Mekka toestemming gaf om te emigreren van Mekka naar Al Medina. Aboe Bakr (ra) maakte zich gereed om ook te vertrekken, maar de Boodschapper van Allah (saw) zei hem: “Wees niet in haast, Aboe Bakr, het kan zijn dat Allah (swt) je een metgezel zal geven bij je emigratie”. Toen de Boodschapper van Allah (saw) als laatste van de moslims vertrok was Aboe Bakr (ra) inderdaad zijn metgezel. Ze werden achtervolgd door de Qoraiesj die de Boodschapper van Allah (saw) wilden doden. De Boodschapper van Allah (saw) en Aboe Bakr (ra) zochten onderweg hun toevlucht in een grot om aan hun achtervolgers te kunnen ontkomen. Aboe Bakr (ra) zei: “Ik zweer bij Allah dat u niet als eerste de grot binnen zult gaan. Als er zich iets in bevindt dan zal ik er door aangevallen worden en niet u”. Eenmaal kwamen de Qoraiesj tot aan de ingang van de grot, wat bij Aboe Bakr (ra) grote vrees deed boven komen dat de Boodschapper van Allah (saw) door hen gevonden zou worden. “Vrees niet”, zei de Boodschapper van Allah (saw) tot Aboe Bakr (ra), “voorzeker Allah is met ons”. Naar aanleiding van deze gebeurtenis openbaarde Allah (swt) het vers:
“Als gij hem (de profeet) niet helpt, voorzeker Allah hielp hem, toen de ongelovigen hem verdreven – toen hij één van de twee was – en zij beiden in de grot waren en hij tot zijn metgezel zeide: ‘Treur niet, want Allah is met ons’. Toen zond Allah Zijn vrede op hem neder en versterkte hem met scharen die gij niet zaagt en vernederde het woord van de ongelovigen en Allah’s woord is het allerhoogste. En Allah is Almachtig, Alwijs”. (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera At Tauba 9, vers 40)
Zijn tijd in Al Medina
In de Islamitische Staat gevestigd in Al Madina fungeerde Aboe Bakr als een van de assistenten voor de Boodschapper van Allah (saw). De Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Er is geen Profeet geweest of hij had twee assistenten van onder het volk van de Hemel en twee assistenten van onder het volk van de aarde. Mijn twee assistenten van onder het volk van de Hemel zijn Dibriel en Mika’iel, en mijn twee assistenten van onder het volk van de aarde zijn Aboe Bakr en ‘Oemar”. ‘Abdoellah ibn ‘Amr ibn al ‘As heeft gezegd: “Ik hoorde de Boodschapper van Allah (saw) zeggen: ‘Djibriel kwam tot me en zei: ‘Allah geeft je de opdracht om de mening van Aboe Bakr te vragen’”.
Bij al de militaire expedities die de Boodschapper van Allah (saw) ondernam was Aboe Bakr (ra) aan zijn zijde. Bij de Slag van Badr werd de vraag gesteld wie de Boodschapper van Allah (saw) zou gaan beschermen. In een overlevering prees ‘Ali (ra) Aboe Bakr (ra) omdat hij op dat moment als eerste en in volle overtuiging zijn zwaard uit diens schede trok en het boven het hoofd van de Boodschapper van Allah (saw) hield, ten teken dat hij vastbesloten was de Boodschapper van Allah (saw) te beschermen: “Eenieder die zich stortte op de Boodschapper van Allah (saw), Aboe Bakr (ra) stortte zich op hem. En daarom is Aboe Bakr (ra) de meest moedige van de moslims”, zei ‘Ali. En bij de Slag van ‘Oehoed, toen sommige moslims vluchtten omdat zij dachten dat de Boodschapper van Allah (saw) gedood was, en dus de Boodschapper van Allah (saw) alleen achter lieten, was Aboe Bakr (ra) de eerste die omkeerde en zich tot terug bij de Boodschapper van Allah (saw) begaf.
