EconomieUncategorized

Het economisch systeem van de Islamitische Staat Al Khilafa

Economisch systeem versus economische wetenschap

In beperkte, individuele zin betekent het Arabische iqtisaad woord “sparen”, “eigendom” en “bezitting”. In ruimere zin, wanneer het onderwerp de economische aangelegenheden van een gemeenschap betreft, dan staat het woord voor “het beheren van eigendom”. In deze ruimere zin omvat iqtisaad dus zowel economische wetenschap als het economisch systeem. Echter, bij een bespreking van het onderwerp iqtisaad, oftewel economie, moet onderscheid gemaakt worden tussen deze beide onderdelen van het onderwerp. Omdat economische wetenschap iets geheel anders is dan het economisch systeem. Economische wetenschap is namelijk de kennis betreffende de manieren waarop bezit ingezet kan worden bij de voortbrenging van goederen en diensten. Het betreft het beheer van de bezittingen en onderzoekt op welke manieren het bezit ten beste benut kan worden voor de voortbrenging van verdere goederen en diensten. Het economisch systeem, daarentegen, houdt zich bezig met de regels waarmee de samenleving de verdeling van het bezit regelt. Oftewel de allocatie van de welvaart in de samenleving over de individuen van de samenleving.

Dit onderscheid tussen wetenschap en systeem is niet enkel theoretisch, het is een praktisch feit. Bijvoorbeeld, bij economische wetenschap kan de samenleving als geheel tot onderwerp genomen worden, zoals wanneer men nadenkt over hoe de productiefactoren van de samenleving op de meest productieve manier benut zouden kunnen worden. In het economisch systeem, daarentegen, moet gekeken worden naar het individu in de samenleving. Het economisch systeem gaat namelijk over de verdeling van de bezittingen van de samenleving. En dit impliceert dat gekeken moet worden naar de individuen in de samenleving, omdat zij het zijn over wie de bezittingen verdeeld moeten worden. Bovendien, alhoewel de hoeveelheid productiefactoren waarover een samenleving beschikt wel een factor van overweging is bij economische wetenschap, is het dit niet bij het economisch systeem. De beste manier van benutten van een productiefactor is afhankelijk van de hoeveelheid productiefactoren waarover men beschikt. Maar de regels waarmee de verdeling van de productie georganiseerd wordt zijn onafhankelijk van de hoeveelheid productiefactoren. En ten slotte, als een type van de wetenschappen behoort de economische wetenschap puur objectief behandeld te worden. Bij het onderzoek naar de beste productiemethoden en de beste benutting van de productiefactoren moet enkel gekeken worden naar het resultaat en men mag geen rekening houden met vooringenomenheid of persoonlijke opvattingen. Het economisch systeem, daarentegen, moet rekening houden met de specifieke visie op het leven die de mensen aanhang. Oftewel, met het basisidee van de ideologie die in de samenleving aangehangen wordt. Want hieruit resulteert de maatstaf die goed en kwaad onderscheidt en uit deze maatstaf resulteert de regelgeving die de allocatie van de middelen over de individuen in de samenleving ordent. Vanuit zowel theoretisch als praktisch perspectief is het derhalve onjuist om economie te benaderen en te behandelen als één onderwerp.

In Al iqtisaad al Islami, oftewel de Islamitische economie, wordt dit verschil tussen wetenschap en systeem onderkend en gerespecteerd. Er is namelijk niets in de geopenbaarde teksten waarin Islam zich uitspreekt over de manieren waarop productie tot stand moet worden gebracht. Dit betekent dat de Islam de mensen vrij laat in hun pogingen het resultaat van hun inspanning te verbeteren. Met andere woorden, Islamitische economie schrijft de mens niet voor hoe deze productiviteitsgroei en welvaartstoename dient te realiseren. Het laat dit aan de mens zelf om uit te vinden. De mens mag en moet productie en productietoename nastreven, gebruikmakende van opgedane kennis en ervaring. Voor Islamitische economie is de manier waarop welvaart gecreëerd wordt dus niet het onderwerp. Islamitische economie houdt zich bezig met de methoden waarmee bezit tot stand wordt gebracht en de methoden waarmee bezit gebruikt wordt. Islamitische economie, met andere woorden, gaat over het economisch systeem.

De aannames in Islamitische economie

De realiteit van de mens is dat hij geschapen is met een bepaalde natuur waarvan hij geen afstand kan doen en die hij niet kan veranderen. De behoeften en instincten zijn deze natuur. Ieder mens vindt zichzelf, heel zijn leven lang, geconfronteerd met de ervaring van behoeften van organische aard en behoeften van instinctieve aard. De bevrediging van de organische behoeften is vereist om het leven in stand te kunnen houden. Het gaat hierbij om de behoefte aan voeding (zowel eten als drinken), de behoefte aan zuurstof, de behoefte aan slaap en de behoefte aan ontlasting van het lichaam van de onverteerbare elementen in de voeding. Tot de bevrediging van de instinctieve behoeften wordt de mens aangespoord in zijn zoektocht naar geluk. Zo spoort het voortplantingsinstinct hem ondermeer aan om de geborgenheid te zoeken die bestaat in goede relaties met gezin en familie, om relaties met het andere geslacht aan te gaan, om een gezin te stichten en om aan voortplanting te doen. Zijn overlevingsinstinct spoort hem aan om te zoeken naar een veilig heenkomen, naar de levenssituatie waarin hij zich geen zorgen hoeft te maken. En zijn aanbiddinginstinct spoort hem aan om, wanneer hij zich zijn eigen beperktheid, behoeftigheid en machteloosheid realiseert, op zoek te gaan naar degene die hem kan helpen en leiden.

