Da’awa tot Islam is gedefinieerd als het oproepen en uitnodigen tot Islam. De drager van de da’awa tot Islam probeert anderen te doen neigen tot Islam en hij moedigt hem aan in Islam te treden. Hiervoor zijn zowel woorden as handelingen vereist. De woorden van de da’awa drager moeten de juistheid van Islam beargumenteren en de onjuistheid van al het andere waarin mensen geloven. En de daden van de da’awa drager moeten het levende bewijs zijn van hetgeen waartoe hij oproept met zijn woorden. Oftewel, de da’awa drager moet Islam werkelijk en compleet naleven. Hierdoor getuigt hij van zijn eigen overtuiging door Islam. En hierdoor zal hij verheven gedrag vertonen, wat een tastbaar bewijs zal zijn dat Islam werkelijk de juiste richtlijn voor het leven is.
De Koran heeft op verschillende manieren duidelijk gemaakt dat op iedere moslim een plicht rust om zich in te spannen voor deze da’awa tot Islam. De Koran herinnert de mensen eraan dat de Profeet (saw), de beste der mensen en het ultieme voorbeeld voor eenieder, eerst en vooral een drager van da’awa tot Islam was. En de Koran heeft de mensen opgeroepen om te getuigen (sjahada) van Islam; om op te roepen (tabliegh) tot Islam; om te adviseren (nasieha) met Islam; om aan te sporen (tawasi) tot Islam; om blijde tijdingen te geven (tabsjier) aan de mensen indien zij Islam aannemen; om te waarschuwen (indhaar) met Islam; om hetgeen Islam goed heeft verklaard (al ma’aroef) te gebieden; en om hetgeen Islam kwaad heeft verklaard (al moenkar) te verbieden. En dit zijn allen handelingen die horen bij de da’awa tot Islam.
Deze da’awa tot Islam is feitelijk het meest belangrijke op aarde, en iedere moslim moet hiervan doordrongen zijn. De da’wa tot Islam geeft namelijk leven aan de drager van de da’awa zelf, want het is voor het dragen van deze da’awa dat hij geschapen is. En Islam heeft de da’awa tot haar nodig om zich te kunnen verspreiden en om van praktische invloed op de levens van de mensen te kunnen worden.
Het doel van de da’awa tot Islam
Het doel van de da’awa tot Islam is om de mensen allereerst te leiden tot geloof (imaan) in Islam als de enige religie van de Schepper, oftewel het bewustzijn dat Allah (swt) een realiteit is en dat Mohammed (saw) Zijn Boodschapper is. Hierna moeten de mensen tot vroomheid (taqwa) geleid worden, oftewel tot vrees voor Allah (swt) waardoor zij zich haasten tot hetgeen Hem (swt) behaagt en weg zullen blijven van hetgeen Zijn (swt) Toorn opwekt, zoals is duidelijk gemaakt door de Boodschapper van Allah (saw). Het voorbeeld gesteld door de Boodschapper van Allah (saw) bewijst dat om dit te kunnen realiseren meer vereist is dan enkel een oproep tot imaan en taqwa en gedrag waaruit imaan en taqwa blijken.
De prominentie van het bewustzijn dat Allah (swt) een realiteit is en dat Mohammed (saw) Zijn Boodschapper is, oftewel de imaan van een persoon, kan namelijk in kracht fluctueren. Soms is dit bewustzijn sterk in de persoon en dan overheerst in hem het denken aan Allah (swt). En soms is dit bewustzijn zwakker in de persoon en dan overheerst in hem het denken aan dingen anders dan Allah (swt) zoals bijvoorbeeld zijn werk of studie of relaties. Omdat imaan dus kan fluctueren kan ook taqwa fluctueren. Als de imaan sterk is in de persoon en in hem het denken aan Allah (swt) dus overheerst, dan zal de taqwa in hem ook sterk zijn en zal hij zich goed houden aan de geboden en verboden van Allah (swt), de Sjari’a. Maar als de imaan zwak is in de persoon en in hem het denken aan dingen anders dan Allah (swt) overheerst, dan zal de taqwa in hem ook zwak zijn. En dan kan de persoon eenvoudig verleid worden tot ongehoorzaamheid tegenover Allah (swt) en het overtreden van Diens (swt) Sjari’a.