Verder was Aboe Bakr (ra) samen met ‘Oemar (ra), ‘Oethman (ra) en ‘Ali (ra) de enigste die tijdens het leven van de Boodschapper van Allah (saw) oordeelde tussen de mensen in Medina op basis van de Koran en de Soenna. Deze drie metgezellen van de Boodschapper van Allah (saw) waren bij de mensen bekend als de best geïnformeerde betreffende Koran en Soenna en in afwezigheid van de Boodschapper van Allah (saw) zochten de mensen derhalve hun oordeel bij geschillen of vragen, wetende dat ze dan het oordeel van de Koran en de Soenna zouden krijgen. Van deze vier stond Aboe Bakr (ra) dan weer bekend als de meest intelligente. Een bewijs hiervoor is het moment waarop de Boodschapper van Allah (saw) zei”: Allah, de Gezegende, de Verhevene, heeft een slaaf de keuze gegeven tussen de wereld en hetgeen bij Hem is. De slaaf heeft gekozen voor hetgeen bij Allah, Verheven is Hij, is”. Aboe Bakr (ra) begon daarop te huilen en zei: “We ruilen onze moeders en onze vaders voor u!”. De moslims begrepen niet waarom Aboe Bakr (ra) dit zei, of waarom hij huilde, nadat de Boodschapper van Allah (saw) gezegd had dat Allah (swt) een slaaf een keuze had gegeven. Oftewel, enkel Aboe Bakr (ra) begreep de woorden van de Boodschapper van Allah (saw) precies zoals zij bedoeld waren, namelijk dat de Boodschapper van Allah (saw) deze keus was gegeven door Allah (swt).
Een verder bewijs voor de status van Aboe Bakr onder de moslims is het feit dat toen de tijd kwam voor de Hadj, in het eerste jaar na de opening van Mekka, dat de Boodschapper van Allah (saw) toen Aboe Bakr (ra) de taak gaf om deze te leiden. De Boodschapper van Allah (saw) zelf was te druk met het organiseren van de zaken in Al Medina. En toen de Boodschapper van Allah (saw) tegen het einde van zijn leven te zwak werd om het gebed te leiden wees hij (saw) Aboe Bakr (ra) aan als degene die de moslims in het gebed moest leiden. Ibn Kathier zegt dat hieruit blijkt dat Aboe Bakr (ra) van al de moslims de Koran het beste kende, omdat Boodschapper van Allah (saw) zei: “Degene die het Boek van Allah (swt) het beste kent zal de mensen leiden.”
Imam As Soejoeti heeft overgeleverd van Ibn al Moesayyab dat deze heeft gezegd: “Aboe Bakr was, in relatie tot de Boodschapper van Allah (saw), in een positie van assistent en hij (saw) vroeg zijn advies in alle kwesties. Hij was de tweede in Islam (de Boodschapper van Allah (saw) zelf was de eerste vrije man in Islam, Aboe Bakr de tweede), hij was de tweede in de Grot, de tweede in de plaats van beschutting tijdens de Slag van Badr (Aboe Bakr beschermde de Boodschapper van Allah (saw)), en de tweede in het graf (Aboe Bakr werd begraven direct naast de Boodschapper van Allah (saw)). De Boodschapper van Allah (saw) gaf nooit aan iemand de voorkeur boven Aboe Bakr”.
Zijn verkiezing tot Khalifa
‘Aiesja vertelde dat vlak voor het sterven van de Boodschapper van Allah (saw) deze tegen haar zei: “Breng me ‘Abdoerrahman ibn Abi Bakr en ik zal een testament opmaken voor Aboe Bakr, opdat niemand niet akkoord zal gaan met hem na mijn sterven”. (‘Aiesja zei verder:) Later zei hij (saw): “Laat maar. Ik zoek mijn toevlucht bij Allah (swt) dat de gelovigen het niets eens zouden zijn over Aboe Bakr.”
Toen de Boodschapper van Allah (saw) zo zwak werd door zijn ziekte dat hij niet langer het gebed kon leiden gaf hij de opdracht dat Aboe Bakr (ra) in zijn (saw) afwezigheid het gebed moest leiden. Toen het eenmaal tijd was voor het gebed en Aboe Bakr (ra) er niet was, stapte ‘Oemar (ra) naar voren om de moslims in het gebed voor te gaan. Ibn ‘Oemar (ra) zei: “ ‘Oemar zei: ‘Allahoe Akbar’. De Boodschapper van Allah (saw) hoorde zijn Takbier, hief zijn hoofd op in boosheid en zei: ‘Waar is Ibn Aboe Qoehafa?’”.