Het is vanwege deze natuurlijke drang tot bevrediging van de organische en instinctieve behoeften dat de mens gans zijn leven handelingen verricht. Hij wordt aangezet tot werken voor de totstandbrenging van de dingen waarmee hij zijn behoeften en instincten kan bevredigen, en omdat bezit in zichzelf een instinctieve behoefte bevredigt voortkomende uit het overlevingsinstinct. Daarom zal de mens altijd economische handelingen verrichten, handelingen die ten doel hebben bezit te vergaren of te benutten.
In tegenstelling tot de behoeften komen de verlangens, die bepalen waarop precies de mens zich richt in zijn gedrag om een behoefte te bevredigen, niet voort uit de menselijke natuur. De verlangens komen primair voort uit de ideeën die een mens heeft geaccepteerd als juist. Als iemand over een bepaald feit positieve ideeën heeft geaccepteerd als juist, dan zal hij hierdoor een verlangen koesteren naar dit feit. Bijvoorbeeld, als iemand het idee heeft geaccepteerd dat alcohol lekker smaakt en het het lichaam op goede manier doet ontspannen, dan zal hij ten gevolge hiervan verlangen naar alcohol wanneer de behoefte aan voeding hem dorstig laat zijn of wanneer het overlevingsinstinct in hem de behoefte aan rust en ontspanning naar boven doet komen. Daarentegen zal een persoon die betreffende alcohol het idee heeft geaccepteerd dat dit het verstand bedwelmd, waardoor de mens niet langer in staat is op correcte wijze goed en kwaad te onderscheiden en zich dus verlaagt tot het niveau van de dieren, en dat het een gif is dat het lichaam verziekt, afkeer voelen voor alcohol. Omdat verlangens op de geaccepteerde ideeën gebaseerd zijn, beschikt de mens over de capaciteit zijn verlangens te veranderen. Als zijn verstand inziet dat het door hem als juist geaccepteerde idee eigenlijk onjuist is, dan zal hij dit idee verlaten en op zoek gaan naar een ander idee hiervoor in de plaats. Vroeg of laat zal dan ook het verlangen dat resulteerde uit dit idee de mens verlaten. Wat dit proces van verandering van verlangens kan vertragen is de gewoonte die opgebouwd wordt wanneer de mens zich overgeeft aan zijn verlangens. Daarmee kan gezegd worden dat gewoonte een secundaire bron is waaruit verlangens voortkomen.

Zowel het overlevingsinstinct als het voortplantingsinstinct zet de mens ertoe aan om in groepen en gemeenschappen te leven. Daarom is de mens van nature een sociaal wezen dat relaties onderhoudt met de andere mensen. Bovendien, de handelingen die de mens verricht in de poging zijn organische en instinctieve behoeften te bevredigen doen eveneens relaties ontstaan tussen hem en de andere mensen. Wanneer een gemeenschap dan afspraken begint te maken betreffende deze relaties, betreffende de manier waarop de leden van de gemeenschap voort zullen gaan in het onderlinge verkeer, dan ontwikkelen zich in feite permanente relaties tussen de leden van deze gemeenschap. Want deze afspraken zijn systemen, en omdat de systemen die een gemeenschap implementeert op ieder moment op ieder van de leden van de gemeenschap van werking zijn zonder dat iemand in de gemeenschap zich hieraan kan onttrekken. Hierdoor verwordt deze gemeenschap dan tot een samenleving, omdat een samenleving een verzameling individuen is tussen wie permanente relaties bestaan.

Dit betekent dat een economisch systeem moet kijken naar zowel het individu als naar de samenleving. Het economisch systeem moet kijken naar de individuen in de samenleving omdat ieder systeem de opdracht heeft om de belangen van de individuen te behartigen. Het economisch systeem moet eveneens kijken naar de samenleving omdat het systeem de samenleving tot bestaan brengt. Want de samenleving bestaat omdat door de implementatie van het systeem permanente relaties ontstaan. Ten slotte moet het economisch systeem kijken naar zowel het individu als naar de samenleving omdat de belangen van het individu niet correct behartigd worden wanneer de relaties tussen de mensen niet correct zijn, en omdat de belangen van de samenleving niet correct behartigd worden wanneer het met de individuen in de samenleving niet goed gaat. Maar, het behartigen van de belangen van de individuen in de samenleving is niet hetzelfde als het behartigen van de belangen van de samenleving. Men kan niet zeggen dat de belangen van de individuen behartigd zijn doordat de productie in de samenleving toegenomen is, of omdat de welvaart in de samenleving vergroot is. En men kan ook niet zeggen dat de belangen van de samenleving behartigd zijn omdat de behoeften van de mensen bevredigd zijn. Behartiging van de belangen van de individuen in de samenleving vereist dat gekeken wordt naar de bevrediging van de behoeften van de individuen in de samenleving. Behartiging van de belangen van de samenleving vereist dat gekeken wordt naar de productie en de welvaart in de samenleving, en naar de kwaliteit van relaties die bestaan tussen de individuen in de samenleving.

Daarom accepteert Islamitische economie de behoeftes van de mensen zoals ze zijn, omdat dezen onderdeel zijn van de menselijke natuur. Daarentegen accepteert Islamitische economie de verlangens van de mensen niet altijd zoals ze zijn. Omdat de verlangens niet onderdeel zijn van de menselijke natuur maar resulteren uit de geadopteerde ideeën en dus veranderd kunnen worden en omdat de verlangens de handelingen van de mensen sturen en richten, terwijl de handelingen van invloed zijn op de relaties tussen de mensen. De verlangens zijn dus van invloed op het welzijn van het individu en de samenleving. Islamitische economie brengt daarom allereerst een ordening aan in de verlangens, door uiteen te zetten welke verlangens mogen bestaan en nagestreefd mogen worden en welke verlangens niet nagestreefd mogen worden en veranderd moeten worden. En vervolgens brengt Islamitische economie een ordening aan in de handelingen, door uiteen te zetten welke handelingen toegestaan zijn en welke niet. Op deze manier zorgt Islamitische economie ervoor dat ieder mens in staat wordt gesteld om zijn behoeftes te bevredigen en dat gelijktijdig het samenleven van de mensen gezond blijft en de samenleving dus beschermd wordt.

De probleemstelling in Islamitische economie

Het onbevredigd blijven van de organische en instinctieve behoeften is het echte probleem voor de mens, omdat zijn natuur hem in het leven voortdrijft om te zoeken naar bevrediging van deze behoeften. Echter, het probleem van het onbevredigd blijven van de instinctieve behoeften is van een andere orde van grootte dan het probleem van het onbevredigd blijven van de organische behoeften. Al wat kan resulteren uit het onbevredigd blijven van de instinctieve behoeften, namelijk, is een gevoel van ontevredenheid. Terwijl de dood resulteert bij het onbevredigd blijven van de organische behoeften. Het onbevredigd blijven van de organische behoeften is daarom het werkelijke, fundamentele economisch probleem. En de kern van dit probleem is de verdeling van de welvaart over de mensen. Omdat de organische behoeften beperkt zijn en niet oneindig en omdat de middelen die nodig zijn om deze behoefte te bevredigen bij gans de wereldbevolking voorhanden zijn op aarde.

