Een van de meest gememoriseerde hoofdstukken uit de Koran is soera al Fiel, omdat het kort is en makkelijk te memoriseren is. Vaak wordt het gereciteerd tijdens onze gebeden en daarom is het extra belangrijk om de betekenissen van hetgeen wij reciteren goed te begrijpen en het achtergrondverhaal goed te kennen. Het is een soera die ons vertelt over ashaboel fiel (de bezitters van olifanten). Het verhaal gaat om een machthebber die Abraha heet en die met een groot leger met olifanten richting Mekka vertrekt, om de Kaaba te vernietigen. Deze gebeurtenis speelt zich af, niet lang voor de geboorte van de Profeet (صلى الله عليه و سلم).
Het is een prachtig verhaal waar ik slechts een klein gedeelte van wil belichten. Namelijk de discussie die plaatsvindt tussen deze Abraha en de grootvader van onze Profeet (صلى الله عليه و سلم), Abdoel Moettalib. Toen Abraha met zijn enorme leger in de omgeving van Mekka arriveerde, veroverde hij 200 kamelen die onder de hoede vielen van de grootvader van de Profeet (صلى الله عليه و سلم), Abdoel Moettalib. Zo valt er in de tafsier van ibn Kathier te lezen dat Abraha een decreet uitstuurde naar de inwoners van Mekka, dat hij niet uit is op bloedvergiet, maar dat hij enkel de Kaaba wil vernietigen. Hierop komt Abdoel Moettalib – die tevens ook de leider is van Mekka – naar Abraha toe.
Abdoel Moettalib, wiens genen door zijn gegeven aan de beste der scheppingen Mohammed (صلى الله عليه و سلم), was een uiterst opvallende verschijning. Hij was lang en goed gebouwd, zag er erg goed uit en had een sterke persoonlijkheid. Toen Abraha hem zag, was hij direct onder de indruk van zijn voorkomen en stapte spontaan van zijn troon af om plaats te nemen naast Abdoel Moettalib, terwijl dit zeker geen gewoonte was voor iemand in zijn positie. Hij vroeg aan Abdoel Moettalib wat hij te zeggen had. Hierop antwoordde Abdoel Moettalib dat hij zijn kamelen terug wilde hebben.
Abraha was verbaasd toen hij dit hoorde en zei met een denigrerende toon: “Toen ik je voor het eerst zag, dacht ik dat ik te maken had met een gerespecteerde en eerbare man, maar bij het vallen van de eerste woorden uit je mond, heb ik me bedacht. Ik ben gekomen om jullie Kaaba te vernietigen en jij bent bezorgd over jouw kamelen?
Abdoel Moettalib reageerde terug met wijsheid en zei: “Ik ben de bezitter van deze kamelen en zij zijn mijn zorg; maar de Bezitter van de Kaaba is Allah en Hij zal het verdedigen”
En hoe het afliep met Abraha en zijn leger weet iedereen. Zoals de grootvader van de Boodschapper van Allah (صلى الله عليه و سلم) dit goed verwoord had, zou Allah swt de Kaaba beschermen. Allah swt stuurde een zwerm zwaluwen op hen af met kleine steentjes in hun klauwen, die ze lieten vallen op het leger van Abraha. Het machtige leger van Abraha met een manschap van 60.000 soldaten werd vernietigd door kleine vogeltjes, die kleine steentjes gooiden.
Zelfs Abdoel Moettalib die niet vereerd was met Islam, begreep dat Allah swt de Bezitter is van alles en dat macht, succes en overwinning enkel van Hem swt komt.
Dit is een les die we als moslims nooit en te nimmer mogen vergeten. Hoe uitzichtloos onze situatie er van tijd tot tijd ook uitziet, weet dat Hij swt de enige bron van Macht is en dat Hij swt de zaken met Zijn Wil in ons voordeel kan laten draaien.
Het is overgeleverd door Abdoellah ibn Oemar (ra) dat de Boodschapper van Allah (صلى الله عليه و سلم) tawaaf aan het verrichten was rond de Kaaba, zeggende: “Hoe prachtig je ook bent, hoe lekker je ook moge ruiken! Hoe uitmuntend je ook bent en hoe groot jouw heiligheid ook is! Ik zweer in wiens Hand de ziel van Mohammed is, de heiligheid van een gelovige, zijn rijkdom en zijn bloed, is groter in de ogen van Allah dan jouw heiligheid, en wij denken over hem niets anders dan het goede”. (Ibn Madjah)
De Bezitter van de Kaaba, die de Kaaba heeft beschermd, zal zeker Zijn dienaren helpen en de Oemma uit deze benarde situatie bevrijden, door Zijn Hulp en Overwinning te schenken. Dit is slechts een kwestie van tijd, het zal zeker komen. Tot die tijd beproeft Hij swt ons hoe oprecht we zijn in Zijn Religie en hoe oprecht we zijn in Zijn dawah.