Na de dood van de Boodschapper van Allah (saw) zou Aboe Bakr (ra) dan ook gekozen worden tot opvolger (Khalifa) van de Boodschapper van Allah (saw) als leiders van de mensen. ‘Oemar (ra) vertelde hoe dit precies plaats had: “Na de dood van de Boodschapper van Allah (saw) vernamen we dat de Ansaar zich niet bij ons verzamelden, maar dat ze zich verzameld hadden op de binnenplaats van Bani Sa’ida. ‘Ali en Az Zoebayr (twee van de voornaamsten van moslims), en wie zich ook tezamen met hen bevonden, waren niet met ons terwijl de Moehadjirien zich verzamelden bij Aboe Bakr. Ik zei tegen Aboe Bakr: ‘Laat ons gaan tot naar de Ansaar broeders van ons’. En zo trokken we er op uit om hen te vinden, en toen we tot nabij aan hen kwamen troffen we twee van de vrome mensen onder hen die ons informeerden betreffende het finale besluit van de Ansaar. Ze zeiden: ‘O groep van Moehadjirien, waar gaan jullie naar toe?’. We antwoordden: ‘We gaan naar onze Ansaari broeders’. Ze zeiden tegen ons: ‘Jullie zouden niet naar hen moeten gaan. Breng ten uitvoer wat wij al besloten hebben’. Ik zei: ‘Bij Allah, we zullen naar hen gaan’. En zo gingen we voort totdat we hen bereikten bij de schuur van Bani Sa’id”. Na enige discussie zei Aboe Bakr: “… Jullie moeten kiezen, ofwel ‘Oemar ofwel Aboe Oebayda bin Al Djarra als jullie Khalifa”. ‘Oemar zei: “Nee, we verkiezen jouw, want jij bent onze leider en de beste van onder ons en de meest geliefde van ons allemaal bij de Boodschapper van Allah(saw)”. Dus nam ‘Oemar de hand van Aboe Bakr en gaf hem de bay’a, en ook de mensen gaven hem de bay’a. Al Habbab ibn Al Moenthier (van onder de Ansaar) was de eerste die hierop volgde.
Nadat Aboe Bakr (ra) de bay’a had gekregen hij de minbar (preekstoel) van de Boodschapper van Allah (saw) en hij keek naar de gezichten van de mensen. Hij vond Az Zoebayr (ra) niet onder hen dus hij liet hem roepen en hij kwam. Hij (Aboe Bakr) zei: “Je zei, o zoon van de tante van de Boodschapper van Allah (saw) en zijn discipel, dat je de staf [eenheid, vert.] van de moslims wilt breken”. Dus zei hij (Az Zoebayr): “Er rust geen schuld op u, Khalifa van de Boodschapper van Allah (saw)”. En hij (Az Zoebayr) stond op en gaf hem (Aboe Bakr) de bay’a. Toen keek Aboe Bakr (ra) naar de gezichten van de mensen en hij vond ‘Ali (ra) niet onder hen dus hij liet hem roepen en hij kwam. Hij (Aboe Bakr) zei: “Je zei, o neef van de Boodschapper van Allah (saw) en zijn familie middels het huwelijk met zijn dochter, dat je de staf [eenheid, vert.] van de moslims wilt breken”. Dus zei hij (‘Ali): “Er rust geen schuld op u, Khalifa van de Boodschapper van Allah (saw)”. En hij (‘Ali) stond op en gaf hem (Aboe Bakr) de bay’a.
Zo was er dus een consensus tot stand gebracht onder al de moslims dat Aboe Bakr (ra) de eerste Khalifa van de Boodschapper van Allah (saw) zou zijn. ‘Oemar (ra) zei later: “Laat geen van jullie mensen zichzelf voor de gek houden door te zeggen: ‘De verkiezing van Aboe Bakr was plotseling en onverwacht’. Het was wel zo maar Allah (swt) beschermde ons van het kwaad hierin. Er is niemand onder jullie vandaag voor wie geldt dat de nekken van al de concurrenten te kort komen [die geen concurrenten heeft en duidelijk de beste is, vert.], zoals bij Aboe Bakr het geval was”. Hiermee wenste ‘Oemar (ra) aan te geven dat alhoewel de manier waarop de keuze voor Aboe Bakr (ra) als Khalifa tot stand niet de beste was maar dat de uiteindelijke beslissing wel de beste was.