De doelstelling van Islamitische economie

In Islamitische economie is het uitgangspunt dat ieder mens een recht heeft op het voedsel dat hij nodig heeft, de kleding die hij nodig heeft, en behuizing. Het economisch systeem van Islam kent daarom als doel een verdeling van de welvaart van een samenleving te realiseren die al de mensen in de samenleving in staat stelt tenminste zijn behoefte aan voedsel, kleding en onderdak te bevredigen. En om daarna, als dit gerealiseerd is, de mensen in de samenleving in staat te stellen om de bevrediging van (een deel van) de behoefte aan luxe na te kunnen streven. Zo, namelijk, wordt het fundamentele economische probleem van het individu opgelost.

De methode van Islamitische economie

Bevrediging van de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak voor alle mensen wordt gerealiseerd door de methoden waarop bezit tot stand mag worden gebracht en benut mag worden op de juiste wijze te ordenen. Want door dit te ordenen kan de verdeling van de welvaart tot stand gebracht worden die noodzakelijk is voor bevrediging van de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak van alle mensen. Hiernaast moeten de mensen aangespoord worden om binnen het door het economisch systeem tot stand gebrachte kader te werken aan bevrediging van de behoeften. Want dit is noodzakelijk om de menselijke creativiteit aan te sporen, waardoor de samenleving zichzelf kan ontwikkelen en de mensen zich kunnen ontplooien. In Islamitische economie is daarom iedere volwassen persoon die in staat is om arbeid te verrichten, verplicht om zichzelf en de personen onder zijn hoedde van onderhoud te voorzien. Met andere woorden, het is hem verplicht om tenminste het bezit tot stand te brengen waarmee hijzelf en de personen onder zijn hoede hun behoefte aan voedsel, kleding en onderdak kunnen bevredigen. Wanneer een individu deze verantwoordelijkheid heeft maar niet in staat is deze te dragen, dan zijn diens volwassen kinderen of erfgenamen verplicht deze verantwoordelijkheid op zich te nemen. Oftewel, dan het is hen verplicht om tenminste het bezit tot stand te brengen waarmee de betrokken personen hun behoefte aan voedsel, kleding en onderdak kunnen bevredigen. Als ook de volwassen kinderen of erfgenamen hier niet toe in staat zijn, of als er geen volwassen kinderen of erfgenamen zijn, dan gaat de verantwoordelijkheid voor totstandbrenging van tenminste het bezit waarmee de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak bevredigd kan worden over op de Islamitisch Staat. Want Islam staat niet toe dat de samenleving iemand van onder hen onbevredigd laat voor wat betreft de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak. De Islamitische Staat heeft daarom de plicht gekregen om ervoor zorg te dragen dat de samenleving haar plicht ten opzichte van de individuen onder haar nakomt.

Vervolgens, als de bevrediging van de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak voor iedereen gerealiseerd is, wordt het individu aangespoord om te werken aan de bevrediging van de overige behoeftes, de behoefte aan luxe in feite, en om de luxe te benutten en hiervan te genieten.

Het economisch systeem in Islam

Zoals gezegd wordt de juiste verdeling van de welvaart over de samenleving gerealiseerd door ordening aan te brengen in de methoden waarmee bezit tot stand wordt gebracht en de methoden waarmee bezit wordt gebruikt. Islam vraagt de mensen dus niet om sommigen van hun behoeften te negeren en onbevredigd te laten, om zo bevrediging van de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak voor iedereen mogelijk te maken. En evenmin laat Islam de mens en zijn verlangens volledig vrij, in de hoop zo bevrediging van de behoefte aan voedsel, kleding en onderdak voor iedereen te zullen realiseren. In Islamitische economie wordt de mens geacht een bepaald kader in acht te nemen die de grenzen aangeven voor wat betreft de handelingen. En waarbinnen de mens dus zal moeten bewegen in zijn zoektocht naar bevrediging van zijn organische en instinctieve behoeften. Deze grenzen vormen het economisch systeem van Islam en zij worden in het nu volgende geïntroduceerd.

Bezit in het economisch systeem van Islam

De ordening van Islamitische economie begint met een definiëring van bezit. Bezit is gedefinieerd als de toestemming van Allah (swt) een bepaald goed of dienst te gebruiken. Dit betekent dat de dingen die Allah (swt) de moslims verboden heeft te gebruiken, zoals alcoholische drank en verdovende middelen die de werking van het verstand beïnvloeden, ook niet in het bezit van de moslims mogen zijn.
Hiernaast maakt het economisch systeem van Islam een onderscheid tussen privaat bezit en publiek bezit. Het verschil tussen privaat bezit en publiek bezit uit zich in de rechten die voortvloeien uit het bezit. In het geval van privaat bezit bestaat er een toestemming van Allah (swt) om een goed te benutten, maar ook een toestemming om de benutting van het goed door anderen te beperken. Met andere woorden, in geval van privaat bezit mag de bezitter het goed gebruiken zoals hij wil, binnen de grenzen gesteld door Islam, en anderen ervan weerhouden het goed te gebruiken. Ook in het geval van publiek bezit bestaat er een toestemming van Allah (swt) om een goed te benutten, maar geen toestemming om de benutting van het goed door anderen te beperken. Publiek bezit, met andere woorden, is een bezit dat gedeeld wordt door al de moslims. Ieder van de moslims mag het feit dat publiek bezit is benutten, en niemand van hen mag anderen ervan weerhouden om het publiek bezit te benutten.

Het publiek bezit valt in drie categorieën uiteen. Ten eerste omvat het publiek bezit de openbare voorzieningen waarzonder het individu niet kan in het dagelijks leven. Dit betekent dat zaken zoals de (drink)watervoorziening of de elektriciteitsvoorziening niet in bezit mogen zijn van een individu, omdat de samenleving als geheel van dezen afhankelijk is. Ten tweede omvat het publiek bezit al de feiten waarvoor geldt dat als gevolg van hun schepping, de benutting van het feit niet redelijkerwijs kan worden beperkt. Hiermee worden feiten bedoeld zoals rivieren, kanalen en zeeën. Want mocht bijvoorbeeld een deel van een rivier privaat bezit worden van een individu, dan zou gans de rivier, ook het deel dat niet in privaat bezit is, haar nut verliezen. De rivier zou niet meer als transportroute benut kunnen worden, wanneer deze door een stuk privaat bezit in tweeën gesneden is. En als een chemische fabriek een deel van een rivier in privaat bezit zou nemen en zou benutten als afvalplaats, dan zou hierdoor gans de rivier verpest worden. Ten derde omvat het publiek bezit de natuurlijke mineralen die zich in ongewonnen staat in de grond bevinden en waarvan de hoeveelheid niet precies vast te stellen valt. Te denken valt aan feiten zoals olie, goud, uranium, ijzererts, et cetera, wanneer zij zich nog in ongewonnen staat in de grond bevinden. Eenmaal deze feiten uit de grond gewonnen zijn en precieze hoeveelheden vast te stellen zijn, dan kunnen deze feiten privaat worden.