Omdat imaan en taqwa dus kunnen fluctueren is het noodzakelijk om omstandigheden te scheppen die imaan en taqwa doen floreren en die hun tegenstanders ongeloof (koefr) en ongehoorzaamheid (foedjoer) onderdrukken. Daarom kan men vinden dat de Boodschapper van Allah (saw) de mensen niet enkel opriep om imaan en taqwa te hebben, maar dat hij (saw) gelijktijd werkte aan de totstandbrenging van de omstandigheden die imaan en taqwa motiveren.
De Boodschapper van Allah (saw) bezocht de mensen, in hun huizen, op de markten en op alle andere mogelijke plaatsen, om hen te vertellen dat zij door Allah (swt) opgedragen waren enkel Hem (swt) te aanbidden en om niemand aan Hem (swt) gelijk te stellen. Hij nodigde de mensen dus uit tot Islam, tot imaan en taqwa, en hield zich zo aan het gebod van Allah (swt):
“O gij die u omhult! Sta op en waarschuw!” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Moeddaththir 74, vers 1 – 2)
Hiernaast bezocht hij de leiders van de stammen. Eerst die van Qoraiesj in Mekka, maar hierna de stam Thaqief in Ta’if. En ook nog andere stammen wanneer dezen voor Hadj naar Mekka kwamen, zoals Banoe Kinda, Banoe Kalb, Banoe ‘Aamir en Banoe Hanifa. Hij riep hen allen op tot imaan en taqwa, en hij (saw) riep hen op om hemzelf (saw) tot hun leider te nemen, zodat hij (saw) de Wetten van Allah (swt) in hun samenleving ten uitvoer zou kunnen brengen. Oftewel, zodat de Islamitische Staat gevestigd zou worden. Al deze stammen hadden hun eigen redenen om deze oproep te weigeren. Maar na hen kwamen de stammen uit de stad Yathrib, Banoe ‘Auws and Banoe Chazradj. Bij Al ‘Aqaba gaven zij de Boodschapper van Allah (saw) de eed van gehoorzaamheid en trouw (bay’a), zoals is overgeleverd in de verschillende boeken van siera. De Boodschapper van Allah (saw) zei tegen de leiders van Banoe ‘Auws and Banoe Chazradj die hun stammen vertegenwoordigden in Al ‘Aqaba: “Ik nodig jullie uit tot trouw, waaronder jullie me zullen beschermen zoals jullie je vrouwen en kinderen zouden beschermen”. Al Bara’ nam toen de hand van de Boodschapper van Allah (saw) om hem de eed te geven en zei: “Wij geven onze trouw, o Boodschapper van Allah. Bij Allah, wij zijn mensen van oorlog met wapens welke doorgegeven zijn van vader tot zoon”. Terwijl Al Bara’ aan het spreken was onderbrak Aboe al Haytham bin al Tayhan hem en zei: “O Boodschapper van Allah, we hebben banden met de andere mensen (de joden) en als wij deze band met hen verbreken en Allah u de overwinning heeft gegeven, zou u dan terugkeren naar uw mensen en ons verlaten?”