In de Sahieh van zowel Imam Al Boechari als Imam Moeslim valt te lezen dat de Boodschapper van Allah (saw) heeft gezegd: “Laat in de moskee geen doorgang vrij behalve de doorgang van Aboe Bakr”. Volgens sommige geleerden is dit een indicatie afkomstig van de Boodschapper van Allah (saw) dat hij wilde dat Aboe Bakr (ra) zijn Khalifa zou worden: voor hem moest de doorgang in de moskee vrijgelaten worden opdat Aboe Bakr (ra) de moslims zou kunnen leiden.
Gebeurtenissen ten tijde van het Kalifaat van Aboe Bakr (ra)
Imam As Soejoeti heeft overgeleverd van Al Hasan Al Basri dat deze heeft gezegd: “Toen Aboe Bakr de bay’a gekregen had stond hij op om de mensen toe spreken en zei: ‘Nu is mij de verantwoordelijkheid gegeven voor deze autoriteit, en ik heb hier een afkeer van. Bij Allah, ik zou willen dat iemand van jullie hiervoor zorg zou dragen. Als jullie me de opdracht geven om tussen jullie te handelen zoals de Boodschapper van Allah (saw) heeft gedaan, dat kan ik niet. De Boodschapper van Allah (saw) was een slaaf die door Allah (swt) werd begunstigd met Openbaring en die Hij (swt) beschermde (tegen het maken van fouten). Ik ben slechts een mens. Ik ben niets beter dan jullie. Zorg voor mij, en als jullie mij recht zien gaan volg mij dan en als jullie mij zien afwijken [van het Rechte Pad, vert.] corrigeer mij dan’.”
Na het overlijden van de Boodschapper van Allah (saw) waren er stammen onder de moslims die nadachten over het verlaten van Islam omdat zij dachten dat Islam nu zwak was geworden. Onderwijl was een militaire expeditie van de moslims onderweg naar Syrië, aangevoerd door Osama ibn Zayd (ra). Een expeditie uitgezonden nog door de Boodschapper van Allah (saw) tijdens de laatste dagen van zijn (saw) leven. De metgezellen van de Boodschapper van Allah (saw) adviseerden Khalifa Aboe Bakr (ra) om deze expeditie terug te laten keren zodat de soldaten gebruikt zouden kunnen worden in geval van onenigheid in het land. Khalifa Aboe Bakr (ra) weigerde, echter, en zei: “Bij Degene naast wie er geen God is, zelfs al zouden de honden de vrouwen van de Boodschapper van Allah (saw) wegslepen, dan nog zou ik niet een leger terug roepen dat door de Boodschapper van Allah (saw) uitgezonden is!”. Het resultaat van van dit onwankelbare vertrouwen in Islam was dat al de stammen die Osama ibn Zayd (ra) paseerde op zijn weg naar Syrië wegbleven van wat in hun gedachten naar boven was gekomen. Het aanschouwen van het leger aangevoerd door Osama, op het moment dat de Boodschapper van Allah (saw) gestorven was, overtuigde hen ervan dat Islam sterk was en sterk zou blijven, ook zonder de Boodschapper van Allah (saw). En zij bleven daarom trouw aan hun eed tegenover de Boodschapper van Allah (saw).
Enkele andere stammen weigerden na de dood van de Boodschapper van Allah (saw) om voortaan de zakaat te betalen. De metgezellen van Khalifa Aboe Bakr (ra) adviseerden hem om niet al te streng tegen hen te zijn, omdat zij vreesden dat zij anders weggejaagd zouden kunnen worden van Islam. Maar Khalifa Aboe Bakr (ra) herinnerde de moslims eraan dat het betalen van de zakaat één van de pilaren van Islam is, net zoals het gebed, en dat het verlaten ervan dus niet geaccepteerd kan worden. Khalifa Aboe Bakr (ra) zei: “Bij Allah! Ik zal bevechten eenieder die onderscheid maakt tussen zakaat en het gebed, want zakaat is verschuldigd over het bezit”. En na de bewijzen voor deze mening aangehoord te hebben van Khalifa Aboe Bakr (ra) waren allen het eens met hem. Dus bracht Khalifa Aboe Bakr (ra) een leger tezamen en hij stuurde hen onder leiding van Khalid ibn Walid erop uit om de zakat te nemen van hen die dit verschuldigd waren. Khalid was streng tegenover eenieder die tegen Islam in opstand kwam. Zij die hem bevochten, die doodde hij. Maar de eenheid van de staat werd hierdoor behouden.