Het publiek bezit wordt gedeeld door al de moslims zodat het voordeel dat schuil gaat in deze feiten gedeeld zal worden door al de moslims. In sommige gevallen is dit eenvoudig realiseerbaar, zoals in het geval van openbare wegen, rivieren, kanalen en zeeën. Ieder individu is eenvoudig in staat het voordeel te benutten dat deze feiten bieden, zonder dat hij hierdoor het recht van een ander op dit voordeel schendt. Hij kan bijvoorbeeld eenvoudig drinken uit een bron, een rivier bevaren, een weg bewandelen en een kanaal benutten ter irrigatie van zijn land, zonder dat een ander hierdoor geschaad wordt in zijn rechten. Voor anderen van de publieke goederen is het benutten van het voordeel niet zo eenvoudig voor een individu, zoals in het geval van de ongewonnen mineralen. Voor deze feiten heeft Islam de Islamitische Staat de verantwoordelijkheid gegeven om ervoor te zorgen dat het voordeel dat schuilgaat in deze feiten benut kan worden door al de moslims. Dit betekent dat de Islamitische Staat de verantwoordelijkheid kent om te zorgen voor de winning, verwerking en verkoop van de mineralen waarover de moslims beschikken. De verkoop aan de moslims moet plaatsvinden tegen maximaal kostprijs, omdat de moslims de effectieve eigenaren zijn van de ongewonnen mineralen. Verkoop aan derden daarentegen moet tegen marktprijzen plaatsvinden, omdat bij een prijs lager dan deze de bezitters van de mineralen nadeel toegebracht wordt. De opbrengst die resulteert uit de verkoop van deze mineralen dient dan door de Islamitische Staat uitgegeven worden op een zodanige wijze dat het ten voordeel komt van de moslims. Bijvoorbeeld voor de aanleg van infrastructuur, de bouw van scholen en onderzoekscentra, of voor directe uitkeringen aan de moslims.

Een belangrijke reden voor dit onderscheid tussen privaat en publiek bezit is de realiteit van sommige feiten, namelijk dat al de mensen er van afhankelijk zijn. Zouden deze feiten privaat bezit worden, dan zou de benutting van het voordeel in dit feit beperkt worden tot één enkel individu en zouden al de andere mensen afhankelijk zijn gemaakt van dit individu. En dit is niet enkel slecht voor het economisch welzijn van de samenleving en de individuen in de samenleving, het is ook slechts voor het welzijn van de samenleving omdat relaties van afhankelijk tussen mensen ongezonde relaties zijn.

Het totstandbrengen van bezit in het economisch systeem van Islam

Om bevrediging van de basisbehoeften te realiseren en om (gedeeltelijke) bevrediging van de behoefte aan luxe te kunnen realiseren, dienen de goederen en diensten beschikbaar te zijn voor het individu. Maar ze zullen het individu nooit ter beschikking staan als hij het bezit ervan niet nastreeft. Daarom spoort Islam de mensen aan om te werken aan de totstandbrenging van bezit. Maar, het vrijlaten van het werk voor totstandbrenging van bezit zal de relaties tussen mensen verstoren en chaos doen heersen in de samenleving. Want in het economisch systeem dat de methoden waarop bezit tot stand mag worden gebracht niet ordent, geldt enkel het recht van de sterkste. In de afwezigheid van een ordening zullen dezen zich alles toe-eigenen. Een dergelijk systeem zal nooit als rechtvaardig gekarakteriseerd kunnen worden, omdat het individuen onbevredigd zal laten en omdat het de relaties tussen mensen enkel op basis van “macht versus onmacht” en “sterk versus zwak” zal laten zijn.

In het economisch systeem van Islam zijn er vijf methoden waarop bezit tot stand mag worden gebracht. Dezen zijn:

1. De methode van werk
2. De methode van nalatenschap
3. De methode van overdracht
4. De niet-ruilgerelateerde methode
5. De methode van noodzaak

De meesten van deze methoden behoeven geen tot weinig uitleg. De methode van nalatenschap, bijvoorbeeld, betreft de erfenissen. De methode van overdracht betreft de overhandiging door de Islamitische Staat van feiten die onder het privaat bezit vallen maar die in het bezit zijn van de Staat, aan de mensen. En de niet-ruil gerelateerde methode betreft de cadeaus die mensen elkaar geven, de giften en de schenkingen. Betreffende de methode van werk heeft Islamitische economie specifiek eigen ideeën, en deze methode vereist en verdiend daarom verdere uitleg. De methode van noodzaak, ten slotte, vereist en verdiend eveneens verdere uitleg, want deze is uniek voor Islamitische economie.
Voor wat betreft de methode van werk, het is vereist dat inspanning een rol speelt bij de verdeling van de welvaart van een samenleving over de individuen in de samenleving. Dit is namelijk een belangrijke stimulans voor de creativiteit van de mens. En wil de samenleving vooruitkomen op materieel vlak, dan is stimulering van de menselijke creativiteit noodzakelijk. Er bestaan binnen het economisch systeem van Islam verschillende vormen van arbeid die gedaan kunnen worden. Een individu kan “dood land” land bewerken door het te omheinen en dan ofwel gereed te maken voor landbouw of voor bebouwing. Dood land is het braakliggend land dat geen eigenaar heeft. Wie die dit type van land omheint en dan bewerkt, het ploegt om te beplanten of egaliseert om te bebouwen, heeft daarmee dit land tot zijn bezit gemaakt.