. De Boodschapper van Allah (saw) lachte en zei: “Nee, jullie bloed is mijn bloed en wat heilig is voor jullie is heilig voor mij. Ik ben van jullie en jullie zijn van mij. Ik zal vechten tegen diegenen die tegen jullie vechten en vrede hebben met diegenen die vrede hebben met jullie”. Al ‘Abbas bin ‘Oebada onderbrak en zei: “O mensen van Chazraj! Realiseren jullie waar jullie jezelf aan verbinden in het bezweren van steun aan deze man? Het betekent vechten tegen alles en iedereen. Als jullie denken dat als jullie je bezittingen verliezen en jullie edelen zijn vermoord, dat jullie dan hem zullen opgeven, dan doe dit nu want bij Allah! Het zou jullie schaamte in deze wereld brengen en in de volgende als jullie dit later zouden doen. Maar als jullie denken dat jullie loyaal zullen zijn aan jullie onderneming zelfs wanneer jullie je bezittingen verliezen en jullie edelen zijn vermoord, dan neem hem, want bij Allah! Het zal jullie baten in deze wereld en in het Hiernamaals”. Ze zeiden dat ze de Boodschapper van Allah (saw) zouden accepteren onder deze voorwaarden en vroegen daarna: “Wat zit er in voor ons, o Boodschapper van Allah, in ruil voor onze loyaliteit?”. De Boodschapper van Allah (saw) antwoordde zelfverzekerd: “Djenna”. Ze strekten hun handen uit en hij (saw) strekte zijn hand, en ze gaven een eed op hun woord door te zeggen: “We beloven om te gehoorzamen in goedheid en in smart, in tijden van voorspoed en ontbering, en om altijd de waarheid te spreken, en dat in dienst van Allah we de censuur van niemand zullen vrezen”. Nadat ze hun eed hadden afgelegd zei de Boodschapper van Allah (saw): “Breng me twaalf leiders die de leiding hebben over de problemen van mensen”. Ze kwamen met negen van Al Chazradj en drie van Al Auws. Dus zei de Boodschapper van Allah (saw) tegen deze leiders (noeqaba): “Jullie zijn de beschermers van jullie volkeren net zoals de metgezellen van ‘Isa, zoon van Maryam, verantwoordelijk voor hem waren, terwijl ik verantwoordelijk ben voor mijn volk”. Ze gingen daarop terug naar hun bedden en hun karavaan, en toen terug naar Medina. Hierna beval de Boodschapper van Allah (saw) de moslims in Mekka om te emigreren naar Medina in kleine groepen, en zo begonnen ze te migreren. Yathrib werd hierdoor Al Madina al Moenawwara. De plaats waar de Wet van Allah (swt) geïmplementeerd werd, de Islamitische Staat. En de plaats waar de omstandigheden geschapen werden die imaan en taqwa in de mensen deden floreren.
Dit bewijst dat het doel van de da’awa tot Islam moet zijn om imaan en taqwa aan te moedigen in de mensen, en om de omstandigheden te scheppen die imaan en taqwa doen floreren en die koefr en foedjoer onderdrukken.
Het belang van de Islamitische Staat Al Khilafa voor de da’awa tot Islam
Het werk voor vestiging van, en daarna behoud van de Islamitische Staat Al Khilafa is daarmee een kernonderdeel van de da’awa tot Islam. Omdat middels de Islamitische Staat Al Khilafa omstandigheden geschapen worden die imaan en taqwa doen floreren en die koefr en foedjoer onderdrukken. De Islamitische Staat Al Khilafa doet dit ten eerste door imaan en taqwa een praktische toepassing te geven in het leven, en ten tweede door imaan en taqwa te beschermen en aan te moedigen.