Khalid werd later ook uitgezonden als aanvoerder van het leger dat ten strijde trok toen Moesailima de Bedrieger, die beweerde een profeet te zijn, met zijn leger oprukte naar Al Medina. Khalid versloeg dit leger en Moesailima de Bedrieger werd gedood door de speer van Wahsji. Wahsji was de persoon die eerder, in zijn tijd van Djahiliyya, de oom van de Boodschapper van Allah (saw) Hamza (ra) had gedood. Hamza, over wie de Boodschapper van Allah (saw) zei: “Hamza is de meester van de sjoehada (martelaren voor Islam), en (evenals) degene die opstaat tegen een tiran (en hem de waarheid zegt) en hiervoor gedood wordt”. “Allah zij geprezen!”, zei Wahsji, “Ik heb mijn eerdere zondes goed kunnen maken!”.
Khalifa Aboe Bakr (ra) stuurde eveneens expedities naar Bahrein en Oman toen mensen daar zich wilden onttrekken aan de heerschappij van Islam. Door dit ferme optreden door Khalifa Aboe Bakr werd de eenheid van de Islamitische Staat gehandhaafd. En er werd een einde gemaakt aan de heerschappij van de stamhoofden die in hypocrisie Islam binnen waren getreden en die enkel wachtten om Islam te kunnen vernietigen. Hierdoor kon Islam diep binnen treden in al de gemeenschappen over gans het Arabisch schiereiland.
Na de stabiliteit van de Islamitische Staat Al Khilafa en het regeren met Islam over de mensen van het Arabisch schiereiland verzekerd te hebben, zond Khalifa Aboe Bakr (ra) in navolging van het voorbeeld van de Boodschapper van Allah (saw) verschillende expedities uit om landen voor Islam te openen. Hij stuurde Khalid ibn Walid naar Irak, die het land opende voor Islam en bestuurders instelde die volgens Islam over de mensen zouden regeren. Het was de eerste keer dat de mensen van Irak regenten over zich kregen die eerst en vooral aan hun welzijn dachten, omdat al hun eerdere heersers altijd enkel en alleen aan zichzelf hadden gedacht. In drommen traden de mensen van Irak hierdoor Islam binnen. En Khalifa Aboe Bakr (ra) stuurde ‘Amr ibn al ‘Aas (ra) naar Syrië wat uiteindelijk zou eindigen in de legendarische slag van Yamoek. Bij Yamoek namen de moslims onder leiding van Khalid ibn Walid het op tegen ruim 200.000 soldaten van de Byzantijnen, tienmaal hun meerdere, maar toch wonnen de ze.