Er kan ook gewerkt worden om schatten aan de aarde te onttrekken. In de aarde bevinden zich namelijk niet enkel feiten die tot het publiek bezit behoren. Tot het publiek bezit behoort alles dat zich in ongewonnen toestand in de grond bevindt, waarvan de precieze hoeveelheid niet vastgesteld kan worden, en dat de gemeenschap als geheel nodig heeft. Schatten die in de aarde begraven zijn behoren daarom niet tot de publieke goederen, omdat zij niet oorspronkelijk tot de aarde behoren. Ook wanneer de aarde op een specifieke plaats slechts een kleine hoeveelheid van een mineraal bevat, waardoor de gemeenschap niet van deze bron afhankelijk is, dan behoort deze bron niet tot de publieke goederen. En de steengroeven behoren niet tot de publieke goederen omdat de samenleving niet afhankelijk is van het steen uit een specifieke steengroeve. Wie werkt om deze feiten die niet tot het publiek bezit behoren te onttrekken aan de aarde, die mag deze zaken tot bezit nemen.

Men kan werken in de vorm van jagen. De feiten die door de jacht gevangen worden, worden daardoor het bezit van de jager. Dit jagen omvat tevens activiteiten zoals vissen, het verzamelen van bessen en champignons van het land, en het verzamelen van sponzen en parels uit de zee.

Vertegenwoordiging is ook een vorm van werk waardoor bezit tot stand mag worden gebracht. Men mag namens iemand anders handelen en kopen of verkopen, in ruil voor een vergoeding. Echter, indien de vertegenwoordiger als verkoper optreedt dan is het hem niet toegestaan om betalingen zoals commissies tot bezit te nemen. Deze betaling komt namelijk rechtmatig toe aan degene die vertegenwoordigt wordt en dient dus aan hem overhandigd te worden. Hetzelfde geldt voor kortingen wanneer de vertegenwoordiger optreedt als koper. Ook dit komt rechtmatig toe aan de vertegenwoordigde en niet aan de vertegenwoordiger.

Ten slotte kan men ook in loondienst treden. Loondienst wordt gedefinieerd als een overeenkomst waarbij de werknemer de werkgever een bepaald voordeel doet toekomen, in ruil waarvoor de werkgever de werknemer een bezit doet toekomen. Deze overeenkomst heeft als basis of een bepaald voordeel dat resulteert uit de arbeid, of de arbeid zelf. In het eerste geval moet de overeenkomst het aantal eenheden waarvoor de overeenkomst geldig is specificeren. In geval de overeenkomst op de arbeid zelf gebaseerd is en niet het resultaat van de arbeid, dan dient de overeenkomst uiteen te zetten welk werk gedaan moet worden, tegen welk loon en de inspanning die door de werkgever verwacht wordt (arbeidsuren). De persoon die in loondienst treedt mag hierbij niet boven zijn vermogen belast worden. Bij loondienst geeft het individu dus zijn tijd en inspanning om bezit tot stand te brengen.

Voor wat betreft de methode van noodzaak, zoals al eerder gezegd is een uitgangspunt van Islamitische economie dat bevrediging van de behoefte aan voeding, kleding en onderdak een recht is voor ieder mens. Het mogelijk maken van bevrediging van de behoefte aan voeding, kleding en onderdak is in eerste instantie een plicht op de man in het gezin. Hij is verantwoordelijk voor de bevrediging van de behoefte aan voeding, kleding en onderdak van al de mensen in zijn gezin. Hierbij is het een plicht op de Islamitische Staat om ervoor te zorgen dat werk beschikbaar is voor al de mannen die tot werken instaat zijn, zodat hen ook effectief de mogelijkheid wordt gegeven om de bevrediging van deze behoeften bij de mensen onder hun hoede te realiseren. Indien de man in het gezin ten gevolge van ouderdom, ziekte of invaliditeit niet in staat is om de mensen onder zijn hoede van onderhoud te voorzien, dan gaat deze verantwoordelijkheid over op zijn volwassen kinderen of erfgenamen. Mocht dit geen oplossing zijn voor het probleem dan gaat de verantwoordelijkheid voor het onderhoud over op de Islamitische Staat. Indien de Staat niet in over de middelen beschikt om deze plicht na te kunnen komen, dan moet de Staat de meest welvarende mensen in de samenleving aansporen om hun rijkdommen te delen met de behoeftigen. Indien de rijken dit nalaten in vrijheid, dan moet de Staat nemen van de rijkdommen van de meest welvarende mensen om dit vervolgens te geven aan de behoeftigen. In eerste instantie moet genomen worden van de meest rijken, de mensen die het grootste overschot aan bezit hebben. [1] Van hen mag het deel genomen worden dat hen de meest rijken maakt, tot het punt dat zij tezamen met anderen de meest rijken zijn. Als op dat punt nog steeds niet iedereen zijn behoefte aan voeding, kleding en onderdak heeft kunnen bevredigen, dan moet de Staat van de rijkdom van deze groep meest rijken nemen, tot het punt dat zij tezamen met nog anderen de meest rijken zijn. En als op dat punt nog steeds niet iedereen zijn behoefte aan voeding, kleding en onderdak heeft kunnen bevredigen, dan moet de Staat van de rijkdom van deze groep meest rijken nemen, tot het punt dat zij tezamen met nog anderen de meest rijken zijn. Dit moet zo door gaan totdat iedereen in de samenleving in staat is zijn behoefte aan voeding, kleding en onderdak te bevredigen. Maar indien er in de samenleving voldoende welvaart is voor bevrediging van de behoefte aan voeding, kleding en onderdak voor alle mensen, maar niemand van de welvarende mensen deelt met de mensen die behoefte hebben aan voeding, kleding en onderdak; en de Staat de welvarende mensen ook niet dwingt om te delen met de mensen die behoefte hebben aan voeding, kleding en onderdak; dan mogen de mensen die behoefte hebben aan voeding, kleding en onderdak uit noodzaak nemen wat zij nodig hebben voor de bevrediging van deze behoeften. Want zolang de middelen ter bevrediging van deze behoeften beschikbaar zijn in de samenleving is het niet toegestaan dat iemand onbevredigd blijft voor wat betreft voedsel, kleding en onderdak.

De benutting van bezit in het economisch systeem van Islam

In het economisch systeem van Islam mag het bezit op slechts drie manieren benut worden. Het mag geconsumeerd worden, het mag gebruikt worden voor de totstandbrenging van verder bezit, of het mag weggegeven worden.