De Islamitische Staat Al Khilafa geeft imaan en taqwa een praktische toepassing in het leven van de mensen omdat de Islamitische Staat Al Khilafa de entiteit is die de Wet van Allah (swt) ten uitvoer brengt. Imaan en taqwa floreren hierdoor omdat het de mensen eenvoudig gemaakt wordt om de handelingen te verrichten die overeenstemmen met taqwa, terwijl de handelingen die horen bij foedjoer verboden worden waardoor het de mensen moeilijk wordt gemaakt om zich hiermee in te laten. Daarom zegt Allah (swt):
“En wie niet rechtspreken met wat Allah nedergezonden heeft: zij zijn degen die kwaad doen!” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 45)
De Boodschapper van Allah (saw) zorgde voor de tenuitvoerbrenging van de Wet van Allah (saw) door rechters aan te stellen en hen de opdracht te geven enkel en alleen middels Islam te oordelen. Overgeleverd is dat de Boodschapper van Allah (saw) Moe’adh bin Djebel (ra) naar Jemen stuurde en hem vroeg: “Wat zul je doen als een zaak naar jouw verwezen wordt voor beoordeling?”. Moe’adh zei: “Ik zal oordelen volgens het Boek van Allah (swt)”. De Boodschapper van Allah (saw) vroeg: “Wat als je de oplossing niet vindt in het Boek van Allah (swt)?”. Moe’adh zei: “Dan zal ik oordelen volgens de Soenna van de Boodschapper van Allah (saw)”. De Boodschapper van Allah (saw) vroeg: “En wat als je het niet vindt in de Soenna van de Boodschapper van Allah (saw)?”. Moe’adh zei: “Dan zal ik isjtihaad verrichten en zelf een oordeel tot stand brengen”. De Boodschapper van Allah (saw) klopte Moe’adh op de brost en zei: “Geprezen zij Allah (swt), die de boodschapper van Zijn Profeet heeft geleid naar hetgeen Hem en Zijn Profeet behaagt”. (Aboe Dawoed). Andere rechters aangesteld door de Boodschapper van Allah (saw) waren ondermeer ‘Oemar bin al Chattab (ra), ‘Ali bin Aboe Talib (ra), Zayd bin Thaabit (ra) en Aboe Moesa al Asj’ari (ra). Samen met deze rechters zorgde de Boodschapper van Allah (saw) er dan voor dat overtredingen van de Wet van Allah (swt) bestraft werden, zoals Allah (swt) heeft geopenbaard:
“En de dief en de dievegge: houwt hun handen af…” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 38)
“De ontuchtige vrouw en de ontuchtige man, slaat hen ieder met honderd slagen…” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 2)
“En degenen die eerzame vrouwen beschuldigen (van ontucht) en vervolgens geen vier getuigen brengen: slaat hen met tachtig slagen…” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera An Noer 24, vers 4),
“… en wie onrechtvaardig gedood wordt: Wij hebben zijn erfgenaam een bevoegdheid gegeven…” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Isra 17, vers 33)
“O gij die gelooft, gelijke vergelding (qisaas) inzake doodslag is u voorgeschreven: de vrije man tegen de vrije man, de slaaf tegen de slaaf en de vrouw tegen de vrouw.” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Baqara 2, vers 178)
“Voorwaar, de vergelding van degenen die oorlog voeren tegen Allah en Zijn Boodschapper en (die) naar het zaaien van verderf op aarde streven, is dat zij gedood worden, of gekruisigd worden, of het afhouwen van handen en voeten aan tegenovergestelde kanten, of dat zij uit het land verbannen worden…” (Zie de vertaling van de betekenissen van de Koran, soera Al Maida 5, vers 33)
De Boodschapper van Allah (saw) liet deze Hoedoed-straffen ten uitvoer brengen. Qatada heeft bijvoorbeeld overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (saw) mensen liet slaan met de schors van dadelpalmen en met sandalen voor de misdaad van het drinken van alcohol. (Boechari).
De Boodschapper van Allah (saw) bracht ook de door Allah (swt) voorgeschreven qisaas-straffen (gelijke vergelding) ten uitvoer. In Boechari is overgeleverd dat Ar Roeba’i, de zus van Anas bin an Nadr (ra) en de tante van Anas bin Maalik (ra), de tand had gebroken van een jongedame. De familie van deze jongedame weigerde dit te vergeven en weigerde eveneens compensatiegeld. Ze eisten gelijke vergelding (qisaas). “Men bracht de zaak voor de Boodschapper van Allah (saw), en omdat de familie van de jonge dame qisaas eiste oordeelde hij dat qisaas uitgevoerd moest worden”.