Door de veldslagen stierven verschillende van de metgezellen van de Boodschapper van Allah (saw), en de vrees ontstond dat ook zij die de Koran hadden verzameld in hun hoofden zich niet aan dit lot zouden onttrekken. Daarop stelde Khalifa Aboe Bakr (ra) Zaid ibn Thaabit (ra) aan om de Koran te verzamelen. Zaid (ra) was één van hen die de Koran verzameld hadden in hun hoofden en hij had ook tot de schrijvers van de Boodschapper van Allah (saw) behoord die de openbaringen op instructie van hem (saw) opschreven. Zaid (ra) kreeg van Khalifa Aboe Bakr (ra) om al de geschreven versies van verzen van de Koran bijeen te brengen. Zaid (ra) heeft gezegd: “Ik zocht de Koran bijeen, van (geschreven op) stukken papier, op schouderbotten, op stukken palmboom schors, en van de borsten van de mensen (wat de mensen gememoriseerd hadden), totdat ik de twee ayaat van soera At Tauba vond bij Khoezayma ibn Thaabit die ik nergens anders had weten te vinden: ‘Voorzeker, een boodschapper is uit uw midden tot u gekomen; het is hard voor hem wat u pijn doet; hij is bezorgd voor uw welzijn, liefderijk en barmhartig voor de gelovigen.’ (9:128)”
Zijn dood
Iets meer dan twee jaar na de dood van de Boodschapper van Allah (saw) werd Khalifa Aboe Bakr (ra) ziek. ‘Oemar (ra) heeft gezegd: “De reden voor de dood van Aboe Bakr was het heengaan van de Boodschapper van Allah (saw). Hij was verontrust en zijn lichamelijke gesteldheid ging achteruit tot hij stierf”. ‘Aiesja (ra) zei: “Hij had een koorts voor vijftien dagen, en ging niet naar buiten voor het gebed. Hij stierf tijdens de nacht van dinsdag, acht dagen voor het einde van Djoemada al Achira in het jaar dertien na Hidjra. Hij was drieënzestig jaar oud”.
Diversen betreffende Aboe Bakr (ra)
Imam As Soejoeti heeft vermeld dat Ibn ‘Oemar (ra) heeft gezegd: “In de tijd van de Boodschapper van Allah (saw) kozen we (de beste van) mensen, en we kozen eerst Aboe Bakr, daarna ‘Oemar, toen ‘Oethman, moge Allah tevreden zijn met hen allen”.
Imam Al Boechari heeft gezegd: “Mohammed bin ‘Ali bin Abi Taalib zei: ‘Ik vroeg mijn vader (‘Ali): ,,Wie is de beste van de mensen na de Profeet (saw)?’’. Hij antwoordde: ,,Aboe Bakr’’. Ik vroeg: ,,En dan wie?’’. Hij antwoordde: ,,‘Oemar’’. Ik was bang dat als ik verder zou vragen dat hij dan zou zeggen ,,‘Oethman’’, dus zei ik: ,,En toen u?’’. Hij (‘Ali) antwoordde: ,,Ik ben maar gewoon één van onder de moslims’’.’.”
‘Abdoerahman Abi Bakr, de zoon van Aboe Bakr (ra), bevond zich ten tijde van de Slag van Badr aan de zijde van de meergodendienaren. Hierover vertelde hij zijn vader later, toen ook hij Islam geadopteerd had: “U werd aan mij blootgesteld als een doelwit bij de Slag van Badr, maar ik draaide me van u weg en heb u niet gedood”. Aboe Bakr (ra) antwoordde: “Als jij aan mij zou zijn blootgesteld als doelwit dan zou ik me niet van je hebben weggedraaid maar je hebben gedood.”
‘Oemar bin Al Khattab (ra) heeft verteld: “De Boodschapper van Allah (saw) gaf ons de opdracht om sadaqa (aalmoezen) te geven zoals ons bezit dit toestond. Dus zei ik (tegen mezelf): ‘Vandaag zal ik nog beter doen dan Aboe Bakr, als ik ooit beter zal kunnen doen hem’, en ik bracht de helft van mijn rijkdom. De Boodschapper van Allah (saw) zei: ‘Wat heb je achtergelaten voor je familie?’. Ik zei: ‘Hetzelfde als dit (wat ik gebracht heb)’. Toen kwam Aboe Bakr met alles dat hij had en hij (saw) zei: ‘Aboe Bakr, wat heb je achtergelaten voor je familie?’. Hij zei: ‘Ik heb voor hen achtergelaten (de leiding van) Allah (swt) en Zijn Boodschapper (saw)’. (‘Oemar ging verder:) Ik zei: ‘Bij Allah, ik zal niets ooit beter kunnen doen dan hem’”.
Imam Al Boechari heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (swt) door ‘Amr bin al Aas werd gevraagd van wie hij het meest hield. Hij zei: “ ‘Aiesja”. ‘Amr vroeg: “En van onder de mannen?”. Hei zei: “Haar vader (Aboe Bakr)”. ‘Amr vroeg: “En dan?”. Hij zei: “ ‘Oemar bin al Khattab”. ‘Amr zei: “En toen noemde hij andere mannen”.