Om de regelgeving voor wat betreft het gebruik van het bezit voor consumptie uiteen te kunnen zetten moet consumptie allereerst gedefinieerd worden. Consumptie als economische term betekent “het vergaren van goederen en diensten om de behoeften te bevredigen”. Men consumeert bijvoorbeeld melk door het drinken. Men consumeert kleding door het te dragen. En men consumeert het huis door er in te wonen. Betreffende consumptie is de algemene regel dat het bezit enkel benut mag worden voor hetgeen Allah (swt) heeft toegestaan, en niet voor hetgeen Allah (swt) niet heeft toegestaan. Als zodanig is het onmogelijk om al de Islamitische wetten betreffende consumptie te behandelen. Want het aantal Islamitische wetten betreffende consumptie is oneindig omdat de mogelijke manieren van consumptie in heden en toekomst oneindig zijn en Islam betreffende iedere mogelijkheid een oordeel heeft. Desalniettemin het is toch van waarde om enkele van de Islamitische wetten betreffende consumptie te behandelen. Voor bijvoorbeeld de bevrediging van de organische behoefte aan voeding heeft Islam bijna alle mogelijke manieren toegestaan, behalve varkensvlees, het niet ritueel geslachte vlees, bloed en alcohol. Derhalve mag het bezit niet uitgegeven worden voor de consumptie van deze zaken. Islam heeft ook gokken verboden verklaard. Gokken is gerelateerd aan het overlevingsinstinct waaruit een behoefte aan opwinding resulteert. Islam heeft de mensen verboden om deze behoefte middels gokken te bevredigen. Derhalve mag het bezit niet uitgegeven worden aan gokken.

Specifiek voor wat betreft geld is de regel met betrekking tot consumptie dat het niet opgepot mag worden. Hierbij moet opgemerkt worden dat oppotten anders is dan sparen. Sparen is namelijk een uitstel van besteding. Men spaart geld om op een later moment een grote uitgave te kunnen doen. Dus bij sparen houdt men het geld in bezit terwijl men er een besteding voor in gedachten heeft. Van oppotten, daarentegen, is sprake wanneer men geld in bezit houdt zonder dat men hiervoor een besteding in gedachte heeft. De handeling van het oppotten van geld is gerelateerd aan het overlevingsinstinct, wat de mens er toe kan drijven om te proberen zoveel mogelijk geld in bezit te houden. Omdat Islam deze manier van bevrediging van het overlevingsinstinct verboden heeft, heeft het deze manier van consumptie van geld verboden. Dit betekent dat het geld in bezit gespaard mag worden, maar uiteindelijk wel uitgegeven moet worden en rond moet gaan in de samenleving.

Betreffende het dode land dat een individu tot eigendom heeft genomen geldt een soortgelijke regel. Ook het dode land mag niet “opgepot” worden. Het moet binnen een periode van drie jaar benut worden, anders vervalt het eigendom over het land. Het dode land mag benut worden zowel voor consumptie als voor de totstandbrenging van verder bezit. Het dode land zou voor consumptie gebruikt worden wanneer het bijvoorbeeld ingericht wordt als bouwgrond. (Alhoewel dit ook met het doel van handel en dus de totstandbrenging van verder bezit gedaan kan worden). En het zou voor de totstandbrenging van verder bezit gebruikt worden wanneer het ingericht wordt als landbouwgrond en daarna benut wordt voor landbouw. Als één van deze twee vormen van benutting van het dode land niet binnen drie jaren plaatsgevonden heeft, en het land dus dood gelaten is, dan verliest de eigenaar zijn eigendomsrecht en dan staat het iemand anders vrij om het land te omheinen en het daarmee van hem te maken. Ook voor hem geldt dan de regel dat het (nog steeds) dode land binnen een periode van drie jaar benut moet worden. In de periode van drie jaar is degene die het dode land omheind heeft de eigenaar, en hij mag het land derhalve verkopen, ook als hij de status “dood” van het land nog niet heeft opgeheven door het in te richten voor beplanting of bebouwing. Als het land eenmaal ingericht is, dan vervalt de classificatie “dood land”.

Betreffende het land dat ingericht is als landbouwgrond, dit land moet werkelijk bewerkt worden. Anders vervalt het eigendom eveneens na drie jaar. Dit geeft de eigenaar van landbouwgrond drie manieren om het land te benutten. Of hij onderneemt de bewerking van het land in eigen beheer, waarvoor het toegestaan is mensen in dienst te nemen om het werk te verrichten; of hij geeft het weg aan anderen om te bewerken, of hij verkoopt het. Verhuur van landbouwgrond is niet toegestaan, evenmin als leasing. De eigenaar van landbouwgrond heeft dus drie jaar de tijd om voor het land een toepassing te vinden of om het te verkopen. Waar de grens van drie jaren is verstreken zonder dat dit plaats gevonden heeft, daar neemt de Islamitische Staat dit bezit af om het te verdelen onder haar onderdanen die het wel productief kunnen gebruiken.

Voor wat betreft de benutting van bezit voor de totstandbrenging van verder bezit, dit kan op twee manieren te weten handel en industrie. In handel is het leidende principe in Islamitische economie dat enkel gehandeld mag worden in de feiten waarvan het bezit is toegestaan. Hiernaast is de handel in geld, oftewel het uitlenen van geld om in de toekomst meer terug te krijgen, is en strengste verboden. Ook al is het bezit van geld toegestaan. Verder bestaan er verschillende eisen betreffende de handelsovereenkomst. In Islam is voor iedere handelsovereenkomst het bestaan van twee partijen, een feit, en zowel aanbod als acceptatie vereist. Als zodanig is een verkoopovereenkomst afgesloten wanneer twee partijen het feit duidelijk gedefinieerd hebben en de woorden “ik heb aangeboden tegen deze-en-deze prijs” en “ik heb geaccepteerd”, of woorden of handelingen van gelijke betekenis, hebben uitgesproken. Het is dus niet toegestaan om iets te verkopen dat men niet in bezit heeft, want dan bestaat er geen feit. En handel in rechten, zoals het recht om in de toekomst iets te kopen of te verkopen tegen een bepaalde prijs, is evenmin toegestaan. Verder mogen geen voorwaarden in de overeenkomst opgenomen worden die de kopende partij beperken in zijn benutting van het onderwerp van de overeenkomst als de koop eenmaal gesloten is. Bijvoorbeeld voorwaarden die verbieden dat de koper het feit doorverkoopt. Of voorwaarden die de kopende partij verplichten tot verdere transacties, zoals wanneer de koper door de autoverkoper verplicht wordt om het onderhoud van de wagen bij een bepaalde garage plaats te laten vinden. Het is ook vereist dat er duidelijkheid en eerlijkheid bestaat in de overeenkomst. Het moet duidelijk zijn wat precies gekocht wordt en de staat waarin het verkeerd. Het is dus niet toegestaan dat de verkoper de bij hem bekende gebreken van het feit achterhoudt, zodat de koper hiervan niet op de hoogte is op het moment van de koop. Het is ook verboden om misbruik te maken van onwetendheid. Dus de verkoper mag geen misbruik maken van onwetendheid bij de koper door een prijs te vragen die veel hoger is dan de geldende marktprijs, en de koper mag geen misbruik maken van onwetendheid bij de verkoper door een prijs te bieden die veel lager ligt dan de marktprijs. Zowel het achterhouden van belangrijke informatie betreffende het feit als misbruik maken van onwetendheid zijn redenen om de overeenkomst ongeldig te verklaren.