Naast deze bestraffing van misdaad zorgde de Boodschapper van Allah (saw) er ook voor dat de mensen eenvoudig toegang hadden tot de juiste oplossingen voor problemen. De Boodschapper van Allah (saw) organiseerde bijvoorbeeld de inning van de zakaat en de distributie hiervan over de mensen die hier recht op hebben. Hij (saw) benoemde mensen om deze taak op zich te nemen en zij verantwoorden zich en hun handelen tegenover hem (saw). Aboe Mas’oed al Ansari (ra) zei: “De Boodschapper van Allah (saw) benoemde me als inner van de sadaqa (oftewel de zakaat)”. (Aboe Dawoed).
De Islamitische Staat Al Khilafa zorgt er verder voor dat imaan en taqwa beschermd en aangemoedigd worden door onderwijs ter beschikking te stellen aan de mensen. De Boodschapper van Allah (saw) zorgde er ook voor dat de mensen onderwezen werden, zowel in Islam als in de algemene kennis. Anas bin Maalik (ra) heeft overgeleverd dat de Boodschapper van Allah (saw) na zijn aankomst in Al Madina de opdracht gaf om moskeeën te bouwen, waar het gebed verricht kon worden en waar onderwijs gegeven kon worden. (Boechari, Moeslim). Bekend is ook dat na hem (saw) de Choelafa’a (de opvolgers van de Boodschapper van Allah in het regeren over de mensen met Islam, oftewel leiders van de Islamitische Staat) hetzelfde deden. Toen de Islamitische Staat Al Khilafa zich onder hun bewind verder uitbreidde organiseerden zij grote projecten voor de bouw van duizenden moskeeën, zodat iedereen die in contact kwam met Islam de mogelijkheid zou hebben om deze te leren kennen en begrijpen.
Slotwoord
De Islamitische Staat Al Khilafa was dus instrumenteel voor de da’awa tot Islam. De Islamitische Staat Al Khilafa zorgde ervoor dat de imaan en de taqwa van de mensen een praktische betekenis kregen in hun leven. Door de Islamitische Staat werden de mensen namelijk in staat gesteld om te handelen volgens hun imaan en taqwa. Oftewel, ze werden in staat gesteld om de Wet van Allah (swt) te volgen doordat de Islamitische Staat deze ten uitvoer bracht. De Islamitische Staat Al Khilafa zorgde er ook voor dat imaan en taqwa structureel hoog gehouden werden in de mensen, door hen de mogelijkheid te geven Islam te leren kennen en begrijpen. Ten slotte zorgde de Islamitische Staat Al Khilafa er voor dat de mensen in een onverhoopt moment van laag imaan en taqwa toch niet in de fout gingen, door het toegestane (halal) makkelijk realiseerbaar te maken, door het verbodene (haraam) enkel uiterst moeilijk realiseerbaar te maken, en door de mensen middels de dreiging van een bestraffing angst in te boezemen voor de verrichting van de haram.
Degene die de Soenna van de Boodschapper van Allah (saw) op de meest correcte en meest precieze wijze wil navolgen voor wat betreft de da’awa tot Islam is derhalve genoodzaakt zich in te spannen voor de terugkeer van de Islamitische Staat.
Hij moet eerst de mensen oproepen tot imaan, door hen de verstandelijke bewijzen voor het bestaan van Allah (swt) en voor het profeetschap van Mohammed (saw) te presenteren. Dan moet hij hen oproepen tot taqwa, door hen te herinneren aan hetgeen Allah (swt) middels Zijn Boodschapper (saw) voor gewaarschuwd heeft, zijnde de komende Dag des Oordeels , de Hel en het Paradijs. En dan moet hij hen bewegen tot werken voor de terugkeer van de Islamitische Staat Al Khilafa, zodat de omstandigheden geschapen worden die imaan en taqwa een praktische rol geven in het leven van de mensen en die de imaan en de taqwa aanmoedigen in de mensen.