Industrie is in essentie “het veranderen van de eigenschappen van feiten” zoals in het voorbeeld van ruwe olie dat wordt omgezet in asfalt, stookolie, benzines en gassen. Of “het combineren van eigenschappen van feiten” zoals wanneer verschillende oliën en mineralen tot een parfum gecombineerd worden. Deze beide vormen van industrie zijn toegestaan in Islam en men mag deze activiteiten zowel in eigen beheer verrichten, als anderen verzoeken deze activiteiten te ondernemen. In welk geval de regelgeving betreffende loondienst van toepassing is. Maar gezien het feit dat industrie tegenwoordig hoofdzakelijk door ondernemingen verricht wordt, is het vooral de Islamitische regelgeving betreffende vennootschap die bij het onderwerp industrie van belang is.

Vennootschappen in het economisch systeem van Islam

Een vennootschap is een overeenkomst tussen twee (of meer) partijen en betreft de intentie samen te werken aan een bepaalde zaak, met als doel het maken van winst. Zoals altijd het geval bij overeenkomsten volgens Islam behoort ook een overeenkomst als deze zowel een aanbod als een acceptatie te bevatten, en dus de woorden “ik ben met jouw een vennootschap overeengekomen betreffende deze of gene zaak” en “ik heb geaccepteerd”, of woorden of handeling van gelijke betekenis. Islam kent vijf soorten van vennootschapsovereenkomsten:

1. Al ‘Inaan (vennootschap van gelijken)
2. Al Abdan (vennootschap van personen)
3. Al Moedharaba (vennootschap van kapitaal en personen)
4. Al Woedjoe (vennootschap van naam)
5. Al Moefawadha (vennootschap van onderhandeling)

De overeenkomst Al ‘Inaan is waar twee partijen kapitaal inbrengen in de te vormen onderneming en zowel het werk in de onderneming als de winsten van de onderneming delen. Onder Al ‘Inaan zijn de partners gelijken, ondanks het mogelijke verschil in kapitaal dat elk van hen in de vennootschap ingebracht heeft. Dit betekent dat beiden bevoegd zijn te kopen, te verkopen, te huren of te verhuren namens de vennootschap zonder dat verdere toestemming hiervoor van de andere partner noodzakelijk is. De afspraak van één van de partners is bindend voor de vennootschap, met andere woorden. Het is de partners niet toegestaan om een derde persoon als persoonlijk afgevaardigde te laten werken in de onderneming. De partner moet zelf het werk in Al ‘Inaan verrichten. De winsten die de vennootschap weet te realiseren worden verdeeld onder de partners zoals bij hun overeenkomst is afgesproken. Enkel verliezen worden gedeeld over de partners naar inbreng van het startkapitaal.

In de vennootschapsvorm Al Abdan komen twee of meer partners een vennootschap overeen zonder startkapitaal in te brengen, enkel hun arbeid. De arbeid kan zowel fysiek als intellectueel van aard zijn. De partners hoeven niet per se van gelijk beroep te zijn. Zij mogen de verantwoordelijkheden die komen met een vennootschap – boekhouden, kopen, verkopen, et cetera – onder elkaar verdelen. Al de partners in Al Abdan hebben gelijke en volledige zeggenschap over de vennootschap. Dit betekent dat afspraken gedaan door één van de partners bindend zijn voor de vennootschap, en dat betaling door afnemers aan één van de partners deze afnemer van zijn verplichtingen ontdoet. Ook in Al Abdan mogen de partners geen gebruik maken van afgevaardigden en moeten ze zelf het werk verrichten. De winsten en verliezen die resulteren uit Al Abdan worden verdeeld zoals afgesproken bij de oprichting van de vennootschap.

De vennootschapsvorm Al Moedharaba is een overeenkomst waarbij één van de partijen het kapitaal van de onderneming inbrengt en de andere partij het werk verricht. De winsten worden verdeeld over beide partners zoals afgesproken bij de oprichting van de vennootschap. Mogelijke verliezen komen volledig ten laste van het kapitaal van de onderneming. In dit geval heeft degene van de partners die de arbeid inbrengt in de onderneming voor niets gewerkt. In Al Moedharaba gaat de zeggenschap over het kapitaal over van de partner die het kapitaal inbrengt in de vennootschap, op degene die de arbeid inbrengt in de vennootschap. Dit is omdat in Al Moedharaba het kapitaal ter beschikking wordt gesteld aan degene die de arbeid inbrengt, zodat hij ermee kan werken of handelen. Wel kunnen de manieren waarop de arbeider in de vennootschap om mag gaan met het kapitaal beperkt worden. Er mag als onderdeel van de oprichtingsovereenkomst bijvoorbeeld gestipuleerd worden dat enkel in wol gehandeld mag worden, of dat niets geëxporteerd mag worden. De Moedharaba neemt een aanvang met de overdracht van het kapitaal op degene die de arbeid gaat verrichten, en niet met de totstandkoming van de overeenkomst tussen de beide partners.

Bij Al Woedjoe stelt een partner kapitaal ter beschikking aan twee of meer partners die de arbeid voor de vennootschap zullen verrichten. Dit is dus een vennootschap min of meer in lijn met Al Moedharaba, zij het dat in dit geval twee of meer partners de arbeid in de vennootschap zullen verrichten. Onder Al Woedjoe hebben de partners die tezamen het lichaam van de vennootschap uitmaken gelijke en volledige zeggenschap over de vennootschap en zijn afspraken die zij maken bindend voor de vennootschap. Een specifieke vorm van Al Woedjoe is waar twee of meer partners een overeenkomst afsluiten om samen in te kopen, zonder voor hun vennootschap kapitaal te zoeken bij een derde partij maar door gebruik te maken van de reputatie van één van de partners om op afbetaling te kunnen kopen.

Al Moefawadha, ten slotte, is de naam voor de vennootschapsvorm waarbij de karakteristieken van al de voorgaande vennootschapsvormen worden gemengd. Bijvoorbeeld, een partner brengt kapitaal in de vennootschap in, evenals twee andere partners in de vennootschap die echter tezamen met hun kapitaal tevens arbeid inbrengen. Bovendien kan de vennootschap gebruik maken van de reputatie van één van de partners om op krediet in te kunnen kopen wat nodig is. Een dergelijke overeenkomst is door Islam toegestaan omdat zij is gebaseerd op vormen van overeenkomsten die toegestaan zijn.

De verantwoordelijkheden voor de Islamitische Staat in het economisch systeem van Islam

Gezien de verantwoordelijkheden die de staat zijn toebedeeld bij de ordening van economisch leven van haar onderdanen kan men zeggen dat de rol van de Islamitische Staat in drie verantwoordelijkheden uiteenvalt. Enerzijds is het de verantwoordelijkheid van de staat de geboden en verboden van Allah (swt), de sjari’a, ten uitvoer te brengen. Dit is een algemene regel en geldt dus evenzeer voor de geboden en verboden die horen bij de ordening van het economisch leven van de mens. De Islamitische Staat brengt de ordening van Islam ten uitvoer. Naleving van de wetten die horen bij deze ordeningen is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de moslims zelf, op basis van hun taqwa. Echter, uiteindelijk is het de Staat die naleving van de wetten garandeert door bij overtreding van de wetten bestraffingen ten uitvoer te brengen. Hiermee voorkomt de Staat dat de mensen relaties aangaan die niet juist zijn voor de samenleving en niet toegestaan zijn door Islam. De Islamitische Staat dient er dus voor te zorgen dat de mensen enkel op de juiste manieren bezit tot stand brengen en niet op methoden die niet zijn toegestaan, zoals door middel van fraude of misleiding. En de Islamitische Staat moet ervoor zorgen dat de mensen hun bezit op de juiste manieren benutten. Dit betekent bijvoorbeeld dat de Staat ervoor dient te zorgen dat de mensen zich niet inlaten met gokken of rente. Dat de welvaart niet opgepot wordt door de mensen. En dat de welvaart niet enkel onder de rijken in de samenleving circuleert. Verder zijn monopolievorming, kartelvorming en prijsafspraken niet toegestaan, en ook dit dient de Staat dus te voorkomen.

De Islamitische Staat heeft tevens de verantwoordelijkheid voor het beheer van de publieke goederen toegewezen gekregen. Ze is daarmee verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat deze feiten ten gunste van de gemeenschap benut worden. Om de delving van bijvoorbeeld de mineralen te realiseren mag de Staat haar eigen machines gebruiken en mensen inhuren om het werk te doen. Maar de Staat mag ook zowel mensen als machines inhuren om dit mogelijk te maken. Maar in geen geval mag de staat de delvingsrechten verkopen. Niemand heeft het recht de mineralen te delven buiten de Staat en de Staat moet dan ook deze activiteit in eigen beheer ondernemen.

De winsten die resulteren uit delving en verkoop van de mineralen, of uit delving, verwerking en verkoop van de mineralen, komen ten gunste van de staatskas, de Bait oel Mal. Deze winsten zijn het voordeel dat resulteert uit de publieke goederen en dienen daarom gebruikt te worden op een manier die de gemeenschap ten goede te komt. De manier waarop de staat deze inkomsten benut is naar haar eigen goeddunken, zolang maar de derde verantwoordelijkheid voor de Islamitische Staat, de zorg voor haar onderdanen en Islam, ermee gediend wordt. Het mag geïnvesteerd worden in de ontwikkeling van andere mijnen of bronnen. Het mag ook verdeeld worden onder de gemeenschap in de vorm van uitkeringen. En het mag op enigerlei andere wijze ingezet worden ten bate van de gemeenschap en Islam, zoals de bouw van scholen, wegen, overige infrastructuur, onderzoek, defensie, enzovoorts.

Slotwoord

Economie in Islam is dus meer dan enkel een verbod op rente. Het is een alomvattend systeem dat voortkomt uit een specifieke kijk op het leven. Dat uitgaat van bepaalde aannames betreffende de mens en de realiteit van het leven. Dat een specifiek doel heeft. En dat voor realisatie van dit doel een eigen methode heeft.

Islam biedt de mens de ruimte zijn creativiteit te benutten en het spoort de mens aan om zijn creativiteit te benutten, door hem de mogelijkheid te geven bezit tot stand te brengen en door hem de mogelijkheid te geven zijn bezit te benutten. Dit is van groot belang daar het uiteindelijk de creativiteit van de mens is die de materiële vooruitgang in het leven doet realiseren. Tegelijkertijd, echter, garandeert Islam een menselijk bestaan voor eenieder. Het is dus een rechtvaardig systeem, omdat het de allocatie van middelen over de samenleving baseert op inspanning en kunde, zonder dat de behoeften van zwakkeren in de samenleving uit het oog verliest. En Islam gaat uit van de realiteit dat economisch handelen relaties realiseert tussen mensen, en dat het daarmee van invloed op de samenleving is. Een samenleving is namelijk meer dan enkel een verzameling individuen, maar een geheel van individuen en relaties. De methoden waarop bezit tot stand gebracht en aangewend mag worden zijn in Islamitische economie daarom op een zodanige wijze geordend dat de belangen van het individu en de belangen van de samenleving behartigd worden. De primaire behoeften van ieder mens in de samenleving worden bevredigd, en tegelijkertijd wordt ervoor gezorgd dat onnatuurlijke relaties van afhankelijkheid en onderdanigheid in de samenleving afwezig zijn.

En derhalve is Islam het enige juiste alternatief.

________________________________________

[1] Overschot: het bezit dat hetgeen nodig is om de behoefte aan voeding, kleding en onderdak te bevredigen, te boven gaat.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button